Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een ontnemingsbeslissing genomen in een strafzaak waarbij de veroordeelde is aangeklaagd voor het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 264.987,55 bedraagt. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie, die een bedrag van € 358.426,-- had gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat het door de veroordeelde en haar medeverdachte, [medeverdachte], behaalde voordeel niet volledig kon worden verklaard door legale inkomsten.
De procedure omvatte openbare terechtzittingen op 20 december 2022 en 10 januari 2023, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door haar raadsman, mr. W.R. Smeets. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en de argumenten van de verdediging in overweging genomen. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende grond was voor de ontnemingsvordering.
De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van een rapport van een opsporingsambtenaar en de beschikbare bewijsstukken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde en haar medeverdachte de uitgaven enkel hebben kunnen doen met geld dat zij door middel van strafbare feiten tot hun beschikking hadden. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag van € 264.987,55, met de mogelijkheid van gijzeling indien niet aan deze verplichting wordt voldaan.