2.15.De rechtbank heeft vertrouwen dat er bij Jugendamt oog is voor het welzijn van
[het kind] , zoals zich dat aan de oppervlakte openbaart en dat Jugendamt daarop passende hulp heeft ingezet, maar zoals gezegd acht de rechtbank een diepgaand forensisch psychologisch onderzoek naar wat aan de oorsprong van alle problematiek en de trauma’s van [het kind] ligt in haar belang, zeker nu de standpunten van de vader en de moeder lijnrecht tegenover elkaar staan. Evenals de Raad en deskundige
[GZ-medewerker] heeft de rechtbank zorgen over de waarde die wordt gehecht aan de wil van [het kind] , juist omdat niet gedegen is onderzocht of [het kind] haar eigen mening wel kan vormen en waar die mening vandaan komt. De rechtbank heeft op vele manieren geprobeerd de tegenwerking van moeder, de starheid van vader en de problemen die zijn ontstaan door het werken met twee rechtssystemen op te lossen, maar moet helaas constateren dat dit niet is gelukt. De rechtbank ziet, mede vanwege de mogelijke overdracht aan Duitsland, reden kort de gang van zaken sinds de start van de procedure op een rijtje te zetten. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank logischerwijs de conclusie dat de mogelijkheden bij deze rechtbank zijn uitgeput en dat het slechts te hopen is dat de Duitse rechter wel grip krijgt op de situatie en kan inzetten op dat wat voor [het kind] zo noodzakelijk is.
Processtukken
Overwegingen en beslissingen rechtbank
C/08/234835/ FA RK 19-1665
Processtuk nr. 6 ingebracht door mr. Hermans op 9/3/20,
proces-verbaal van 5 september 2019 in voornoemde zaak.
Verzoek moeder om vervangende toestemming (ipv vader) te verlenen voor de verhuizing met [het kind] naar [woonplaats 2] (Duitsland)
Partijen hebben
volledige overeenstemmingbereikt en zijn ter beëindiging van hun geschil o.m. overeengekomen:
- Speltherapie in [woonplaats 1] (Nederland) wordt voortgezet zolang de therapeute dat nodig acht;
- Forumkeuze voor de Nederlandse rechter en toepassing Nederlands recht;
- [het kind] blijft op de [school] in [woonplaats 1] (Nederland) tenzij ouders gezamenlijk een andere school kiezen;
- Ouders bepalen in overleg met de therapeut welke omgangsregeling na afronding van de speltherapie in het belang van [het kind] is, waarbij het de intentie van vader is om tot uitbreiding te komen en de intentie van moeder om tot minder wisselmomenten te komen.
26 februari 2020
Bron: Nederlandse vertaling van brief Jugendamt van 27/10/20 (bijlage bij brief Raad voor de Kinderbescherming van 3 november 2020) hierna: brief Jugendamt
27 februari 2020 (tijdlijn Caritas)
Bron: Tijdlijn onderzoek Caritas, bijlage 1 bij een brief van
mr. Ter Brake van 28 juni 2021. hierna: tijdlijn Caritas
28 februari 2020 (
tijdlijn Caritas)
2 maart 2020 (
tijdlijn Caritas)
6 maart 2020 tot 13 maart 2020
(tijdlijn Caritas)
15 maart 2020 tot 25 maart 2020 (
tijdlijn Caritas)
17 maart 2020 (
brief Jugendamt)
25 maart 2020 (
brief Jugendamt)
18 april 2020 (
tijdlijn Caritas)
24 april 2020 (
brief Jugendamt)
Moeder bezoekt Jugendamt op 26.02.20 voor de eerste keer voor advies en vertelt dat zij in het belang van haar kind een gevaar ziet omdat de vader van het kind niet akkoord gaat met een voortzetting van de psychologische behandeling. Moeder veronderstelde dat de vader van het kind zich zorgen maakte dat zijn negatieve invloed op [het kind] duidelijk kon worden door verdere verlening van psychologische zorg. Omdat moeder door haar zwangerschap beperkt is en de lange reis voor [het kind] en moeder extra stress met zich meebrengt, wil zij [het kind] graag inschrijven op een Duitse school. (…) Bovendien was moeder erg bang voor de vader van [het kind] , omdat hij haar in het verleden had mishandeld. Door een verandering van school zou er slechts beperkt contact zijn tussen [het kind] en haar vader, zodat moeder minder zorgen zou hebben dat de vader van het kind ook voor [het kind] een bedreiging kon zijn. Vanuit pedagogisch oogpunt kon Jugendamt deze stap begrijpen.
Laatste bezoek van [het kind] aan vader in [woonplaats 1] . Daarna wordt de zorg- en contactregeling tussen vader en [het kind] door moeder eenzijdig beëindigd.
Moeder haalt [het kind] - zonder overleg met vader - van de [school] in [woonplaats 1] .
[het kind] start op een basisschool in [woonplaats 2] .
[het kind] wordt opgenomen in de Christophoruskliniek.
(Noch vader, noch de rechtbank zijn hiervan op de hoogte gesteld door moeder).
Moeder is in deze periode hoogzwanger van haar derde kind en wordt vanwege stressklachten vier weken in een ziekenhuis opgenomen. Omdat school vanwege Covid gesloten is, verblijft [het kind] 10 dagen bij opa en oma (mz) in Zuid-Duitsland. Ze is ook een paar dagen bij haar peetoom, de broer van moeder. [het kind] vertelt grootouders over het ‘seksuele geweld’ door vader. Hierover zijn aantekeningen gemaakt met de grootvader, [de grootvader] .
(Raadsrapport van 8 november 2022: deskundige [GZ-medewerker] heeft diverse appberichten in haar bezit, waarin expliciete seksuele handelingen worden beschreven, geschreven door, gezien het taalgebruik, een ouder persoon dan de destijds 8-jarige [het kind]).
Moeder wendt zich tot de Christophoruskliniek en de politie in [plaatsnaam] wegens verdenking van seksueel misbruik van haar dochter [het kind] .
Moeder neemt contact op met (Jugendamt) om deze te informeren over de actuele informatie. Haar was ter ore gekomen dat vader op zoek was naar [het kind] en daarom had ze haar in veiligheid gebracht nadat [het kind] melding had gedaan van een seksueel misbruik zijdens haar vader.
Geboorte halfbroertje [kind 2] .
Huisbezoek door Jugendamt bij [het kind] . [het kind] bevestigt in dit gesprek dat er “slechte” gebeurtenissen hebben plaatsgevonden met haar vader, dat hij met haar “slechte dingen” heeft gedaan en dat ze bang is om hem weer te ontmoeten.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 13 mei 2020
Verzoek van vader van 10 maart 2020 om te bepalen dat:
Primair
- [het kind] haar hoofdverblijfplaats bij vader zal hebben en waarbij er een zorg- en contactregeling wordt vastgelegd (…);
- dat [het kind] op straffe van een dwangsom per direct weer naar de [school] in [woonplaats 1] zal gaan.
Subsidiair
- dat er een zorg- en contactregeling wordt vastgelegd tussen vader en [het kind] (…);
- te bepalen op straffe van een dwangsom per direct weer naar de [school] in [woonplaats 1] zal gaan.
r.o. 6.3 t/m 6.11
De rechtbank is van oordeel dat [het kind] op het moment van het indienen van het verzoekschrift haar gewone verblijfplaats in Nederland had en acht zich ex artikel 8 lid 1 Brussel II-bis Verordening (hierna: Brussel II-bis) internationaal bevoegd;
Omdat de zaak nog niet inhoudelijk is behandeld en het de rechtbank nog geenszins duidelijk is of Duitse instanties betrokken zijn, ziet de rechtbank thans
geenaanleiding de zaak ex artikel 15 Brussel II-bis te verwijzen naar de Duitse rechter.
De rechtbank, alvorens verder te beslissen:
- verklaart de Nederlandse rechter internationaal bevoegd tot kennisneming van de verzoeken van de vader ex artikel 8 lid 1 Brussel II-bis;
- geeft de Raad voor de Kinderbescherming (
gelet op de ernst van de zorgen en de urgentie om hier duidelijkheid over te krijgen) de opdracht en de regiebevoegdheid om [het kind] te horen en verzoekt de Raad daartoe uiterlijk 25 mei 2020 een verslag van het gesprek in te dienen, dan wel bericht dat en waarom een gesprek niet is gelukt;
- houdt iedere verdere beslissing aan tot de mondelinge behandeling op 26 mei 2020.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 2 juni 2020
Ingekomen: beknopt verslag van de Raad van 25 mei 2020
r.o. 3.2
Verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden hebben aangegeven dat zij geen verwijzing naar de rechtbank Den Haag wensen (art. 270 lid 1 laatste zin Rv). De rechtbank acht zich daarom ook relatief bevoegd en zal de behandeling van de verzoeken aan zich houden.
r.o. 3.3 en 3.4
De rechtbank acht zich nog steeds onvoldoende ingelicht. De inhoud van het beknopte verslag van de Raad maakt dat de zorgen rondom [het kind] en de urgentie hierover duidelijkheid te verkrijgen, zijn toegenomen in plaats van afgenomen.
Tot op heden heeft de rechtbank van de zijde van moeder (ook) geen nadere (verifieerbare) informatie ontvangen over de gezondheidstoestand, verblijfplaats en veiligheid van [het kind] . (…)
De rechtbank, alvorens verder te beslissen:
- geeft de Raad opdracht bij het (Duitse) Jugendamt te informeren naar de betrokkenheid en bevindingen van Jugendamt met betrekking tot [het kind] en de rechtbank en partijen daar uiterlijk op 22 juni 2020 schriftelijk over te informeren.
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Proces-verbaal mondelinge behandeling ter zitting
22 juni 2020.
Moeder verklaart op 22 juni 2020 tegenover de rechtbank dat, op basis van wat [het kind] haar heeft verteld, haar conclusie is dat er sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag door vader jegens [het kind] .
Juni 2020
(beschikking 12 mei 2021, r.o. 2.4)
Jugendamt neemt voor het eerst contact op met vader, maar vader reageert niet.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 16 juli 2020
Moeder voert verweer en verzoekt de rechtbank op
22 juni 2020 te bepalen dat:
- De zorg- en contactregeling tussen vader en [het kind] met onmiddellijke ingang wordt opgeschort, al dan niet na (aanvullend) onderzoek door de Raad, voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek (…);
- Vervangende toestemming wordt verleend om [het kind] per direct in te schrijven op de school in Duitsland waar ze nu al naar toe gaat;
- (voorlopig) vervangende toestemming wordt verleend voor iedere medische behandeling die voor [het kind] noodzakelijk is, althans voor behandeling bij de psychotherapeute (…).
r.o. 4.10
Dat [het kind] de afgelopen periode veel heeft meegemaakt, is voor de rechtbank voldoende duidelijk. Haar hele leven staat op de kop; zij heeft gesproken met de kinderarts, is halsoverkop en zonder afscheid te nemen van een Nederlandse naar een Duitse school gegaan, [het kind] heeft gesproken met de (Duitse) politie, heeft na dit gesprek volgens moeder een zenuwinzinking gehad en is in verband hiermee een week opgenomen geweest in een Duits ziekenhuis. [het kind] zegt volgens moeder dat zij bang is voor haar vader. Ook heeft [het kind] meerdere gesprekken moeten voeren: met Jugendamt, met de psychotherapeute en door laatst genoemde is zij ook gediagnostiseerd. Ook heeft [het kind] moeten ervaren dat haar moeder enkele keren in het ziekenhuis is opgenomen vanwege stressklachten en is haar moeder (onlangs) bevallen.
r.o. 4.16
Concluderend is het voor de rechtbank onduidelijk wat de reden is voor het gedrag van [het kind] . Dit zou verband kunnen houden met de beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag maar zou ook kunnen liggen in de opvoedsituatie van [het kind] bij moeder en de strijd tussen ouders.
De rechtbank:
- verbiedt tijdelijk, totdat de rechtbank nader beslist, contact tussen vader en [het kind] ;
- bepaalt dat moeder ervoor zorg dient te dragen dat [het kind] per direct weer naar de [school] in [woonplaats 1] gaat, (…) zulks op straffe van een dwangsom met een maximum van € 25.000,-;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het verzoek van moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om [het kind] per direct in te schrijven op de school in Duitsland waar zij naar toe ging;
- wijst af het verzoek van moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor iedere medische behandeling die voor [het kind] noodzakelijk is
(immers, te ruim geformuleerd, r.o. 4.34), dan wel voor de behandeling bij de psychotherapeute
(immers, ouders moeten eerst in overleg, r.o. 4.38);
- benoemt tot deskundige [GZ-medewerker] , orthopedagoog/GZ-psycholoog/NIFP-deskundige en Bijzondere Curator, werkzaam bij [instelling] , en beveelt een onderzoek ter beantwoording van door de rechtbank geformuleerde vragen en waar nodig een psychologisch of persoonlijkheidsonderzoek te verrichten bij [het kind] en/of (één van) beide ouder(s). verzoekt de deskundige binnen 3 maanden te rapporteren;
- verzoekt de Raad schriftelijk een update te geven uiterlijk op 3 november 2020, waarna op
10 november 2020 de mondelinge behandeling zal worden voortgezet.
5 november 2020
Brief deskundige [GZ-medewerker] van 6 november 2020 aan de rechtbank.
De dag voor het in overleg met moeder geplande kennismakingsgesprek met [het kind] bij moeder thuis mailt moeder de deskundige dat de afspraak niet doorgaat. [het kind] blijkt dan al 5 weken in de Christophoruskliniek te verblijven.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 23 december 2020
Moeder verzoekt de rechtbank te bepalen dat:
- de Duitse rechter te verzoeken ex artikel 15 Brussel II-bis de bevoegdheid uit te oefenen en de zaak volledig naar dat gerecht te verwijzen.
- de zorg- en contactregeling tussen vader en [het kind] opgeschort blijft, al dan niet na (aanvullend) onderzoek, totdat zij de mogelijkheid heeft gehad aan haar trauma’s te werken en een betrokken arts/therapeut aangeeft dat contact met vader in haar belang is, dan wel dat dit onderzocht kan worden (…).
Vader verzoekt de rechtbank:
- de zelfstandige verzoeken van moeder af te wijzen en persisteert bij zijn inleidend verzoek. Subsidiair verzoekt vader de rechtbank de deskundige [GZ-medewerker] te vervangen door één van de drie door moeder voorgestelde deskundigen (Sterk, Haveman of Van Engers) zodat in elk geval antwoord kan worden gegeven op de vragen die bij vader spelen ten aanzien van [het kind] . Hangende dit onderzoek wenst vader contact tussen vader en [het kind] , waarbij vader kan instemmen met begeleid contact.
r.o. 4.2
De rechtbank heeft de afgelopen maanden herhaaldelijk getracht via moeder, via de Raad en via Jugendamt op objectieve wijze helderheid te verkrijgen over de toestand van [het kind] . Dat is niet, of in ieder geval onvoldoende gelukt.
r.o. 4.9
Om in het belang van [het kind] verdere vertraging te voorkomen, zal de rechtbank, in afwachting van de uitspraak in hoger beroep van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – op grond van de EU-bewijsverordening – ter beantwoording vragen voorleggen aan de Christophoruskliniek in [plaatsnaam] , Jugendamt, de bevoegde rechtbank in Duitsland en het (Duitse) Openbaar Ministerie.
De rechtbank:
- wijst af het (herhaalde) verzoek van moeder om de zaak ex artikel 15 Brussel II-bis gedeeltelijk of volledig over te dragen aan de Duitse rechter;
- wijst af het verzoek van vader om in plaats van [GZ-medewerker] , één van de drie door moeder genoemde deskundigen te benoemen;
- wijst af het verzoek van vader om hangende het onderzoek (al dan niet begeleide) omgang tussen hem en [het kind] te hervatten;
- houdt in afwachting van de op grond van de EU-bewijsverordening door de rechtbank op te vragen informatie, iedere verdere beslissing aan tot 15 maart 2021;
- verzoekt de deskundige [GZ-medewerker] uiterlijk op 2 maart 2021 schriftelijk een update te geven van haar bevindingen met betrekking tot de eerder verleende opdracht.
17 maart 2021
Gesprek [het kind] met Duitse rechter (in aanwezigheid van een van de Nederlandse rechters)
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 29 maart 2021
Ingekomen informatie:
Tussenrapportage [GZ-medewerker]:
- Het is de deskundige niet gelukt om direct of indirect contact met [het kind] te krijgen;
- De deskundige is er niet in geslaagd om moeder te onderzoeken omdat moeder niet (verder) met de deskundige wil spreken omdat zij haar gezin niet wenst te belasten.
Ambtsgericht [woonplaats 2]
:
- [het kind] zal op 17 maart 2021, om 9.45 uur worden gehoord door een Duitse rechter, indien gewenst in aanwezigheid van een Nederlandse rechter.
r.o. 2.2
De rechtbank stelt vast dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beschikkingen van 29 december 2020 de beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2020 ten aanzien van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijk recht heeft bekrachtigd en de verzoeken van de moeder, tot schorsing van de beslissing omtrent de school en daarbij te bepalen dat geen dwangsommen zijn verbeurd en het voorlopig verlenen van vervangende toestemming voor de behandeling van [het kind] bij de psychotherapeute M. Garske-Sieweke, heeft afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep zal plaatsvinden op 19 maart 2021.
r.o. 2.3
Uit de tussenrapportage en de mondelinge toelichting van deskundige [GZ-medewerker] leidt de rechtbank af dat de deskundige er tot dusverre niet in is geslaagd om direct of indirect contact met [het kind] te krijgen teneinde op objectieve wijze duidelijkheid te verkrijgen over hoe het op dit moment met [het kind] gaat.
De rechtbank:
- houdt in afwachting van op grond van de
EU-bewijsverordening door de rechtbank opgevraagde informatie, alsmede nadere informatie vanuit onderzoek [GZ-medewerker] , iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve beslissing over de zorg- en contactregeling aan tot 14 april 2021;
- verzoekt de deskundige [GZ-medewerker] uiterlijk op 9 april 2021 schriftelijk een update te geven.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 12 mei 2021
Ingekomen onder meer:
- proces-verbaal kindgesprek van Ambtsgericht [woonplaats 2] op 17 maart 2021 (
nietverstrekt aan partijen).
- beschikking Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 april 2021 (200.284.455)
Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep ten aanzien van de benoeming van de deskundige
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 16 juli 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover de rechtbank heeft bepaald:
- dat de moeder ervoor dient zorg te dragen dat [het kind] per direct weer naar [school] in [woonplaats 1] gaat, op straffe van dwangsom van maximaal € 25.000,--;
- dat het verzoek om vervangende toestemming om [het kind] per direct in te schrijven op de school in Duitsland waar [het kind] naar toe ging wordt afgewezen;
- dat het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de behandeling bij psychotherapeute Garske-Sieweke en eventueel benodigde aanvullende of vervolgbehandelingen wordt afgewezen;
- wijst af het meer of anders door moeder verzochte;
In het incidenteel hoger beroep:
- verzoekt de Raad een nader onderzoek in te (doen) stellen als omschreven en daarover uiterlijk op 8 juli 2021 te rapporteren;
- bepaalt dat het onderzoek door de Raad zal worden verricht onder leiding van een tot raadsheer-commissaris benoemd lid van het Hof.
r.o. 2.3
Uit de tussenrapportage en de mondelinge toelichting van deskundige [GZ-medewerker] leidt de rechtbank af dat het persoonlijkheidsonderzoek met vader is afgerond en er geen belangwekkende en/of heftige zorgen uit deze informatie naar voren zijn gekomen. Moeder heeft de deskundige, na herhaalde pogingen van de deskundige contact met haar te krijgen, per mail laten weten dat zij van 20 maart 2021 tot 11 april 2021 met vakantie is. Verdere pogingen van de deskundige om (telefonisch) contact te krijgen met moeder zijn niet succesvol geweest.
Tegen alle afspraken in is ook de instemmingsverklaring nimmer door moeder ondertekend en geretourneerd. Ook is namens de Duitse school van [het kind] tot dusverre niet gereageerd op een mailbericht en voicemailbericht van de deskundige.
r.o. 2.4
Uit door het Amtsgericht [woonplaats 2] over gelegde informatie van het Duitse Jugendamt blijkt onder meer dat inmiddels ‘sociaal pedagogische gezinshulp’ is opgestart in het gezin van [het kind] , zijnde een intensieve vorm van hulp bij de opvoeding. Ook is een ‘sociaal pedagogische clearing’ gestart (clearing onderzoek) dat bedoeld is om in een periode van ongeveer twaalf weken (tot eind mei 2021) probleemsituaties en moeilijkheden binnen het gezin vast te stellen en een verandering hiervan te bewerkstelligen en om resources te activeren. Crises en belastingen van het gezin moeten hierbij overwonnen worden en er moet geschikte hulp voor het gezin of voor bepaalde gezinsleden worden bereikt. Deskundigen van Jugendamt hebben hiertoe op vaste wekelijkse tijdstippen een afspraak met het gezin, ook bij het gezin thuis. Daarbij is het noodzakelijk dat andere relevante contactpersonen, zoals de vader van het kind en instanties zoals school en artsen, worden betrokken. Het Jugendamt heeft geprobeerd hiertoe in juni 2020 contact op te nemen met vader, maar vader heeft niet gereageerd.
r.o. 2.5
Voorts leidt de rechtbank uit de informatie van het Amtsgericht [woonplaats 2] af dat het Duitse Openbaar Ministerie heeft verklaard dat een in Duitsland ten laste van vader ingesteld strafrechtelijk onderzoek vanwege verdenking van ernstig seksueel misbruik van kinderen is overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten en daar wegens onvoldoende verdenking is geseponeerd. Vanwege de overdracht van de procedure aan Nederland is, ingevolge het Duitse Wetboek van Strafvordering, ook de Duitse zaak geseponeerd.
r.o. 2.6
Uit de brief die vader tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgelezen en die nadien als processtuk is overgelegd komt – zakelijk weergegeven – naar voren dat vader zich na anderhalf jaar procederen realiseert dat hoe langer het contactverlies duurt, hoe moeilijker contactherstel is. Vader verzoekt daarom om een eindbeslissing en benadrukt dat hij niet strijd tegen iemand, maar voor het recht van [het kind] op bescherming van haar geestelijke welzijn én op contact met beide ouders. [het kind] moet volgens vader beschermd worden tegen opgedrongen waanideeën over haar eigen geschiedenis, zichzelf en over haar vader. Ze heeft het recht om te blijven ervaren dat ze een vader heeft die om haar geeft en van haar houdt, haar beschermt en wil steunen in haar opgroeien en ontwikkeling.
De rechtbank:
- houdt in afwachting van het rapport van deskundige [GZ-medewerker] iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats en definitieve beslissing over de zorg- en contactregeling aan tot 29 juni 2021;
- roept op om als informant te worden gehoord: Jugendamt [woonplaats 2] (in de persoon van [medewerker Jugendambt] of een van haar collega’s), waarbij de rechtbank zal zorgdragen voor een tolk in de Duitse taal;
- verzoekt de deskundige uiterlijk 1 juni 2021 schriftelijk haar bevindingen te verstrekken m.b.t. de eerder verleende opdracht;
- draagt moeder op uiterlijk een week voor de voortgezette behandeling de resultaten van het clearing onderzoek van Jugendamt in het geding te brengen.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 29 juli 2021
Ingekomen onder meer:
- Forensisch psychologisch onderzoek (over vader) van 3 mei 2021 door deskundige
[GZ-medewerker] .
De deskundige heeft zich bereid verklaard het onderzoek van [het kind] op een door Jugendamt te bepalen locatie in [woonplaats 2] (Duitsland) te laten plaatvinden. Met betrekking tot onderzoek van moeder staat deskundige welwillend tegenover een eventuele samenwerking met een door haar aan te wijzen Duitse deskundige.
- Een Nederlandse vertaling van de door de rechtbank ontvangen ontslagbrief van 13 maart 2020 van de Christophorus Kinder- en jeugdkliniek [plaatsnaam] betreffende [het kind] .
De rechtbank:
- benoemt opnieuw tot deskundige [GZ-medewerker] ;
- gelast heropening van het onderzoek van [het kind] en verzoekt de deskundige conform de door de rechtbank in de beschikking van 16 juli 2020 geformuleerde voorwaarden en vragen, op een door Jugendamt te bepalen locatie in [woonplaats 2] (Duitsland) of omgeving, waarbij de rechtbank Jugendamt opdraagt alles in het werk te stellen om dit mogelijk te maken;
- gelast heropening van het onderzoek van moeder, waarbij de rechtbank Jugendamt opdraagt te bevorderen dat moeder zich (nader) laat onderzoeken door de deskundige [GZ-medewerker] of een door [GZ-medewerker] aan te wijzen Duitse deskundige die bereid is onder regie van [GZ-medewerker] de samenwerking aan te gaan;
- verzoekt de deskundige
– kort gezegd -zo spoedig mogelijk aan te vangen met het onderzoek van zowel [het kind] als moeder en uiterlijk binnen drie maanden te rapporteren;
- bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken en medewerking dienen te verlenen indien de deskundige daarom verzoekt;
- draagt de Raad op het raadsonderzoek dat zij in opdracht van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitvoert uit te breiden naar de meest wenselijke hoofdverblijfplaats voor [het kind] en verzoekt de Raad het rapport uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen datum van de voortgezette mondelinge behandeling in te brengen;
- houdt in afwachting van het rapport door de deskundige [GZ-medewerker] betreffende [het kind] en door haar of een Duitse deskundige over moeder op te maken rapport, alsmede in afwachting van het raadsrapport, iedere verdere beslissing aan.
Datum: 22 oktober 2021
[het kind] wordt opnieuw opgenomen in de Christophoruskliniek. Vader is wederom niet geïnformeerd.
C/08/245021/ FA RK 20-547
Beschikking van 21 maart 2022
Ingekomen onder meer:
- Forensisch psychologisch onderzoek betreffende vader van 3 mei 2021 (aangevuld op 28 februari 2022).
- Forensisch psychologisch onderzoek betreffende moeder van 24/2/22.
- Forensisch psychologisch onderzoek betreffende [het kind] van 24/2/22.
- brief Raad voor de Kinderbescherming 1/12/21.
- Brief van Jugendamt [woonplaats 2] van 1/3/22.
- Handgeschreven brief van [het kind] .
r.o. 2.38 en 2.39
De rechtbank concludeert dat een voorlopige regeling als stip op de horizon in deze beschikking moet worden vastgelegd. De rechtbank zal daarom een voorlopige zorg- en contactregeling vaststellen, waarbij over tien maanden een eerste vorm van begeleid contact tussen vader en [het kind] heeft plaatsgevonden. Om tot deze regeling te komen wordt de regie in handen van Jugendamt [woonplaats 2] gelegd. Jugendamt zal de benodigde stappen moeten nemen om tot dit einddoel te komen, onder meer door het neutraal plaatsen van [het kind] . Dit alles staat en valt met de medewerking van beide ouders. Tijdens de mondelinge behandeling is door Jugendamt gesteld dat zij, indien ouders aan de neutrale plaatsing niet meewerken, genoodzaakt is gerechtelijke procedures in Duitsland te beginnen.
Jugendamt wordt opgedragen om over tien maanden te rapporteren wat zij tot dan toe heeft ondernomen om het voorgaande te bewerkstelligen en hoe dit is verlopen.
Indien zou blijken dat de omgang tussen vader en [het kind] echt niet tot de mogelijkheden behoort, dan gaat de rechtbank ervan uit dat Jugendamt dit met een deugdelijke onderbouwing
eerderrapporteert dan over tien maanden. Mocht dit te wijten zijn aan de nog steeds onvoldoende meewerkende houding van moeder en in Duitsland evenmin overgegaan wordt tot de noodzakelijk bevonden neutrale plaatsing, hecht de rechtbank er aan de regie over de verblijfplaats van [het kind] te behouden door het verzoek wijziging hoofdverblijfplaats aan te houden.
De rechtbank:
- wijzigt de beschikking van 16 juli 2020 en stelt als voorlopige zorg- en contactregeling vast dat over tien maanden een eerste vorm van begeleid contact tussen vader en [het kind] heeft plaatsgevonden, waarbij de regie voor de uitvoering wordt overgelaten aan Jugendamt;
- verzoekt Jugendamt [woonplaats 2] om uiterlijk op
21 januari 2023 aan de rechtbank te rapporteren wat zij tot dan toe heeft gedaan om het voorgaande te bewerkstelligen en hoe dit is verlopen;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- geeft het Certificaat betreffende het omgangsrecht af dat als Bijlage III aan de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 is gehecht en hecht dat aan deze beschikking;
- draagt de griffier op een Duitse vertaling van deze beschikking naar Jugendamt te sturen;
- draagt de Raad voor de Kinderbescherming op schriftelijk een update te geven van de bevindingen met betrekking tot de eerder verleende opdracht naar de meest wenselijke hoofdverblijfplaats voor [het kind] en de meest wenselijke zorg- en contactregeling en verzoekt de Raad om het rapport uiterlijk twee weken voor de voortgezette behandeling naar de rechtbank en partijen te sturen;
- houdt in afwachting van het rapport van Jugendamt [woonplaats 2] , alsmede in afwachting van het raadsrapport iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve beslissing over de zorg- en contactregeling aan tot aan de voortgezette mondelinge behandeling op 21 februari 2023.
Datum: 17 november 2022
Verzoek Raad voor de Kinderbescherming om een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [het kind] in Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie Karakter voor de duur van 3 maanden van [het kind] .
13 december 2022 (extra mondelinge behandeling)
Vanwege de verzoeken van de Raad om een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing van [het kind] voor de duur van drie maanden is - op een zo kort mogelijke termijn - een extra mondelinge behandeling bepaald op
13 december 2022, waarbij de onderhavige zaak en de verzoeken van de Raad gelijktijdig zijn behandeld.
C/08/245021/ FA RK 20-547
en C/08/288553/JE RK 22/2057 (verzoek Raad)
Beschikking van 3 februari 2023
Ingekomen onder meer:
- een handgeschreven brief van [het kind] van 22 maart 2022, ingekomen op 15 november 2022;
- een Nederlandse vertaling van het rapport van Jugendamt van 28 september 2022;
- een rapport van de Raad van 8 november 2022, ingekomen op 17 november 2022;
- een verzoekschrift van de Raad van 17 november 2022 om een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [het kind] .
r.o. 2.2 t/m 2.5
De rechtbank ziet zich na de beschikking van 21 maart 2022 gesteld voor uitvoeringsproblemen in Duitsland van door de Nederlandse rechter inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid gegeven beslissingen. In die beschikking heeft de rechtbank uitgebreid overwogen dat om de oorzaak van de stress- en angststoornis bij [het kind] te kunnen ontrafelen, de rechtbank het noodzakelijk acht dat zij op een neutrale plek behandeld wordt. Kortheidshalve verwijst de rechtbank hierbij naar de rechtsoverwegingen 2.27 tot en met 2.33 en 2.38 van die beschikking. De rechtbank ging er vanuit met deze beschikking Jugendamt de middelen in handen te hebben gegeven om in het belang van [het kind] verdergaand te handelen (r.o. 2.34).
Ten behoeve van de voortvarendheid van de zaak en om Jugendamt alle gelegenheid te geven om in het belang van [het kind] daadkrachtig te handelen, als ook om uitvoeringsproblemen in Duitsland te voorkomen heeft de rechtbank voornoemde beschikking van 21 maart 2022 niet alleen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar ook een “Certificaat betreffende het omgangsrecht” afgegeven (…) waarmee op grond van artikel 41 lid 1 van de Brussel II-bis Verordening geen exequaturprocedure nodig is en de beschikking direct uitvoerbaar is in Duitsland.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op
8 maart 2022 heeft het Jugendamt meegedeeld uitvoering te zullen geven aan de opdracht van de rechtbank. Zoals blijkt uit het raadsonderzoek, waarvan de rapportage is ingekomen op 17 november 2022, heeft het Jugendamt direct na de beschikking van de rechtbank van 21 maart 2022 daartoe ook stappen ondernomen. Het Jugendamt heeft tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2022 deze stappen en het voornemen uitvoering te geven aan de opdracht bevestigd.
Uit de raadsrapportage van 17 november 2022 en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is komen vast te staan dat Jugendamt desondanks geen uitvoering heeft gegeven aan de in de beschikking van 21 maart 2022 vervatte beslissingen en opdrachten aan Jugendamt. (…)
r.o. 2.7
De rechtbank stelt vast dat er inmiddels veel tijd verstreken is en de algemene ontwikkeling van de inmiddels 11-jarige [het kind] intussen vrijwel tot stilstand is gekomen omdat zij momenteel niet naar school gaat, niet de psychologische hulp krijgt die zij nodig heeft, en ook niet, zoals door de rechtbank was beoogd, door Jugendamt op een neutrale (behandel)plek is geplaatst om de oorzaak van haar stress- en angststoornis te achterhalen en haar daarvoor te behandelen. Dit alles maakt ook dat er nu tien maanden later nog steeds niet een eerste vorm van begeleid contact tussen vader en [het kind] heeft plaatsgevonden zoals door de rechtbank was bepaald.
r.o. 2.12 t/m 2.14
De rechtbank heeft kennisgenomen van een handgeschreven brief van [het kind] van 22 maart 2022, ingekomen op 15 november 2022, waarin de rechtbank leest dat [het kind] vasthoudt aan haar wens geen contact met haar vader te willen, niet in Nederland naar school te willen en serieus genomen te willen worden door de rechtbank door haar uit te nodigen voor een gesprek. Het is schrijnend om te lezen hoe vast [het kind] zit en hoe zij de oorzaak daarvan mede legt bij het gevoel niet gehoord te worden door deze rechtbank. [het kind] ’s stem is èn wordt door deze rechtbank gehoord en zeer serieus genomen, zoals een en ander blijkt uit de voorgaande beslissingen. De wensen van [het kind] , die vanuit haar positie zeer goed te begrijpen zijn, zijn echter niet zonder meer in haar belang. De vraag wat dan wel in haar belang is, blijft door de houding van ouders en de terughoudendheid van Jugendamt echter onduidelijk. Het zou goed zijn voor [het kind] als vanuit de volwassenen om haar heen dan wel de hulpverlening duidelijk wordt gemaakt dat haar stem zeer relevant is in het proces en dat de rechtbank zich daar terdege van bewust is.
Nu ook Jugendamt lijkt te menen dat de rechtbank [het kind] niet serieus neemt, ondanks de uitgebreide motivering onder 2.11 in de beschikking van 21 maart 2022, merkt de rechtbank nogmaals op dat in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een grond tot weigering van de erkenning van de beslissing zoals genoemd in artikel 23, sub b, Brussel II-bis. De voorwaarden zijn hier niet aan de orde, nu [het kind] in het kader van deze gerechtelijke procedure onder meer is gehoord in [woonplaats 2] door een Duitse rechter en één van de Nederlandse rechters van deze meervoudige kamer. Daarmee zijn naar het oordeel van de rechtbank de fundamentele procesrechtelijke beginselen van het Duitse recht voldoende gewaarborgd.
Naar het oordeel van de rechtbank is ruim voldoende recht gedaan aan de uitgangspunten en verplichtingen die voortvloeien uit artikel 12 Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 8 Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De mening van [het kind] is bij de rechtbank bekend, ook aan de hand van de Duitse stukken van behandelaars, met name dat [het kind] op dit moment geen contact met haar vader wil. De brief van [het kind] van 22 maart 2022, ingekomen op 15 november 2022, waarin zij een herhaald verzoek doet om te worden gehoord, maakt deze beslissing niet anders. De rechtbank acht dit niet in het belang van [het kind] omdat dit opnieuw een belasting voor haar zal zijn.
De rechtbank:
- houdt in afwachting van de beslissing over het al dan niet overdragen van de hoofdzaak aan de Duitse rechter, iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve beslissing over de zorg- en contactregeling, als ook de beslissing op de vraag of de rechtbank internationaal bevoegd is om te beslissen op het verzoek van de Raad om een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] , aan tot aan de voortgezette mondelinge behandeling op
21 februari 2023;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.