ECLI:NL:RBOVE:2023:2170

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
08.165232.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling door verdachte met mes

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 2 juli 2022 in Glanerbrug een poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer 1] door deze meermalen met een mes te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict over een wasmachine, [slachtoffer 1] heeft aangevallen terwijl deze sliep. De verdachte heeft meerdere steekwonden toegebracht, waaronder aan het gezicht en de borst, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, ondanks dat de verdediging hen niet heeft kunnen ondervragen, als voldoende betrouwbaar beoordeeld, mede door ondersteunend DNA-onderzoek. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot doodslag en het opzettelijk onbruikbaar maken van een cel en een ophoudkamer, waarvoor hij een gevangenisstraf van 30 maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd heeft gekregen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen, evenals de vordering van de Politie Oost-Nederland voor de kosten van schoonmaak van de cel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.165232.22 (P)
Datum vonnis: 13 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1967 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Reah en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 7 maart 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel dat hij die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2
[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3
een ophoudkamer en/of een cel heeft vernield, beschadigd dan wel onbruikbaar heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2022, te Glanerbrug, gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de pols(en) en/of de hand(en) en/of het gezicht (neus) en/of be(e)n(en) en/of de knie(en) en/of borst en/of buik, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022, te Glanerbrug, gemeente [woonplaats] , een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (te weten een diepe snijwond in de rechterduim, met zenuwletsel en (buig)peesletsel (waarbij door de plastisch chirurg een poging tot reconstructie van het zenuw- en peesletsel is/moet worden gedaan) en/of een of meer (diepe) steekwonden in/bij het/de oog(hoek) en/of in de borstkas en/of in de linkerknie en/of in het rechter (onder)been),
door voornoemde [slachtoffer 1] :
(meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de pols(en) en/of de hand(en) en/of het gezicht (neus) en/of be(e)n(en) en/of de knie(en) en/of borst en/pf buik, althans het lichaam te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022, te Glanerbrug, gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de pols(en) en/of de hand(en) en/of het gezicht (neus) en/of be(e)n(en) en/of de knie(en) en/of borst en/of buik, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2022, te Glanerbrug, in de gemeente [woonplaats] , een persoon, genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] (meermalen) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of (meermalen) in/op/tegen de buik en/of de benen, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen;
3.
hij op of omstreeks 3 juli 2022, in de gemeente Borne, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer en/of een cel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, eenheid Oost Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de belastende verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet aan het bewijs kunnen bijdragen, omdat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad om hen (ten overstaan van de rechter-commissaris) te bevragen, ondanks dat daartoe wel is verzocht. Dit is temeer van belang nu deze verklaringen veel discrepanties behelzen en onbetrouwbaar zijn. De verklaringen vinden onvoldoende steun in ander, onafhankelijk en objectief, bewijsmateriaal. Verder kan niet worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Verdachte moet daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Gelet daarop dient verdachte van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.1
Voorwaardelijk verzoek
Indien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet uitsluit van het bewijs en wel als bewijsmiddel gebruikt, persisteert de raadsvrouw bij de eerder gedane en reeds toegewezen getuigenverzoeken en dient de zaak te worden aangehouden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen te bevragen. Een veroordeling op basis van de aangiftes zou een schending van artikel 6 EVRM opleveren. Dit geldt temeer nu een veroordeling in deze zaak in beslissende mate zou leunen op deze aangiftes en geen sprake is van enige compensatie voor het feit dat deze getuigen niet gehoord zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Onderzoeksbevindingen en verklaring verdachte.
Op 2 juli 2022 kwam bij de meldkamer van de politie de melding van [getuige] binnen, die vertelde dat een buurvrouw bij hem aan de deur was geweest en had gevraagd om 112 te bellen omdat dat aan de [adres 1] een ruzie gaande was tussen de buurmannen van [huisnummer 1] en [huisnummer 2] . Eén van de buurmannen was volgens de buurvrouw met een mes aan het zwaaien en steken. [adres 1] betreft een oud schoolgebouw dat is opgedeeld in verschillende kamers. De ter plaatse gekomen verbalisanten zijn het gebouw ingegaan en hoorden geschreeuw achter de deur van kamer [huisnummer 1] vandaan komen. Door de verbalisant werd geroepen dat de politie voor de deur stond en dat de deur opengemaakt moest worden. De verbalisant hoorde een man schreeuwen die zei: “help me dan, hij is helemaal gek”. Een tweede mannenstem zei dat hij de deur open zou maken. Toen de deur opengemaakt werd zagen verbalisanten dat er drie personen achter de deur stonden. Dit waren twee mannen en een vrouw. Deze personen werden later geïdentificeerd als verdachte, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). [slachtoffer 1] had bloed aan zijn handen en in zijn gezicht en op zijn neus een flinke snee. Ook had hij een steekwond aan de rechterzijde van zijn borst/buik. Verdachte had een flinke wond aan zijn linkerhand. Verdachte vertelde dat hij kwaad was op [slachtoffer 1] . Volgens verdachte had [slachtoffer 1] een wasmachine verkocht en verdachte had daar nog geen geld voor gekregen. De verbalisanten zijn de woning in gegaan om te controleren of er nog meer mensen in de woning waren. In de woning bevonden zich op meerdere muren bloedvlekken. In de badkamer lag glas en er zaten meerdere bloedspatten op de grond en muur. In de keuken lag een broodplank met daarop drie messen. Het onderste mes was een vleesmes met bruin rode vlekken wat volgens verbalisanten leek op bloedvlekken.
Naar aanleiding van voornoemde feiten en omstandigheden werd door de politie een forensisch onderzoek verricht in de woning van verdachte met als doel het in beeld brengen van mogelijke kenmerken van een mishandeling in een woning. Tijdens het onderzoek in de woning werden twee messen aangetroffen in de keuken op een snijplank, waarvan er één bebloed was. Deze messen werden voor forensisch vervolgonderzoek in beslag genomen. In de woning werd op verschillende plekken bloed aangetroffen zoals op de badkamerdeur, vloer en muur en in een slaapkamer op de wanden en een matras.
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat op het lemmet een bloedspoor is aangetroffen met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] en op het heft een bloedspoor met het DNA-profiel van verdachte. De frequentie van die DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Verder is op het lemmet van het mes een DNA-mengprofiel aangetroffen van [slachtoffer 1] en verdachte. Op het heft van het mes is een DNA-mengprofiel aangetroffen van drie personen waaronder verdachte.
Verdachte ontkent [slachtoffer 1] te hebben gestoken en [slachtoffer 2] te hebben mishandeld. Hij heeft verklaard dat hij in zijn woning op de bank lag te slapen en wakker werd van lawaai. Vervolgens bleek dat [slachtoffer 1] zich, al schreeuwend, in de badkamer had opgesloten. Verdachte sloeg daarop de ruit van de deur van de badkamerdeur in en sneed zich daarbij aan het glas van de deur. De verwondingen van [slachtoffer 1] zijn niet door hem toegebracht; dat moet iemand anders hebben gedaan maar hij weet niet wie.
4.3.2
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij in de woning van verdachte verbleef en bezig was een kamer in de woning in te richten. [slachtoffer 1] had een sleutel van de woning. Op 2 juli 2022 sliep [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] op een matras in zijn kamer. Plotseling voelde hij een messteek bij zijn oog. [slachtoffer 1] had niemand binnen horen komen. Vervolgens zag [slachtoffer 1] verdachte staan. [slachtoffer 1] zag dat verdachte twee koksmessen in zijn handen had. [slachtoffer 1] zag en voelde dat verdachte op hem instak. Verdachte was aan het hakken en stak [slachtoffer 1] onder meer in zijn buik, linkerknie en rechterbovenbeen. [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zich af te weren en kreeg daardoor een steekwond aan zijn hand. Tijdens het steken had verdachte het over een wasmachine. [slachtoffer 1] is naar de badkamer gevlucht. Verdachte sloeg de ruit van de badkamerdeur stuk en probeerde door het raampje heen te steken. Ook probeerde verdachte de deur van de badkamer eruit te schoppen, aldus [slachtoffer 1] . Kort daarna kwam de politie ter plaatse.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie aangifte gedaan en daarbij een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen die op 2 juli 2022 hebben plaatsgevonden.
Door de politie is verschillende keren geprobeerd om een afspraak te maken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het maken van een letselinterpretatie en het opnemen van een aanvullende verklaring. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn echter niet op de gemaakte afspraken verschenen.
Op de terechtzitting van 6 oktober 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen te horen toegewezen en de zaak doorverwezen naar de rechter-commissaris. [slachtoffer 1] is niet bij de rechter-commissaris verschenen. Op
1 december 2022 is [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. In verband met het gedrag van [slachtoffer 2] heeft de rechter-commissaris op enig moment het verhoor onderbroken en besloten om het verhoor te beëindigen omdat de situatie niet werkbaar was. De raadsvrouw heeft geen vragen aan [slachtoffer 2] kunnen stellen.
Op de terechtzitting van 7 maart 2023 heeft de rechtbank het (herhaald) verzoek van de verdediging tot het horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen toegewezen. De rechtbank heeft de oproeping voor de terechtzitting van 30 mei 2023 bevolen en de medebrenging gelast. Beide getuigen zijn niet verschenen en ter terechtzitting is gebleken dat zij onbereikbaar waren.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de vele pogingen die al zijn ondernomen om de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te horen, het niet in de lijn van de verwachting ligt dat deze getuigen binnen redelijke termijn ter terechtzitting zullen worden gehoord.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad [1] volgt onder meer dat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks de nodige pogingen daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid tot ondervraging van een getuige, er niet aan in de weg staat dat een afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. Dit kan worden bereikt wanneer de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd.
Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van – kort gezegd – een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende dat verdachte degene is geweest die met een mes op hem ingestoken heeft, in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht in dit verband met name de hierboven genoemde resultaten van het DNA-onderzoek door het TMFI van belang. Deze resultaten zijn geheel in lijn met de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte – en niet een andere, onbekende dader – op hem ingestoken heeft. Daarnaast past het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel bij de feitelijke toedracht zoals hij die heeft beschreven. Er zijn bovendien bloedsporen aangetroffen op de route van de slaapkamer tot in de badkamer. Ook dit past bij de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring.
De rechtbank heeft verder geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de door hem beschreven toedracht van de steekpartij. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook voor het bewijs gebruiken ondanks dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om hem als getuige te horen.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om aanhouding van de zaak in verband met het horen van [slachtoffer 1] als getuige af.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de bevindingen van de rechter-commissaris, er redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van door haar afgelegde verklaringen. De rechtbank zal haar verklaringen om die reden niet voor het bewijs gebruiken en komt dus niet toe aan een beslissing op het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden teneinde [slachtoffer 2] alsnog als getuige te horen.
4.3.3
Feiten en omstandigheden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 2 juli 2022 in [woonplaats] in de woning van verdachte een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Tijdens de confrontatie werd [slachtoffer 1] op enig moment door verdachte in de slaapkamer van de woning aangevallen, waarbij verdachte gebruik maakte van een vleesmes uit zijn woning. Verdachte heeft meerdere steekbewegingen met het mes gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft geprobeerd deze aanvallen af te weren en te ontwijken, maar werd desondanks meerdere keren geraakt door het mes waardoor hij meerdere verwondingen opliep aan zijn gezicht en lichaam. Kort na de melding dat er een confrontatie was tussen twee buurmannen en dat één van de buurmannen met een mes gestoken had, troffen de ter plaatse gekomen politieagenten verdachte en [slachtoffer 1] in de woning aan. [slachtoffer 1] vertelde dat hij door verdachte was gestoken. Op verschillende plekken in de woning, waaronder de slaapkamer, de gang en de badkamer werd bloed aangetroffen. In de keuken lagen messen op een broodplank, waarvan er één was bebloed. Op het lemmet van het mes werd een bloedspoor aangetroffen met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] . Op het heft werd een bloedspoor met het DNA-profiel van verdachte aangetroffen.
De rechtbank acht bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] met een mes heeft aangevallen en dat de verwondingen met het in de woning aangetroffen bebloede mes zijn toegebracht. Op het mes is immers een bloedspoor met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] aangetroffen. Verder is er kort na het incident letsel bij [slachtoffer 1] geconstateerd en er zijn foto’s gemaakt van het letsel dat naar het oordeel van de rechtbank past bij de door [slachtoffer 1] beschreven toedracht. Er waren geen andere personen dan verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning waar het incident heeft plaatsgevonden. Voor een ander scenario dan dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangevallen, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. De verklaring van verdachte, dat hij lag te slapen en niet weet wie [slachtoffer 1] heeft verwond, acht de rechtbank in het licht van voorgaande ongeloofwaardig.
4.3.3.1 Heeft verdachte opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1] ?
Voor bewezenverklaring van poging tot doodslag moet verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] hebben gehad. Nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om de zwaarste vorm van opzet te kunnen vaststellen, moet worden bezien of verdachtes opzet in voorwaardelijke zin was gericht op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op basis van de door [slachtoffer 1] in de aangifte gemelde toedracht, de foto’s van het letsel en de ontslagbrieven van het Medisch Spectrum Twente heeft de forensisch arts W. Barends een letselonderzoek uitgevoerd. In de letselrapportage staat onder meer beschreven dat bij [slachtoffer 1] sprake is van een diepe snijwond in de rechterduim met zenuwletsel en (buig)peesletsel. Verder staat in de letselrapportage dat [slachtoffer 1] een steekwond heeft in de rechterooghoek, een steekwond in de linkerborstkas, een snijwond in zijn linkerknie, een steekwond in het rechteronderbeen en een snijwond aan de rechterhand. De combinatie van steek- en snijverwondingen past volgens de forensisch arts niet bij een andere wijze van ontstaan dan de gemelde toedracht. In de letselrapportage staat verder dat de steekverwondingen zonder meer hadden kunnen leiden tot verlies van een oog en het ontstaan van een klaplong of inwendige bloedingen.
De rechtbank constateert dat er geen fysiek letselonderzoek bij [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden waaruit meer zou kunnen blijken over de ernst van de letsels en welke gevolgen de letsels hadden kunnen hebben. De rechtbank is echter van oordeel dat de letselrapportage toereikend is om vast te kunnen stellen dat er als gevolg van de messteken een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] was.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor omschreven gedragingen van verdachte – op zeer korte afstand meerdere malen met een mes in het gezicht en op het bovenlichaam, te weten de linkerborstkast, van [slachtoffer 1] insteken, in combinatie met meerdere malen snijdende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] maken – naar de uiterlijke verschijnings-vorm zodanig gericht op een bepaald gevolg, namelijk het veroorzaken van dodelijk letsel bij [slachtoffer 1] , dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] dodelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. Verdachte heeft daarmee in ieder geval opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer 1] . De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in de buurt van het oog en de borstkast vitale lichaamsdelen en organen bevinden, waar – zeker met een steekwapen, zoals een mes – al snel dodelijk letsel kan worden toegebracht. Van contra-indicaties die zouden maken dat verdachte de dood van [slachtoffer 1] (in voorwaardelijke zin) niet heeft gewild is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het hem primair aan verdachte ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster
[slachtoffer 2] onbetrouwbaar is en onvoldoende steun in ander, onafhankelijk en objectief, bewijsmateriaal vindt. Verdachte moet daarom van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.5.1
Voorwaardelijk verzoek
Indien de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] voor het bewijs gebruikt dan persisteert de raadsvrouw bij de eerder gedane en reeds toegewezen getuigenverzoek en dient de zaak te worden aangehouden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om [slachtoffer 2] als getuigen te bevragen. Een veroordeling op basis van de aangifte zou een schending van artikel 6 EVRM opleveren. Dit geldt temeer nu een veroordeling in deze zaak in beslissende mate zou leunen op deze aangifte en geen sprake is van enige compensatie van dit gebrek van het horen van deze getuige.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft reeds in onderdeel 4.3.2 overwogen dat er redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen. De rechtbank zal haar verklaringen om die reden dan ook niet voor het bewijs gebruiken. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank overigens onvoldoende bewijs voor de onder 2 ten laste gelegde geweldshandelingen. De rechtbank acht het ten laste gelegde derhalve niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 3
4.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaring van verdachte, dat hij de ophoudkamer en de cel heeft schoongemaakt, niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van vernieling of beschadiging. Aanzien verdachte in die ruimtes verbleef is er ook geen sprake geweest van een cel en/of ophoudkamer die onbruikbaar is gemaakt. Verdachte dient derhalve van het ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
4.9
Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 2 juli 2022 op 3 juli 2022 werd verdachte binnengebracht in ophoudkamer D06 van het arrestantencomplex in Borne. Verdachte plaste vervolgens tegen de muur in de ophoudkamer. Verdachte is daarna in cel D22 geplaatst. Verdachte heeft daar met zijn bebloede hand alle muren in de cel met bloed besmeurd. Beide ruimtes moesten gereinigd worden door een schoonmaakbedrijf.
Door het handelen van verdachte zijn de ophoudkamer en de cel onbruikbaar gemaakt. Deze ruimtes konden tijdelijk niet worden gebruikt voor het doel waarvoor deze waren bestemd. [2]
Zij moesten immers deugdelijk worden gereinigd voor ze opnieuw konden worden gebruikt. Dat verdachte zelf de cel heeft schoongemaakt doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.1
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 2 juli 2022 te Glanerbrug, gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, in de hand en het gezicht en been en de knie en borst heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 3 juli 2022 in de gemeente Borne, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer en een cel, die aan de Nationale Politie, eenheid Oost Nederland toebehoorden, onbruikbaar heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier omstandigheden bevat op grond waarvan aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten geheel ontoerekeningsvatbaar was en daarom ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de met betrekking tot de persoon van verdachte uitgebrachte rapportages, te weten onder meer:
- een pro justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 14 maart 2023, opgemaakt door F.S. van Huis, GZ-psycholoog en M. Fluit, psychiater.
In voornoemd rapport staat ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid onder meer
beschreven, zakelijk weergegeven, dat zich in de periode mei 2022 tot juli 2022 veel
incidenten hebben voorgedaan van verward en overlastgevend gedrag door
verdachte. Bij de aanhouding van verdachte liet hij een beeld zien van een psychisch fors
ontregelde man. Hierna werd geen ontremd, ontregeld of agressief gedrag meer beschreven.
Het kan niet met zekerheid worden gezegd of die ontregeling vanuit de persoonlijkheid,
vanuit intoxicatie dan wel onttrekking van middelen, of vanuit psychotische problematiek
werd veroorzaakt. In het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde wordt een sterke ontregeling van emoties en agressie gezien, waarbij op chaotische en impulsieve wijze fors geweld is toegepast. Bij verdachte is sprake van een verstoorde agressie- en impuls-regulatie, voortkomend uit de antisociale persoonlijkheidsproblematiek en verergerd door (psychotische, stressor- dan wel middelengerelateerde) ontregelingen. De beperkte gewetens-functies, van waaruit hij zich minder in de ander inleeft, en beperkt geneigd is stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen voor de ander, werken eveneens door in agressief gedrag. Zodoende werden de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde door psychopathologie beperkt. De deskundigen adviseren verdachte het ten laste gelegde feit in tenminste verminderde mate toe te rekenen. Een verminderde mate van toerekenen lijkt het meest waarschijnlijk, gezien de afwezigheid van duidelijke psychotische symptomen.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen op goede gronden tot hun advies zijn gekomen en maakt de conclusie van de deskundigen tot de hare.
De rechtbank concludeert derhalve dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7. De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd en te gelasten dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot dwangverpleging zal worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in geen geval een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het reeds ondergane voorarrest overschrijdt. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een TBS met dwangverpleging niet noodzakelijk is, maar dat dit ook binnen een voorwaardelijk TBS kader kan worden vormgegeven. Verdachte is bereid om mee te werken aan voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever [slachtoffer 1] meermalen met een mes te steken terwijl hij op bed lag te slapen. In een poging om zichzelf te beschermen tegen de gewelddadige aanval kon aangever niet voorkomen dat hij over zijn hele lichaam met het mes werd geraakt. Kennelijk was de aanleiding van verdachtes aanval een conflict over de verkoop van een wasmachine. Dat aangever de gewelddadige aanval van verdachte heeft overleefd is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Aangever is na de aanval in de slaapkamer gevlucht naar de badkamer. Hierna hield verdachte niet op. Verdachte heeft geprobeerd de badkamerdeur eruit te trappen en door een ingeslagen ruitje van die deur aangever te raken met het mes. Verdachte heeft door zo te handelen de lichamelijke integriteit van aangever aangetast. Dergelijk gewelddadig gedrag is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit blijkt ook uit de verklaring van een buurman die de alarmcentrale heeft gebeld. Daarnaast kunnen de slachtoffers van dergelijk geweld nog langdurig psychische klachten ondervinden. De impact van het geweldsincident blijkt ook uit het schade-onderbouwingsformulier van de benadeelde partij. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. Na zijn aanhouding heeft verdachte bovendien een ophoudkamer en een cel van het van de politie onbruikbaar gemaakt door in de ophoudkamer te urineren en de muren van de cel met bloed te besmeuren.
Verdachte heeft ter zitting niet de indruk gegeven de ernst van zijn handelen in te zien. Hij ontkent zijn gedragingen, waar het gaat over de poging tot doodslag.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 1 mei 2023;
- een pro justitia rapport (weigerrapportage) van 21 september 2022, opgemaakt door drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog;
- een pro justitia rapport van 28 september 2022, opgemaakt door A.W.M.M. Stevens, psychiater;
- een pro justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 14 maart 2023, opgemaakt door F.S. van Huis, GZ-psycholoog en M. Fluit, psychiater;
- een reclasseringsadvies van 4 mei 2023, opgemaakt door F. Stam, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Het strafblad van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker met politie en
justitie in aanraking is geweest en eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, laatstelijk
in 2017 (tot een gevangenisstraf van 40 maanden in verband met vermogens- en
geweldsdelicten).
De Pro Justitia-rapportages van 21 en 22 september 2022
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek van de psycholoog en heeft beperkt meegewerkt aan het onderzoek van de psychiater. De deskundigen hebben geadviseerd om verdachte klinisch te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (PBC), waar ook een uitgebreid milieuonderzoek gedaan kan worden, om meer zicht te krijgen op verdachte zodat meer duidelijkheid kan komen in de mate en ernst van de psychiatrische en verslavingsproblematiek in de periode voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde. Zo zou er mogelijk ook een helder beeld ontstaan van de pathologie en vooral ook van de kans op recidive en binnen welk kader eventuele interventies dienen plaats te vinden.
De Pro Justitia rapport van het PBC
Verdachte heeft geweigerd om inhoudelijke gesprekken te voeren met de onderzoekend psychiater, psycholoog en milieuonderzoeker, al heeft hij met de psycholoog wel meerdere oppervlakkige gesprekken gevoerd. Hoewel van gestructureerde onderzoeksgesprekken dus geen sprake was, was voor de onderzoekers voldoende informatie beschikbaar om diagnostische en forensische conclusies te trekken en de gestelde vragen te beantwoorden.
Uit het onderzoek komt het beeld naar voren dat bij verdachte sprake is van antisociale persoonlijkheidsproblematiek en sterke verslavingsgevoeligheid, en dat verdachte waarschijnlijk door middelengebruik – kwetsbaar is voor psychotische ontregelingen. Onderliggend is mogelijk sprake van ADHD, van waaruit een innerlijke onrust hem meer geneigd kan maken tot risicovol gedrag en middelenmisbruik. De antisociale persoonlijkheidsstoornis bestaat uit duurzame eigenschappen die in het gehele volwassen leven van verdachte zichtbaar zijn en aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. De verslavingsgevoeligheid is eveneens een langdurige kwetsbaarheid van verdachte. Het is echter niet mogelijk te specificeren hoe actueel deze was tijde van het ten laste gelegde. Bij verdachte is sprake van een verstoorde agressie- en impulsregulatie, voortkomend uit de antisociale persoonlijkheidsproblematiek en verergerd door (psychotische, stressor- dan wel middelengerelateerde) ontregelingen. Dit maakt dat hij bij oplopende stress in conflicten grip op zijn emoties en agressie kan verliezen. De ten laste gelegde feiten dienen in ten minste verminderde mate aan verdachte toegerekend te worden. Bij verdachte is sprake van veel factoren die het risico op toekomstig delictgedrag in brede zin en gewelddadig gedrag in het bijzonder verhogen, en van weinig actuele beschermende factoren. Het risico op delictgedrag in brede zin en op geweld in het bijzonder is reeds verhoogd vanuit persoonlijke factoren zoals de antisociale persoonlijkheidsstoornis, de gebrekkige gewetensontwikkeling en de innerlijke onrust die betrokkene ervaart. Het risico op gewelddadige recidive wordt geschat als hoog. Gelet op de vastgestelde psychopathologie en het verband met de ten laste gelegde feiten, evenals het verhoogde risico op recidive, is sprake van een behandelnoodzaak. Behandeling dient zich te richten op de problematiek die bijdraagt aan instabiliteit en ontregeling, te weten de chronische verslavingsgevoeligheid en de psychotische kwetsbaarheid. Ook dient in behandeling aandacht te bestaan voor onderliggende persoonlijkheidsproblematiek, mogelijke ADHD en psychopathische trekken, die het risico op impulsief, roekeloos en gewelddadig gedrag vergroten. Behandeling dient plaats te vinden binnen een klinische setting die voldoende is toegerust om de veiligheid voor zijn directe omgeving te garanderen. Het is van belang dat dit een setting met forensische expertise is, zowel ter vermindering van het recidiverisico als omwille van het risico op geweldsincidenten naar medepatiënten en hulpverlening toe. Een FPC (Forensisch Psychiatrisch Centrum) met het hoogste beveiligingsniveau biedt de meest passende beveiliging.
Overwegingen van de rechtbank over de Pro Justitia rapportages
De rechtbank neemt, ondanks de beperkte medewerking van verdachte, de bevindingen van de rapporteurs over. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bevindingen voldoende onderbouwd om daar conclusies aan te verbinden. Dat betekent dat het voor de rechtbank vaststaat dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat deze feiten daardoor in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden.
Het rapport van de reclassering
Het reclasseringsadvies sluit aan bij voornoemde rapportages. De reclassering heeft in het verleden gedurende vele jaren, met wisselend verloop en succes, contact gehad met verdachte in het kader van toezicht als bijzondere voorwaarden. De laatste periode van reclasseringstoezicht was in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.), die eindigde in juli 2021 nadat geadviseerd werd om de v.i. niet te verlengen. De reclassering concludeert dat van een verdere destabilisatie sprake is geweest. Ook heeft het wettelijk mentorschap niet het verwachte effect gehad. Ondersteuning en gedragsbeïnvloeding buiten strafrechtelijk kader is derhalve niet van de grond gekomen. Vanwege het advies van het PBC om terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen geeft de reclassering geen advies over interventies en/of reclasseringstoezicht.
De op te leggen straf en maatregel
Zoals hiervoor reeds is overwogen stelt de rechtbank vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De door verdachte gepleegde ernstige strafbare feiten hangen daarmee samen. Daarnaast is er een groot gevaar voor herhaling van het plegen van strafbare feiten. Uit de hulpverleningsgeschiedenis en de documentatie van verdachte blijkt een patroon van gewelddadige feiten, waarbij de ernst lijkt toe te nemen. Er moet rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een (ernstig) geweldsmisdrijf zal plegen indien hij niet voor zijn complexe problematiek wordt behandeld.
Op basis van de conclusie van de rapporteurs is duidelijk dat behandeling van verdachte geruime tijd zal duren en dat verdachte daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig zal hebben om de kans op recidive te doen verminderen. Gezien de ernst van de stoornis en het hoge recidivegevaar en gevaar voor anderen indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, acht de rechtbank het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk, nu de veiligheid van de samenleving zulks vereist. Een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden acht de rechtbank ongeschikt. Verdachte mist immers probleem- en ziektebesef. Naar verwachting zal verdachte zich onttrekken aan behandeling of toezicht wanneer dit in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. De verklaring van verdachte dat hij bereid is om zich aan voorwaarden te houden heeft de rechtbank niet overtuigd. Om het risico op recidive adequaat te verminderen heeft verdachte een langdurige behandeling, diagnostiek en recidivemanagement nodig. Door de houding van verdachte kan dit alleen in een gedwongen kader plaatsvinden.
Naar het oordeel van de rechtbank resteert terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege als het enige kader dat toereikend is voor de vereiste behandeling van verdachte.
De rechtbank constateert dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van de terbeschikkingstelling. De door verdachte gepleegde poging doodslag is begaan terwijl bij hem een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en is een feit als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de terbeschikkingstelling zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit heeft gelet op artikel 38e Sr als gevolg dat deze maatregel niet gemaximeerd is en derhalve een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf ook op zijn plaats is gelet op de ernst van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde feit. Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie vordert ten aanzien van het beslag:
  • teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen kleding, twee portemonnees, twee telefoons en een horloge;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen messen (SIN [code 1] (bebloed) en SIN [code 2] (niet bebloed)).
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen kleding, twee portemonnees, twee telefoons en een horloge aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Ten aanzien van de messen heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het bebloede mes aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en ten aanzien van het andere mes teruggave aan verdachte verzocht.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen kleding, twee portemonnees, twee telefoons en een horloge; aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen messen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot voorwerpen het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 9.270,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten 2022 € 385,--;
- medische kosten 2023 € 385,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 8.500,-- gevorderd.
Politie Oost-Nederland heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 134,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- calamiteiten schoonmaak € 134,80.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel toewijsbaar is, inclusief wettelijke rente.
Politie Oost-Nederland
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel toewijsbaar is, inclusief wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing en de gevorderde immateriële schade aanzienlijk gematigd dient te worden.
Politie Oost-Nederland
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering in combinatie met de inhoud van het dossier een aantal vragen oproept, die zonder nadere onderbouwing voor teveel onduidelijkheid zorgen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat de opgevoerde schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schadevergoeding
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 3.000,-- billijk.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Politie Oost-Nederland
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aan-nemelijk. Uit de bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde bijlage (4) blijkt immers dat de in rekening gebrachte kosten zien op uitgevoerde werkzaamheden voor ophoudkamer D06 en cel D22. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 134,80, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling (feit 1 primair), waarbij toepassing van de gijzeling de betalings-verplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging om aanhouding van de zaak in verband met het horen van [slachtoffer 1] als getuige;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair): van een bedrag van € 3.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
2 juli 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
40 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Politie Oost-Nederland
(feit 3): van een bedrag van € 134,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
de in beslag genomen voorwerpen
  • verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de kennisgeving van inbeslagneming genoemde messen (SIN [code 1] (bebloed) en SIN [code 2] (niet bebloed));
  • gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen kleding, twee portemonnees, twee telefoons en een horloge.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. H. Stam en mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.
Buiten staat
Mr. Venekatte en mr. drs. Schönbeck zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, proces-verbaalnummer PLO600-2022298583. Tenzij in de voetnoot anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 3 juli 2022, met (foto)bijlage, pagina’s 18 t/m 38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op zaterdag 2 juli 2022 lag ik op een matras in de woning van [verdachte] . Ik sliep. Plotseling voelde ik in messteek bij mijn oog. Ik had niemand binnen horen komen. Ik zag [verdachte] staan. Ik zag dat hij twee koksmessen in zijn handen had. Ik zag en voelde dat [verdachte] op mij in aan het steken was. Hij stak mij overal. Hij was aan het hakken. Ik voelde veel pijn. Ik probeerde me af te weren. Ik heb daardoor een steekwond aan mijn hand. Ik ben ook gestoken in mijn buik, linkerknie, rechterbovenbeen en nog een paar plekken.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, zijnde een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Twente, pagina’s 41 t/m 47, van 17 augustus 2022, betreffende [slachtoffer 1] , opgesteld door W. Barends, forensisch arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de forensisch arts:
Naam: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] -1988
Gemelde toedracht
datum incident 02-07-2022 omstreeks 17:30
gemelde toedracht Dhr meldt aangevallen te zijn met een groot mes en gestoken te zijn oog, zijn buik, zijn benen en bij het afweren in zijn hand.
Onderzoek
Het onderzoek bestond uit beoordeling foto's en beoordeling van de ontslagbrieven van het Medisch Spectrum Twente. In de brief van de SEH van het MST: diepe snijwond van de rechterduim met letsel van de zenuw en letsel van de buigpees, waarvoor dhr. is doorverwezen naar de plastisch chirurg voor een poging tot reconstructie van de het zenuw- en peesletsel.
Ernst van het letsel Ernstig
Beoordeling
samenvatting gemelde toedracht steekverwondingen met een groot slagersmes.
samenvatting Letsel Dhr. Heeft steekwonden bij zijn rechter ooghoek, in de linker borstkas, aan zijn linker knie , zijn rechter onderbeen en aan zijn rechter hand.
De steekverwondingen hadden zonder meer kunnen leiden tot verlies van een oog en het ontstaan van een klaplong of inwendige bloedingen.
toelichting De combinatie van steek/snijverwondingen past niet bij een andere wijze van ontstaan dan de gemelde toedracht
lichaamsdeel hoofd
beschrijving Uit de foto's blijkt bloedverlies uit de linker ooghoek. de veroorzakende wond is daarbij niet te zien en niet beschreven.
soort Steekwond
past gemelde toedracht bij letsel
mogelijk
lichaamsdeel borst
beschrijving Op de onderzijde van de borstkas rechts is een streepvormige gladrandige gapende wond van circa 1 centimeter
soort Steekwond
gemelde toedracht bij het letsel Dhr. meldt gestoken te zijn met een groot mes
past gemelde toedracht bij letsel
goed
algemene ontstaanswijze
streepvormige gladrandige huidverwondingen ontstaan door krachtinwerking op de huid met een scherpe rand. Een mes is een voorwerp met een scherpe rand. Scherprandige huidbeschadiging kan
door een mes worden veroorzaakt
lichaamsdeel rechterhand
beschrijving In de rechterhand is een gapende gladrandige wond tussen de duim en de wijsvinger van de handpalm naar de handrug van circa 8 centimeter
soort Snijwond
gemelde toedracht bij het letsel Dhr. meldt een aanval met een groot mes te hebben afgeweerd met
zijn rechter hand.
past gemelde toedracht bij letsel
goed
algemene ontstaanswijze streepvormige gladrandige huidverwondingen ontstaan door
krachtinwerking op de huid met een scherpe rand. Een mes is een voorwerp met een scherpe rand. Scherprandige huidbeschadiging kan door een mes worden veroorzaakt
lichaamsdeel linkerbeen
beschrijving Op de voor-buitenzijde van de rechter knie is een scherprandige gapende huidwond van circa 7 centimeter
soort Snijwond
gemelde toedracht bij het letsel Dhr. met gestoken te zijn met een groot mes.
past gemelde toedracht bij letsel
goed
algemene ontstaanswijze streepvormige gladrandige huidverwondingen ontstaan door krachtinwerking op de huid met een scherpe rand. Een mes is een voorwerp met een scherpe rand. Scherprandige huidbeschadiging kan door een mes worden veroorzaakt
lichaamsdeel rechterbeen
beschrijving op de voorzijde van het linker onderbeen is een scherprandige huidverwonding van circa 1,5 centimeter.
soort Steekwond
gemelde toedracht bij het letsel dhr meldt door iemand gestoken te zijn met een groot mes.
past gemelde toedracht bij letsel goed
algemene ontstaanswijze streepvormige gladrandige huidverwondingen ontstaan door
krachtinwerking op de huid met een scherpe rand. Een mes is een voorwerp met een scherpe rand. Scherprandige huidbeschadiging kan door een mes worden veroorzaakt
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 7 juli 2022, pagina’s 138 t/m , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Op zaterdag 2 juli 2022 om 21.09 uur waren wij ter plaatse aan de [adres 1] . Ik, [verbalisant 1] , zag dat de gang die ik inliep uitkwam op een deur. Dit betrof kamer
[huisnummer 1] . Ik hoorde geschreeuw achter de deur. Ik hoorde een man schreeuwen om hulp. Ik hoorde "Help me dan, hij is helemaal gek" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde een tweede mannenstem zeggen dat hij de deur open zou maken. Wij zagen twee mannen achter elkaar staan. Wij zagen dat beide mannen gewond en bebloed waren aan hun handen en gezicht. Ik, [verbalisant 1] zette de eerste persoon, die later bleek verdachte [verdachte] , bij mij en [verbalisant 2] op de grond in de hoek. De tweede persoon herkende ik als [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] bloed aan zijn handen had en in zijn gezicht had en dat zijn neus een flinke snee had. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] riep dat hij gestoken was door [verdachte] . Ik, [verbalisant 1] , gaf [slachtoffer 1] de opdracht om zijn shirt omhoog te doen. Ik zag toen een steekwond aan de rechterzijde van zijn borst/buik.
4.
Het proces-verbaal onderzoek plaats delict ( [adres 1] ) met fotomap, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , van 7 juli 2022, met fotomap, pagina’s 50 t/m 58.
Veiliggestelde goederen en of sporendragers:
Tijdens het onderzoek in de woning, [adres 2] , [woonplaats] , werden twee messen
waargenomen in de keuken op een snijplank welke voor een forensisch vervolgonderzoek in aanmerking kwamen.
[Afbeelding]
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten de deskundigenrapportage “Forensisch DNA-onderzoek”, van 3 november 2022, van dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd DNA-Deskundige, verbonden aan The Maastricht Forensic Institute, voor zover inhoudende als bevindingen van de DNA-deskundige:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 4] , namens de Nationale Politie, van 3 juli 2022, met (foto)bijlage(n), pagina’s 77 t/m 86 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Tijdens de nacht van zaterdag 2 juli op zondag 3 juli was ik werkzaam op het
arrestanten complex te Borne. Het adres van het arrestantencomplex is de [adres 3] . Omstreeks 01:20 uur kregen wij de verdachte [verdachte] binnen in ophoudkamer D06. Op het moment dat hulp officier van justitie [verbalisant 5] de verdachte wilde voorgeleiden werkte de verdachte niet mee. Hierop is de deur van de ophoudkamer gesloten. Even later zag ik op de camerabeelden dat de verdachte in ophoudkamer 006 ging plassen. Omstreeks 01:30 hebben wij de verdachte [verdachte] van ophoudkamer DO6 naar cel D22 geplaatst. Nadat we dit gedaan hadden zagen dat verdachte [verdachte] met zijn bebloede hand alle muren in cel D22 met bloed besmeurde. De cel zal gereinigd moeten worden door een speciaal schoonmaakbedrijf en dit zal dus kosten voor mijn werkgever opleveren.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , van 11 juli 2022, pagina’s 88 t/m voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van
verbalisant:
Collega's [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , werkzaam als arrestantenbewaarders in het
arrestantencomplex te Borne, [adres 3] , waren op zondag 3 juli 2022 aan het werk. Omstreeks 01.20 uur werd verdachte [verdachte] geplaatst in ophoudkamer DO6 in het arrestantencentrum Borne. Via cameratoezicht werd waargenomen dat verdachte [verdachte] hierin geplast heeft. Omstreeks 01.30 uur is verdachte [verdachte] overgeplaatst in cel D22. Hier werd via cameratoezicht waargenomen dat hij met zijn bebloede hand alle muren onder bloed besmeurde.

Voetnoten

1.Onder meer Hoge Raad 12 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:2.
2.HR 10 januari 2017, NJ 2017/45.