3.4De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van het dossier, hetgeen op de zitting is besproken en de camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier en die op de zitting zijn getoond, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De rechtbank stelt daarbij ook vast dat het proces-verbaal waarin de camerabeelden worden beschreven, overeenkomt met de waarneming van de beelden door de rechtbank ter zitting.
Op 22 januari 2023 stappen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] met een aantal medereizigers op station ‘Enschede Kennispark’ in de trein richting Zwolle. Ook [slachtoffer] stapt daar in diezelfde trein.
Allen zijn naar een voetbalwedstrijd van FC Twente geweest en [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] verkeren in kennelijke staat van dronkenschap.
In de trein komt het eerst tot een woordenwisseling tussen een jonge vrouw en een aantal mannen, waaronder [verdachte] . Op de vraag van de vrouw ‘Hoe noem je mij?’, antwoordt [medeverdachte 1] : ‘Kankerwijf’. Vervolgens richten de mannen zich verbaal agressief tegen haar en gebruiken daarbij meerdere keren woorden met ‘kanker’ er in.
[slachtoffer] zit tijdens het incident in de vierzit achter de vrouw. Hij neemt het voor haar op en zegt tegen de mannen dat ze normaal moeten doen en weg moeten gaan. Hij maakt daarbij met zijn hand een wuifbeweging als ‘ga weg’. Ondertussen wordt de vrouw bedreigd.
[slachtoffer] wuift weer met zijn hand en zegt ‘Flikker op man, wat een grote bek’.
De partner van [verdachte] hoort dat en gaat naar [slachtoffer] . [medeverdachte 1] loopt gelijk mee.
[slachtoffer] zegt dan ‘Flikker op man en laat die vrouw met rust’. [verdachte] komt er bij, wringt zich langs zijn partner en gaat voor [slachtoffer] staan die nog op de bank zit. [medeverdachte 1] pakt van achteren [slachtoffer] bij de jas op de schouder en [verdachte] gaat intimiderend op zeer korte afstand voor [slachtoffer] staan waardoor deze geen kant meer op kan. [verdachte] schreeuwt, neus tegen neus, scheldwoorden tegen [slachtoffer] en drukt hem met zijn linkerhand op de borst.
[medeverdachte 1] wordt intussen weggetrokken door omstanders.
Hoewel omstanders ook proberen om [verdachte] in bedwang te houden, ziet deze kans om
[slachtoffer] met vlakke hand in het gezicht te slaan. [verdachte] wordt vervolgens helemaal wild en slaat meerdere keren met zijn rechterhand en met gebalde vuist in het gezicht van de zittende [slachtoffer] . [medeverdachte 1] dringt zich dan weer naar voren, pakt [slachtoffer] bij de haren en trekt hier hard aan.
Zowel [verdachte] , [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] worden door een servicemedewerker gesommeerd weg te gaan en mee te lopen naar het balkon. In de vijf minuten die de treinreis nog duurt voor de trein in Borne arriveert, worden daar de volgende uitspraken gedaan door:
[verdachte] : ‘Volgende keer slacht ik hem af, slacht hem helemaal af, grote bek, hij begon mij te slaan he’. ‘Als hij vervolgens kanker loopt te schelden dan maak ik hem af, mien pa heeft dat. Ik slacht hem hartstikke dood’.
[medeverdachte 1] : ‘Hij heeft gewoon heel veel geluk gehad’.
[verdachte] : ‘Hey hef echt donders veel geluk gehad, met die grote bek van hem want ik slacht hem en ten eerste hij sloeg mij’.
[medeverdachte 1] : ‘Maar goed hij gaat er in Borne uit he, is hij voor mij’.
[verdachte] : ‘Hij gaat er zo uit, ik ben klaar met hem’. ‘Ik mep er wel op hoor’.
[medeverdachte 1] : ‘Hij gaat er zo aan, hij is zo aan de beurt’.
[verdachte] : ‘Ik sla hem het licht niet uit zijn ogen maar ik sla hem wel neer’.
[medeverdachte 2] : ‘Als die hier in Borne uit stapt is hij aan de beurt’.
[medeverdachte 1] : ‘Hij is aan de beurt zo 100 procent’. ‘Bel de politie maar vast op’.
[verdachte] : ‘Bel politie, ambulance maar op, alles kun je krieg’n, hij is zo aan de beurt’. En na de opmerking van de servicemedewerker dat het dat echt niet waard is, zegt [verdachte] : ‘Echt wel, dat ga je meemaken jonguh’.
Op station Borne stappen zowel [slachtoffer] , als [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit waarna [verdachte] en [medeverdachte 1] over het perron naar [slachtoffer] rennen, hem van achteren aanvallen en hem klappen geven op zijn hoofd en bovenlichaam. [slachtoffer] komt ten val en krijgt trappen en schoppen tegen zijn bovenlichaam en wordt geduwd. Omstanders springen daarbij tussen de mannen en weten de aanval te stoppen. [slachtoffer] weet dan op te staan en loopt, zichtbaar gedesoriënteerd, naar de rechterkant van het perron naar de rode reling.
Binnen een tijdsbestek van zes seconden na de aanval op het perron door [verdachte] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer] loopt [medeverdachte 2] op [slachtoffer] toe, geeft hem een harde duw, terwijl hij ‘dikke mongool’ zegt. [slachtoffer] valt van het perron op het spoor en komt daarbij pijnlijk op het spoor terecht, waarbij zijn linker middelvinger dusdanig beschadigd raakt dat het bot zichtbaar is en er sprake is van een evidente breuk.
[medeverdachte 2] loopt door en loopt naar [verdachte] en [medeverdachte 1] , die iets verderop staan. [medeverdachte 2] zegt iets tegen [verdachte] terwijl [verdachte] , [medeverdachte 1] en [verdachte] partner naar [slachtoffer] kijken die op het spoor ligt en door toegesnelde omstanders overeind en van het spoor afgeholpen wordt. [slachtoffer] heeft dan letsels aan het hoofd, letsel aan de linker heup, ernstig letsel aan de linker middelvinger en ringvinger, en pijn aan de rechter schouder.
De linker middelvinger is gebroken en in het ziekenhuis gespalkt.
Eén minuut en 44 seconden nadat [slachtoffer] op het spoor is geduwd, rijdt over datzelfde spoor een (doorgaande) trein.
De conclusie
Gelet op voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op het treintraject tussen Enschede en Borne én op het perron van station Borne geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer] . [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben met hun handelen beiden een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld door in de trein, terwijl [slachtoffer] op een treinbank zat en daardoor niet weg kon, [slachtoffer] meermalen te slaan en/of te stompen in het gezicht en op het hoofd en hem aan de haren trekken. Op het perron hebben zij [slachtoffer] naar de grond gewerkt en hem tegen het lichaam getrapt en geschopt.
De verklaring van [verdachte] dat hij op het perron weliswaar [slachtoffer] wilde slaan maar dat hem dat niet is gelukt, acht de rechtbank op basis van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Zijn handelen, zowel in de trein als op het perron, gaf louter blijk van agressieve intenties. Dit wordt nog eens onderstreept door het elkaar tot verder geweld ophitsend gesprek dat de drie verdachten voerden kort voor de trein het station Borne binnenreed.
De rechtbank acht ook bewezen dat [slachtoffer] als gevolg van zowel het geweld in de trein als op het perron letsel heeft bekomen. Hoewel niet eenduidig is vast te stellen welk letsel door incident 1 (i.e. in de trein) of incident 2 (i.e. op het perron) is ontstaan, is de rechtbank van oordeel dat evident is dat een deel van [slachtoffer] letsel door dit geweld moet zijn ontstaan.
Een en ander betekent dat het ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld waarbij dit gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, wettig en overtuigend is bewezen.