ECLI:NL:RBOVE:2023:2144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
5-149526-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met poging tot zware mishandeling door gevaarlijk rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag onder invloed van alcohol. De verdachte reed op 31 mei 2021 met een snelheid van meer dan 100 km/u op wegen waar de maximumsnelheid 80 km/u was, en negeerde een stopteken van de politie. Tijdens de achtervolging door de politie probeerde hij een politieauto van de weg te drukken, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie voor de agent. De verdachte had een alcoholgehalte van 1,57 milligram per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent had aanvaard. Hij werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een taakstraf van 240 uur, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarnaast moest hij een schadevergoeding van 600 euro betalen aan de benadeelde partij, de hoofdagent die hij in gevaar had gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 05-149526-21 (P)
Datum vonnis: 9 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-Dijk en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E. Keulen, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) – terwijl zij aan het werk was als hoofdagent bij de politie – zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door haar in haar dienstauto van de weg proberen te rijden, dan wel dat hij [aangever 1] op deze manier heeft bedreigd;
feit 2:onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd;
feit 3:zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate werden geschonden en waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, dan wel dat hij door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, of het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Daarle en/of Wierden, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1]
(hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende en/of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van haar bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een door hem,
verdachte, bestuurd voertuig (personenauto), met hoge snelheid, althans met
aanzienlijk hoge snelheid (van ongeveer 110 kilometer per uur), een naast en/of
voor hem rijdend voertuig (dienstvoertuig), waarin zich voornoemde politieambtenaar bevond, heeft getracht dat dienstvoertuig van de weg te drukken en/of heeft afgesneden, waarbij en/of waardoor het dienstvoertuig (gedeeltelijk) van de weg – in de berm (terwijl zich bomen op een afstand van ongeveer 1 meter van de berm bevonden) – is geraakt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Daarle en/of Wierden, althans in Nederland, [aangever 1]
(hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met hoge snelheid, althans met een aanzienlijk hoge snelheid (van ongeveer 110 kilometer per uur), met een door hem bestuurd voertuig (personenauto), een naast en/of voor hem rijdend voertuig (dienstvoertuig), waarin zich voornoemde politieambtenaar bevond, heeft getracht dat dienstvoertuig van de weg te drukken en/of heeft afgesneden, waarbij en/of waardoor het dienstvoertuig (gedeeltelijk) van de weg – in de berm (terwijl zich bomen op een afstand van ongeveer 1 meter van de berm
bevonden) – is geraakt;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Wierden, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,57 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Vroomshoop en/of Daarle en/of Wierden, in de gemeente Twenterand en/of Hellendoorn en/of Wierden, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Vroomshoop, gaande in de richting van Nijverdal, daarmee rijdende op de Noorderweg - niet heeft voldaan aan een door [aangever 2] , brigadier bij de politie Eenheid Oost-Nederland en/of [aangever 3] , hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Nederland, middels een oplichtend transparant gegeven stopteken, zijnde een stopteken ingevolge artikel 82a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, door niet met dat voertuig (personenauto) te stoppen,
en/of (vervolgens) op de Geerdijk - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de Hammerweg - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 134 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de Vroomshoopseweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 105 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de Daarleseweg - terwijl zich aan deze weg (meerdere) bomen op ongeveer 1 meter afstand van de berm bevonden, - een ander naast en/of voor hem, verdachte, rijdend voertuig (dienstvoertuig), heeft getracht van de weg te drukken, althans heeft getracht voornoemde voertuig af te snijden, door met zijn voertuig (personenauto) meermalen, althans eenmaal te
sturen in de richting van dat voertuig (dienstvoertuig), waarbij dat voertuig (dienstvoertuig) (gedeeltelijk) van de weg – in de berm – is geraakt, en/of (vervolgens) op de Dalvoordeweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 76 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de Hexelseweg - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 115 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de N35 (in de richting van Nijverdal) - terwijl tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd, - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 124 kilometer per uur, en/of - geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers heeft hij in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een aantal, voor hem uit rijdende voertuig(en) links ingehaald, waarbij hij de (dubbele) doorgetrokken streep, welke zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden, ten gevolge waarvan het verkeer uit tegenovergestelde richting moet uitwijken teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen, en/of - (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een ander (uitwijkend) voertuig (bestelbus), terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten
was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Vroomshoop en/of Daarle en/of Wierden, in de gemeente Twenterand en/of Hellendoorn en/of Wierden, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Vroomshoop, gaande in de richting van Nijverdal, daarmee heeft gereden op de Noorderweg - niet heeft voldaan aan een door [aangever 2] , brigadier bij de politie Eenheid Oost-Nederland en/of [aangever 3] , hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Nederland, middels een oplichtend transparant gegeven stopteken, zijnde een stopteken ingevolge artikel 82a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, door niet met dat voertuig (personenauto) te stoppen,
en/of (vervolgens) op de Geerdijk - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de Hammerweg - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 134 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de Daarleseweg - terwijl zich aan deze weg (meerdere) bomen op ongeveer 1 meter afstand van de
berm bevonden, - een ander naast en/of voor hem, verdachte, rijdend voertuig (dienstvoertuig), heeft getracht van de weg te drukken, althans heeft getracht voornoemde voertuig af te snijden, door met zijn voertuig (personenauto) meermalen, althans eenmaal te
sturen in de richting van dat voertuig (dienstvoertuig), waarbij dat voertuig (dienstvoertuig) (gedeeltelijk) van de weg – in de berm – is geraakt, en/of (vervolgens) op de Dalvoordeweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 76 kilometer per uur, en/of (vervolgens) op de N35 (in de richting van Nijverdal) - terwijl tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd, - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 124 kilometer per uur, en/of - geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft hij in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een aantal, voor hem uit rijdende voertuig(en) links ingehaald, waarbij hij de (dubbele) doorgetrokken streep, welke zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden, ten gevolge waarvan het verkeer uit tegenovergestelde richting moet uitwijken teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen, en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een ander (uitwijkend) voertuig (bestelbus), terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangever 1] , zodat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook het ten laste gelegde onder 2 en 3 primair kan wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de verklaringen van verschillende verbalisanten en de grotendeels bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld zich voor wat betreft de bewezenverklaring ten aanzien van alle feiten te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feiten en omstandigheden
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 31 mei 2021 als bestuurder van een personenauto (grijze Mitsubishi) onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol, namelijk 1,57 milligram per milliliter bloed, op de Noorderweg komende uit de richting van Vroomshoop en rijdende in de richting van Geerdijk. Verbalisanten [aangever 2] en [aangever 3] die achter verdachte reden, hebben een stopteken aan verdachte gegeven. Verdachte heeft dit stopteken gezien, maar heeft het genegeerd en is de Geerdijk opgereden, waar hij met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur (hierna: km/u) heeft gereden. Op de Hammerweg aangekomen reed verdachte ongeveer 140 km/u en even later op de Vroomhoopseweg ongeveer 110 km/u, terwijl op die beide wegen de toegestane maximumsnelheid 80 km/u is. Al die tijd bleven verbalisanten [aangever 2] en [aangever 3] achter verdachte rijden en probeerden zij hem tot stoppen te manen. Op de Daarleseweg heeft verdachte ongeveer 120 km/u gereden, terwijl 80 km/u was toegestaan. Verdachte reed daarna door over de Dalvoordeweg waar hij ongeveer 80 km/u reed, terwijl 50 km/u was toegestaan. Vervolgens kwam verdachte op de Hexelseweg te rijden waar direct langs de gehele weg – op ongeveer één meter afstand van de berm – dikke bomen staan. Op die weg heeft verbalisant [aangever 1] verdachte eerst ingehaald waarbij zij oogcontact met hem had. Door voor hem te gaan rijden en snelheid te minderen trachtte verbalisant [aangever 1] verdachte op die manier tot stoppen te dwingen. Volgens verbalisant [aangever 1] probeerde verdachte haar daarop rechts in te halen en op het moment dat hij naast haar reed stuurde hij naar links. Verbalisanten [aangever 2] en [aangever 3] die achter verbalisant [aangever 1] en verdachte reden hebben waargenomen dat verdachte een insturende beweging richting de dienstauto van verbalisant [aangever 1] maakte. Het dienstvoertuig van verbalisant [aangever 1] werd niet geraakt, maar door de stuurbeweging van verdachte moest zij wel bijsturen en raakte zij deels van de weg. Dit alles gebeurde met een snelheid van minimaal 100 km/u. Daarna reed verdachte op de N35 in de richting van Nijverdal met opnieuw een hogere snelheid, namelijk 130 km/u dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u. Verdachte reed met hoge snelheid over de dubbele doorgetrokken streep aan zijn linkerkant om de voertuigen voor hem links in te halen. Verdachte reed zodoende op de weghelft bestemd voor verkeer uit de tegengestelde richting en op de dubbele streep alsof dit een derde rijbaan was. Hierdoor waren de tegemoetkomende voertuigen genoodzaakt om uit te wijken om een frontale aanrijding met verdachte te voorkomen. Op enig moment reed verdachte vanuit zijn rijrichting bezien aan de rechterkant in de berm, omdat hij een auto wilde inhalen. Hij kwam daar in die berm frontaal in aanrijding met een bestelbus uit tegengestelde richting die juist voor hem wilde uitwijken.
4.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feit 1
Verdachte wordt onder 1 primair verweten dat hij opzettelijk heeft geprobeerd om [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overweegt met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet van verdachte als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij die dag te hard heeft gereden en een stopteken van de politie heeft genegeerd. Verdachte heeft ontkend dat hij heeft geprobeerd een politieauto van de weg te rijden en heeft verder verklaard dat hij door een moeilijke periode ging en dat hij die dag een einde aan zijn leven wilde maken.
De rechtbank passeert het verweer van verdachte dat hij niet heeft geprobeerd een politieauto van de weg te rijden, nu uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat de verklaring van [aangever 1] op relevante punten wordt ondersteund door het relaas betreffende de waarnemingen van de verbalisanten [aangever 3] , [aangever 2] en [verbalisant] . Verdachte heeft tijdens een achtervolging door de politie, waarbij hij onder invloed van alcohol met zeer hoge snelheid reed, in elk geval één keer plotseling naar links gestuurd in de richting van de vlak naast hem rijdende politieauto waarin [aangever 1] reed. Om een aanrijding te voorkomen moest [aangever 1] haar auto naar links, van de weg af, sturen. De auto kwam met beide linker wielen in de berm en reed rakelings langs de reflectorpaaltjes die daar direct naast de weg stonden en een lantaarnpaal, terwijl er dicht langs de weg – op ongeveer één meter van de berm – ook meerdere dikke bomen stonden. Er was op dat moment sprake van meerdere gevaarzettende omstandigheden, waardoor de kans dat [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aanmerkelijk moet worden geacht. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat wanneer een auto met zeer hoge snelheid betrokken raakt bij een aanrijding of botsing, de inzittenden van die auto aanzienlijk letsel kunnen oplopen. Door rijdend met zeer hoge snelheid zijn auto op zij te sturen in de richting van [aangever 1] , heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever 1] door zijn manoeuvre of door een uitwijkmanoeuvre met zeer hoge snelheid tegen een boom naast de weg zou botsen of anderszins een aanrijding of botsing zou krijgen.
De rechtbank is gelet op al het hiervoor overwogene van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangever 1] heeft aanvaard en acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.3
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 mei 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport ‘Alcohol en drugs in het verkeer’ van dr. T.M. Bosch van 15 juni 2021, pagina’s 48 en 49.
4.3.4
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met zijn rijgedrag zoals vastgesteld onder 4.3.1 (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dit alles opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank heeft onder 4.3.1 al vastgesteld dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden, op meerdere wegen de aldaar geldende maximumsnelheid flink heeft overschreden, een stopteken heeft genegeerd, over een dubbele doorgetrokken streep is gereden en een politieauto van de weg heeft geprobeerd te drukken. Met deze gedragingen heeft verdachte gedurende zijn rit verschillende verkeersregels zoals bedoeld in artikel 5a, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) geschonden.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW geldt de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW, ook als een dergelijke omstandigheid.
In dit geval heeft verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels geschonden, terwijl hij onder invloed van teveel alcohol zijn auto heeft bestuurd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels door verdachte.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft er welbewust voor gekozen om in de auto te stappen, terwijl hij fors onder invloed was van alcohol. Verdachte verkeerde hierdoor in een toestand waarin hij niet in staat was om een voertuig te besturen. Vervolgens heeft verdachte zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door onder meer:
- gedurende lange tijd over verschillende wegen veel harder dan de daar telkens toegestane maximum snelheid te rijden;
- over de doorgetrokken streep tegen de rijrichting in personenauto’s in te halen;
- bewust in te sturen op een politieauto met als doel deze van de weg proberen te duwen;
- door de berm rijden en vervolgens in de berm frontaal met een tegenligger in aanrijding komen.
Verdachte heeft bewust een stopteken van de politie genegeerd en hij wilde aan de politie ontkomen, zodat dit verkeersgedrag kennelijk een bewuste keuze van verdachte was.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Over het algemeen acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol een stopteken negeert en er – niets ontziend – vandoor gaat. Verdachte heeft daadwerkelijk ernstig gevaar veroorzaakt doordat hij een naast hem rijdende politieauto van de weg wilde drukken en verschillende (uit tegengestelde richting komende) weggebruikers voor hem moesten uitwijken toen hij over de doorgetrokken streep op de verkeerde weghelft reed. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt, toen hij zelf frontaal in aanrijding kwam met een bestelbus.
Naar het oordeel van de rechtbank was door het rijgedrag van verdachte dan ook gevaar te duchten voor het leven van anderen of voor zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Uit voorgaande volgt dat het verkeersgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als een misdrijf op grond van artikel 5a WVW. De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 31 mei 2021 te Daarle en/of Wierden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] (hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een door hem, verdachte, bestuurd voertuig (personenauto), met hoge snelheid (van ongeveer 110 kilometer per uur), een naast hem rijdend voertuig (dienstvoertuig), waarin zich voornoemde politieambtenaar bevond, heeft getracht van de weg te drukken, waardoor het dienstvoertuig (gedeeltelijk) van de weg – in de berm, terwijl zich bomen op een afstand van ongeveer 1 meter van de berm bevonden – is geraakt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 31 mei 2021 te Wierden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,57 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3 primair.
hij op 31 mei 2021 te Vroomshoop en/of Daarle en/of Wierden, in de gemeente(n) Twenterand en/of Hellendoorn en/of Wierden, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van Vroomshoop, daarmee rijdende op de Noorderweg - niet heeft voldaan aan een door [aangever 2] , brigadier bij de politie Eenheid Oost-Nederland en
[aangever 3] , hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Nederland, middels een oplichtend transparant gegeven stopteken, zijnde een stopteken ingevolge artikel 82a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, door niet met dat voertuig (personenauto) te stoppen, en
op de Geerdijk - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, en
op de Hammerweg - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer 134 kilometer per uur, en
op de Vroomshoopseweg - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer 105 kilometer per uur, en
op de Hexelseweg - terwijl zich aan deze weg (meerdere) bomen op ongeveer 1 meter afstand van de berm bevonden - een ander naast hem, verdachte, rijdend voertuig (dienstvoertuig), heeft getracht van de weg te drukken, door met zijn voertuig (personenauto) te sturen in de richting van dat voertuig (dienstvoertuig), waarbij dat voertuig (dienstvoertuig) gedeeltelijk van de weg – in de berm – is geraakt, en
op de Dalvoordeweg heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, en
op de Daarleseweg heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, en
op de N35 (in de richting van Nijverdal) - terwijl tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur, en
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft hij in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een aantal, voor hem uit rijdende voertuigen links ingehaald, waarbij hij de (dubbele) doorgetrokken streep, welke zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden, ten gevolge waarvan het verkeer uit tegenovergestelde richting moest uitwijken teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen, en vervolgens in aanrijding is gekomen met een ander uitwijkend voertuig (bestelbus),
terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Uit het dossier volgt dat het incident met verbalisant [aangever 1] plaatsvond op de Hexelseweg en niet op de Daarleseweg zoals in de tenlastelegging staat. De rechtbank heeft geconstateerd dat de steller van de tenlastelegging de Hexelseweg en de Daarleseweg heeft verwisseld. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving. Niet is gebleken dat verdachte door deze verschrijving niet wist waartegen hij zich diende te verweren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 5a, 8 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
het misdrijf: poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 2 en feit 3 primair:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
en
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 te veroordelen tot een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ter zake van feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een geldboete van € 250,-- op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte door zijn eigen inzet enorm zijn verbeterd ten opzichte van de periode waarin dit incident plaatsvond. Zij heeft verzocht de zaak af te doen met een onvoorwaardelijke taakstraf en eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en zij kan zich vinden in de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een auto opzettelijk zodanig gevaarzettend gedragen, door onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol gedurende lange tijd met veel te hoge snelheid over zogenaamde 80 kilometer wegen te rijden, dat daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Verdachte heeft verklaard dat hij die bewuste dag suïcidale gedachten had en dat hij aan de politie wilde ontkomen. Verdachte had een stopteken gekregen van de politie, maar hij heeft dit bewust genegeerd. Ten koste van klaarblijkelijk alles heeft verdachte vervolgens getracht om aan de politieagenten te ontkomen en hij heeft daarbij diverse verkeersovertredingen begaan en de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Daarbij heeft verdachte ook welbewust de kans aanvaard dat [aangever 1] , een hoofdagent in functie, die hem wilde laten stoppen bij een eventueel ongeval zwaargewond zou kunnen raken. [aangever 1] reed in haar auto links naast verdachte toen verdachte zijn auto haar kant op stuurde, waardoor zij moest uitwijken en met haar linker wielen in de berm terechtkwam. Dicht langs de weg stond een rij bomen, waar [aangever 1] vlak langs ging. Dit leidde er niet toe dat verdachte zijn auto aan de kant zette. Het handelen van verdachte heeft forse impact gehad op [aangever 1] zoals bleek uit de woorden van de gemachtigde ter terechtzitting. Verdachte is door blijven rijden en is uiteindelijk in de berm in aanrijding gekomen met een bestelbus die uit de tegengestelde richting kwam. Die bestelbus was juist de berm ingereden in een poging om verdachte te ontwijken, maar dat was tevergeefs. Door te handelen zoals hierboven beschreven heeft verdachte niet alleen zijn eigen leven, maar ook dat van andere weggebruikers op onacceptabele wijze in gevaar gebracht. Het is een wonder dat ernstige persoonlijke ongelukken zijn uitgebleven. Dat is niet de verdienste van verdachte.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 24 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte verantwoordelijkheid neemt en zich schaamt voor hetgeen hij heeft gedaan. Verdachte verkeerde destijds in een moeilijke periode. Zo was hij zijn relatie, huis, contact met zijn kinderen en werk kwijtgeraakt. Hij was zwervende en verloor zich steeds verder in alcoholgebruik. Zijn zelfwaardering en draagkracht waren laag doordat er binnen zijn relatie fysiek en psychisch geweld tegen hem werd gebruikt. Zijn emotionele instabiliteit zorgde voor het delictgedrag. De hulp die hem na delict door de gemeente Twenterand werd aangeboden – in de vorm van een ambulant begeleider – heeft hij met beide handen aangegrepen en verdachte heeft zijn leven weer op orde gekregen. De grootste drijfveer van verdachte, en daarmee ook een valkuil, is het welzijn van zijn kinderen. Er zijn thans geen aanwijzingen meer voor problemen op het gebied van alcoholgebruik. De reclassering ziet net als verdachte continuering van de reeds lopende ambulante zorg als noodzakelijk en zij zien geen noodzaak voor verdere reclasseringsinterventies. De reclassering adviseert dan ook om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Hoewel de rechtbank de schuldbewuste houding van verdachte en het feit dat hij het afgelopen jaar hard aan zichzelf gewerkt heeft in zijn voordeel meeweegt, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst en het gevaarzettende karakter van de door verdachte begane feiten.
De rechtbank acht een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Daarnaast zal verdachte worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd c.q. ingehouden is geweest. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur voor verdachte, om hem er in de toekomst van te weerhouden zich schuldig te maken aan een strafbaar feit en om de vrij recent verkregen stabiliteit te behouden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 600,00 (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om de gevorderde schade te vergoeden en de raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft wel verzocht de gijzeling op nul dagen te bepalen, omdat verdachte onder bewindvoering staat.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom in zijn geheel toewijzen tot een bedrag van € 600,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd en de schade aldus is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 Sr en 179 WVW.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van feit 1
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2 en feit 3 primair:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
en
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van € 600,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 600,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 600,--, (zegge: zeshonderd), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.
Buiten staat
Mr. Rikken en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Noord met nummer PL0600-2021245380. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 3 primair
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik kan mij 31 mei 2021 nog goed herinneren. Ik had die dag al alcohol gedronken voordat ik in de auto stapte. Ik weet dat mij een stopteken werd gegeven, maar ik ben desondanks door blijven rijden. Ik heb veel te hard gereden.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door verbalisant [aangever 1] van 31 mei 2021, pagina’s 11 en 12, in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangever 1] van 1 juni 2021, pagina’s 21 tot en met 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op maandag, 31 mei 2021 omstreeks 19:45 was ik, [aangever 1] , hoofdagent van politie
Oost-Nederland in uniform gekleed en belast met de incidentenafhandeling in de gemeenten Twenterand en Almelo. Ik reed solo in een opvallend dienstvoertuig van de politie. Op het moment dat ik de verdachte inhaalde zag ik dat hij zijn hoofd richting mij wende. Ik zag dat ik oogcontact met de verdachte had. Ik herkende de verdachte als ambtshalve als zijnde [verdachte] . Ik ben voor de verdachte gaan rijden. Ik zag in mijn binnenspiegel dat de verdachte mij via de rechterzijde probeerde in te halen. Ik zag dat hij naast mij reed. Ik zag zijn stuur naar links gaan. Wij reden op dat moment ongeveer 110 kilometer per uur. De verdachte kwam steeds verder naar links waardoor ik genoodzaakt was om ook naar links te sturen. Anders kwamen onze voertuigen tegen elkaar aan. Ik had het gevoel dat hij mij opzettelijk van de weg wilde drukken. Aan mijn linkerzijde stonden allemaal bomen in de berm. Ik was bang dat ik een boom ging raken. Ik was bang dat de verdachte mij daadwerkelijk van de weg wilde drukken. Ik zag dat het voertuig van de verdachte mij op een haar na niet raakte. Het is dat ik naar links stuurde en de berm in reed. Anders werd ik geraakt met een snelheid van 110 kilometer per uur. Bij de verkeerslichten met de N35 sloegen wij rechtsaf de N35 op in de richting van Nijverdal. Ik reed op dat moment ongeveer 130 kilometer per uur en voerde mijn optische- en geluidssignalen op het dienstvoertuig Ik zag dat het voertuig van verdachte [verdachte] op ongeveer 20 meter van mijn dienstvoertuig reed. Ik zag dat hij op de midden van de weg reed. Verdachte [verdachte] bezette hierdoor beide rijbanen. Door zijn rijgedrag dwong hij het tegemoetkomende verkeer uit te wijken naar de berm. Ik zag dat verdachte [verdachte] meerdere voertuigen, die op onze weghelft reden, inhaalde. Doordat hij dit deed moesten de voertuigen op de andere weghelft uitwijken. Dit kwam mede doordat de toegestane snelheid 80 kilometer per uur was en verdachte [verdachte] met 130 kilometer per uur over de weg slingerde.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangever 2] van 1 juni 2021, pagina’s 14 en 15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Hierop keerde hij ons dienstvoertuig en op de Noorderweg gaande in de richting van de Geerdijk kwamen we achter het voertuig. Dit was ook het moment dat we aan de bestuurder een stopteken gaven middels de lichttransparant in de zonneklep aan de passagierszijde. De bestuurder gaf op geen enkele wijze gehoor aan het gegeven stopteken. Ik zag dat hij meerdere malen in de achteruitkijkspiegel keek. We hebben kortstondig het optisch en geluidssignaal gevoerd. Op de Hammerweg buiten de bebouwde kom verhoogde de bestuurder zijn snelheid tot 140 kilometer per uur, daar waar 80 kilometer per uur was toegestaan. De bestuurder reed op de rechterrijbaan en collega [aangever 1] op de linkerbaan. Toen beide voertuigen op gelijke hoogte waren, zag ik dat de bestuurder van de grijze Mitsubishi steeds verder naar links reed in de richting van het voertuig van collega [aangever 1] . Hij maakte een insturende beweging. Ik zag dat collega [aangever 1] moest bijsturen en deels van de weg raakte, met beide linker banden. Dit alles gebeurde op hoge snelheid. Langs de weg staan vele bomen en het ging al rakelings langs een lantarenpaal. Ik was ook in de veronderstelling dat er reflectorpaaltjes waren omgereden. Later ben ik teruggereden om te kijken of dit zo was, dit bleek niet het geval, het bandenspoor in de berm ging er wel vlak langs. Op de N35 van Wierden richting Nijverdal, een 80-kilometerweg, reed de Mitsubishi op zeker moment over de dubbele streep, alsof het een derde rijbaan was, om de voertuigen voor hem in te halen. Tegenliggers waren genoodzaakt helemaal naar rechts uit te wijken, om niet in aanrijding te komen. Ik zag dat de Mitsubishi door de rechter berm reed. Ik zag dat hij in aanrijding kwam met een tegenligger, een bus, in de rechterberm.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 1 juni 2021, pagina’s 17 en 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Via de Hammerweg reed ik de bebouwde kom uit over op de Vroomshoopseweg, alwaar een maximum snelheid van 80 kilometer per uur geldt. Op de Vroomshoopseweg las ik voor langere tijd een snelheid van 110 kilometer per uur af. Dit terwijl de onderlinge afstand tussen mij en het voertuig met kenteken [kenteken] groter werd. Via de Dalvoordeweg reed ik de bebouwde kom van Daarle in. Hier geldt een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. In de bebouwde kom las ik op mijn boordsnelheidsmeter voor langere tijd een minimale snelheid van 80 kilometer per uur af. Dit terwijl de onderlinge afstand tussen mij en het voertuig met kenteken [kenteken] gelijk bleef of zelfs groter werd. Op de Wierdenseweg die overgaat in de Hexelseweg geldt een maximale snelheid van 80 kilometer per uur. Terwijl ik over de Hexelseweg reed, las ik, van mijn boordsnelheidsmeter, voor een langere tijd een minimale snelheid van 120 kilometer per uur af. Dit terwijl de onderlinge afstand tussen mij en het voertuig met kenteken [kenteken] gelijk bleef, of zelfs groter werd. Tot aan de bebouwde kom van Hoge Hexel las ik van mijn boordsnelheidsmeter, voor langere tijd, een minimale snelheid van 120 kilometer per uur af.
Na enkele momenten zag ik dat de eenheid ON2211 poogde om het voertuig met kenteken [kenteken] aan de linkerkant in te halen. Ik zag, terwijl de eenheid ON2211 naast het voertuig met kenteken [kenteken] reed, dat het voertuig met kenteken [kenteken] naar links, en daarbij op de eenheid ON2211 instuurde. Ik zag dat beide voertuigen net niet met elkaar in aanraking kwamen. Ik weet dat ik op dat moment met een minimale snelheid van 100 kilometer per uur reed. Op dat punt staan meerdere dikke bomen in de berm. Enkele kilometers later zag ik dat het voertuig met kenteken [kenteken] door de rechterkant van de berm reed. Vervolgens zag ik dat het voertuig met kenteken [kenteken] stilstond en een aanrijding had veroorzaakt met een bestelbus.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangever 3] van 1 juni 2021, pagina’s 25 tot en met 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Ik stelde het politietransparant met de tekst "Stop Politie" in werking. Ik zag dat mijn collega [aangever 2] de zonneklep, met daarop de inwerking zijnde transparant, naar beneden deed. Deze was nu zichtbaar voor de bestuurder van de Mitsubishi Colt.
Ik zag dat de bestuurder geen reactie gaf en linksaf sloeg en de Geerdijk op reed. Ik zag dat de snelheid opliep van de Mitsubishi Colt en dat deze bij ons wegreed. Ik zag dat de snelheid van ons dienstvoertuig 100 à 110 km/u was. Ik zag dat de bestuurder rechtsaf sloeg en zijn weg vervolgde over de Hammerweg. Ik zag dat de snelheid op mijn kilometerteller 140 km/u aangaf. Buiten de bebouwde kom van Daarle, op de Hexelseweg, ging de snelheid weer omhoog boven de 100 km/u. Ik hoorde dat er gecommuniceerd werd dat er geprobeerd moest worden om een dienstauto voor de bestuurder te krijgen. Ik zag dat dit werd gedaan door het andere opvallende dienstvoertuig. Ik zag dat er gepoogd werd door de collega om het voertuig in te halen. Ik zag dat de bestuurder naar links stuurde en zo de collega dwong om de berm in te gaan rijden. Ik zag dat de politieauto erg dicht bij de bomen kwam te rijden, welke langs deze weg in de berm staan.
Ik zag dat de bestuurder rechtsaf sloeg in de richting van Nijverdal en zijn weg vervolgde over de N35. Ik zag dat het drukker op de weg was met veel verkeer. Ik zag dat de bestuurder ook midden op de rijbaan reed en hierbij meerdere voertuigen passeerde in zijn rijrichting. Voor dat ik goed en wel het in de gaten had zag ik een tegemoetkomende bestelbus uitwijken en deze kwam over mijn weghelft. Ik zag dat er meerdere voertuigen stilstonden op de weg en dat de achtervolgde bestuurder ook stilstond. Ik rende uit het dienstvoertuig en zag dat er een aanrijding had plaatsgevonden tussen de bestelbus en de Mitsubishi Colt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Noord met nummer PL0600-2021245380. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.