ECLI:NL:RBOVE:2023:2135

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
08-039803-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met schadevergoeding

De rechtbank Overijssel heeft op 8 juni 2023 een 24-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 januari 2023 in Deventer, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 25 mei 2023 heeft de verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geconcludeerd dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was dat hij geweld tegen deze persoon had gepleegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 1.085,-- toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de rol van de verdachte, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke verstandelijke beperking.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-039803-23 (P)
Datum vonnis: 8 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 januari 2023 samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer
openlijk, te weten, aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een en/of meerdere perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- ( meermalen) met de vuist tegen het hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) op de grond te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of
- ( meermalen) te schoppen en/of te trappen terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lag.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer 2] , omdat [slachtoffer 2] enkel door medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is geslagen en niet door verdachte. Wat betreft de openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer 1] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 januari 2023 arriveert verdachte samen met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] , zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) in een personenauto bij het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] aan de Emdenweg in Deventer. Op het moment dat de personenauto stopt bij het bedrijf van [slachtoffer 1] , lopen (eerst) aangever [slachtoffer 1] en in zijn kielzog aangever [slachtoffer 2] naar de bijrijderskant van die zojuist gearriveerde auto. Verdachte zit op de bijrijdersstoel, [medeverdachte 3] is de bestuurder, achter de bestuurder zit [verdachte] en achter de bijrijder zit [medeverdachte 2] . De achterportieren van de personenauto worden geopend, verdachte stapt uit en loopt om de auto heen naar [slachtoffer 1] en slaat hem tegen het hoofd en pakt hem vast. [slachtoffer 1] komt ten val. Intussen is [medeverdachte 1] vanaf de bijrijderskant uit de auto gestapt met een hamer in zijn hand. Met de hamer slaat hij meermalen bovenhands richting het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] staat op, loopt weg en komt verderop ten val, terwijl [medeverdachte 1] bovenhands slaande bewegingen met de hamer maakt richting het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] komt opnieuw ten val. Verdachte schopt en stompt meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt. Als [slachtoffer 1] probeert op te staan, duwt verdachte hem terug richting de grond. Ongeveer op datzelfde moment loopt [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 2] en slaat hem met de hamer tegen zijn arm. Daarna richt [medeverdachte 1] zich weer tot [slachtoffer 1] , die door verdachte wordt vastgehouden tegen de grond. [medeverdachte 1] maakt meerdere slaande bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] . Dan wordt [medeverdachte 1] weggehaald door anderen, maar hij loopt weer terug naar [slachtoffer 1] . Hij stompt meermalen tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] en schopt tegen diens lichaam, terwijl [slachtoffer 1] nog op de grond ligt.
Juridisch oordeel
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde omstandigheden verdachte in vereniging met [medeverdachte 1] geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen. De rechtbank heeft op de beelden gezien dat verdachte de persoon is die als eerste geweldshandelingen verricht tegen [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door de hiervoor omgeschreven omstandigheden een significante bijdrage geleverd aan het gebruikte geweld. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] . Verdachte heeft zelf geen geweldshandelingen verricht tegen [slachtoffer 2] en de door de medeverdachte [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer 2] verrichte geweldshandelingen zijn niet opgenomen in de tenlastelegging. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 2] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 januari 2023 te Deventer, openlijk, te weten, aan de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1]
- meermalen met de vuist tegen het hoofd en (boven)lichaam te slaan en te stompen en/of
- met kracht op de grond te duwen en naar de grond toe te brengen en
- meermalen te schoppen en te trappen terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet (naar behoren) verricht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een taakstraf van 120 uren op te leggen mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en medeschuld van aangever [slachtoffer 1] .
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] . Verdachte heeft hem tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en hem naar de grond gewerkt. Terwijl [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag, heeft verdachte hem (wederom) geschopt en geslagen tegen het lichaam. Verdachte is bovendien degene die is begonnen met de geweldshandelingen. Volgens verdachte ging hij met zijn broers naar [slachtoffer 1] om een conflict uit te praten en werd hij bang door de agressieve houding van [slachtoffer 1] , maar verdachte is meteen nadat de auto tot stilstand kwam uitgestapt en is rechtstreeks naar [slachtoffer 1] gelopen en begonnen met stompen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft als gevolg van het feit lichamelijk letsel opgelopen. Dat het feit geen ernstiger letsel tot gevolg heeft gehad, is niet aan verdachte te danken. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Op 8 mei 2023 heeft de reclassering een advies uitgebracht. Daarin staat dat er vermoedelijk sprake is van een verstandelijke beperking bij verdachte en dat een gebrekkige impulscontrole mogelijk een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van het feit. Verdachte ontvangt momenteel in een vrijwillig kader hulp van de William Schrikker jeugdreclassering en QZorg en is gemotiveerd om in dat kader ook een ambulante behandeling te volgen. Er is een lage kans op recidive. De reclassering adviseert daarom om de zaak af te doen met een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor openlijke geweldpleging. Indien daarbij sprake is van openlijke geweldpleging tegen personen, terwijl dat lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, wordt als uitgangspunt een taakstraf van 150 uren genoemd.
Gelet op de ernst van het feit en de rol van verdachte daarbij, acht de rechtbank de door de van de officier van justitie gevorderde straf passend. Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een taakstraf van 180 uren passend en geboden is.

8.De schade van de benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van een totaalbedrag van € 90.385,-- (negentigduizend driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering: € 385,--;
- inkomstenderving in totaal: € 80.000,--.
De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering voor zover die ziet op de kostenpost inkomstenderving.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.665,-- (vijfduizend zeshonderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering: € 385,--;
- jas: € 200,--;
- jacket: € 40,--;
- trui: € 40,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] acht de officier van justitie een schadevergoeding van € 2.385,-- toewijsbaar, bestaande uit € 385,-- voor het eigen risico van de zorgverzekering en € 2.000,-- voor geleden immateriële schade. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie een schadevergoeding van € 1.665,-- toewijsbaar, bestaande uit € 665,-- voor materiële schade en € 1.000,-- voor immateriële schade. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering, primair omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en subsidiair omdat alle schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] primair verzocht [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak van de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] . De raadsman heeft verder (de rechtbank begrijpt: ook in de zaak van verdachte) aangevoerd dat de gevorderde schadevergoeding voor de jas, het jacket en de trui toewijsbaar is. Het eigen risico is volgens de raadsman toewijsbaar tot een bedrag van € 61,39. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding moet [slachtoffer 2] volgens de raadsman primair niet-ontvankelijk worden verklaard, subsidiair moet het bedrag worden gematigd tot € 250,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De schadepost met betrekking tot het eigen risico van de zorgverzekering van € 385,-- is voldoende onderbouwd en aannemelijk, en onvoldoende betwist. De rechtbank zal deze post daarom toewijzen.
De rechtbank zal, zoals de advocaat van [slachtoffer 1] , de officier van justitie en de verdediging hebben verzocht, [slachtoffer 1] ten aanzien van de kostenpost inkomstenderving niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende is onderbouwd en niet, althans onvoldoende, is betwist dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde. In zoverre heeft [slachtoffer 1] recht op vergoeding van ander nadeel als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De exacte omvang van dit nadeel staat niet vast. De door de advocaat van de benadeelde partij aangehaalde uitspraken wijken naar het oordeel van de rechtbank te veel af van de gebeurtenissen in onderhavige zaak. De rechtbank zal gebruikmaken van haar bevoegdheid om de omvang van dit nadeel naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt het nadeel als gevolg van het lichamelijke letsel vast op € 700,-- en zal dit bedrag toewijzen.
Daarnaast stelt de benadeelde partij psychische schade te hebben geleden als gevolg van het bewezenverklaarde (openlijke geweldpleging). Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde hierdoor op andere wijze in de persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en sub b BW. Ook kan niet zonder meer uit de aard en de ernst van dit feit worden afgeleid dat sprake is van zo’n aantasting van de persoon. De rechtbank zal de benadeelde daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van in totaal € 1.085,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt de rechtbank dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor dit bedrag (in totaal € 1.085,--) naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dit hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 2]
De vordering van [slachtoffer 2] heeft betrekking op de openlijke geweldpleging gepleegd tegen [slachtoffer 2] . Omdat verdachte van de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] : in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.085,-- (bestaande uit € 385,-- materiële schade en € 700,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] : van een bedrag van € 1.085,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.085,--, (zegge: duizendvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023010867. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het procesverbaal van de terechtzitting van 25 mei 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [slachtoffer 1] meermalen heb geslagen op 7 januari 2023 aan de [straatnaam] te Deventer.
2.
Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 25 mei 2023, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘Camerabeelden van vlakvoor incident en incident zelf’:
De rechtbank neemt waar dat [verdachte] vanaf de bestuurderskant uit de Volkswagen stapt en dat [slachtoffer 1] naar de Volkswagen loopt en de deur aan de bijrijderskant opent (16:40:53). [verdachte] loopt om de Volkswagen heen naar [slachtoffer 1] en slaat/stompt hem tegen het hoofd en pakt hem vast. [slachtoffer 1] komt ten val (16:41:01). Intussen is [medeverdachte 1] uit de auto gestapt vanaf de bijrijderskant. Hij slaat meermalen bovenhands met een voorwerp richting het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer 1] (16:41:05). [slachtoffer 1] staat op, loopt weg en komt verderop ten val, terwijl [medeverdachte 1] bovenhands slaande bewegingen met het voorwerp maakt richting het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer 1] (16:41:15). [verdachte] rent naar [slachtoffer 1] , schopt tegen zijn lichaam en slaat/stompt meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] (16:41:14). Als [slachtoffer 1] probeert op te staan, duwt [verdachte] hem weer richting de grond. [medeverdachte 1] loopt naar [slachtoffer 2] en slaat met een voorwerp in de richting/tegen de arm van [slachtoffer 2] (16:41:19). Terwijl [verdachte] [slachtoffer 1] vasthoudt tegen de grond, komt [medeverdachte 1] erbij. [medeverdachte 1] maakt meerdere slaande bewegingen richting het lichaam van [slachtoffer 1] (16:41:27). [medeverdachte 1] wordt door anderen weggehaald bij [slachtoffer 1] . Hij loopt terug naar [slachtoffer 1] en stompt meermalen tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] nog steeds op de grond ligt (16:41:40). [medeverdachte 1] schopt tegen het lichaam van [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] nog op de grond ligt (16:41:50).