ECLI:NL:RBOVE:2023:2133

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
08-039799-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en mishandeling met een hamer

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 27-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor poging tot doodslag, mishandeling en openlijk geweld. De zaak betreft een incident op 7 januari 2023 in Deventer, waar de verdachte samen met medeverdachten een gewelddadige aanval uitvoerde op twee slachtoffers met een hamer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en met een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gehandeld door meermalen met een hamer op diens hoofd en lichaam te slaan. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan de mishandeling van [slachtoffer 2], die probeerde te helpen. De rechtbank legde daarnaast een schadevergoeding op van in totaal € 2.385,-- aan [slachtoffer 1] en € 841,39 aan [slachtoffer 2]. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd melden bij de reclassering en heeft een contactverbod met de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-039799-23 (P)
Datum vonnis: 8 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 januari 2023:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk te doden, dan wel heeft geprobeerd hem opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel hem heeft mishandeld door meermalen met een hamer tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan;
feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer 2] opzettelijk te doden, dan wel heeft geprobeerd hem opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel hem heeft mishandeld door meermalen met een hamer tegen zijn rug en/of de arm te slaan;
feit 3:samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1]
heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan;
2
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk
van het leven te beroven, meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen de rug en/of op/tegen de linkeronderarm van die [slachtoffer 2] heeft
geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen de rug en/of op/tegen de linkeronderarm van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen de rug en/of op/tegen de linkeronderarm van die [slachtoffer 2] te slaan;
3
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Deventer
openlijk, te weten, aan de [adres 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een en/of meerdere perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
door die [slachtoffer 1]
- meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard
voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1]
te slaan
en/of die [slachtoffer 2]
- meerdere malen (met kracht) met een hamer, althans met een zwaar en/of hard
voorwerp, op/tegen de rug en/of op/tegen de linkeronderarm van die [slachtoffer 2] te
slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair (poging tot doodslag van [slachtoffer 1] ), het onder 2 subsidiair (poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] ) en het onder 3 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij acht de verklaring van verdachte dat hij aangever [slachtoffer 1] zou hebben geslagen met een blokfluit hoogst onwaarschijnlijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van feit 1 primair en subsidiair (poging tot doodslag van [slachtoffer 1] en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] ) en van feit 2 primair en subsidiair (poging tot doodslag van [slachtoffer 2] en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] ). De raadsman heeft verzocht behoedzaamheid te betrachten bij het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 1] als bewijsmiddel, omdat zijn verklaring onbetrouwbaar is. Verder heeft de raadsman gesteld dat niet vaststaat dat verdachte met een hamer heeft geslagen en dat verdachte met een voorwerp op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Daarnaast is niet voldaan aan het vereiste van voorwaardelijk opzet op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de openlijke geweldpleging tegen hen zoals ten laste gelegd onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 meer subsidiair en feit 3 wel kunnen worden bewezen, met uitzondering van de aanwezigheid van een hamer en het slaan met die hamer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 januari 2023 arriveert verdachte samen met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) in een personenauto bij het garagebedrijf van aangever [slachtoffer 1] in Deventer. Op het moment dat de personenauto stopt bij het bedrijf van [slachtoffer 1] , lopen (eerst) aangever [slachtoffer 1] en in zijn kielzog aangever [slachtoffer 2] naar de bijrijderskant van de zojuist gearriveerde auto. Verdachte zit op de bijrijdersstoel, [medeverdachte 3] is de bestuurder, achter de bestuurder zit [medeverdachte 1] en achter de bijrijder zit [medeverdachte 2] . De achterportieren van de personenauto worden geopend, [medeverdachte 1] stapt uit en loopt om de auto heen naar [slachtoffer 1] en slaat hem tegen het hoofd en pakt hem vast. [slachtoffer 1] komt ten val. Intussen is verdachte vanaf de bijrijderskant uit de auto gestapt met een hamer in zijn hand. Met de hamer slaat hij meermalen bovenhands richting het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] staat op, loopt weg en komt verderop ten val, terwijl verdachte bovenhands slaande bewegingen met de hamer maakt richting het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] komt opnieuw ten val. [medeverdachte 1] schopt en stompt meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt. Als [slachtoffer 1] probeert op te staan, duwt [medeverdachte 1] hem terug richting de grond. Ongeveer op datzelfde moment loopt verdachte naar [slachtoffer 2] en slaat hem met de hamer tegen zijn arm. Daarna richt verdachte zich weer tot [slachtoffer 1] , die door [medeverdachte 1] wordt vastgehouden tegen de grond. Verdachte maakt meerdere slaande bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] . Dan wordt verdachte weggehaald door anderen, maar hij loopt weer terug naar [slachtoffer 1] . Hij stompt meermalen tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] en schopt tegen diens lichaam, terwijl [slachtoffer 1] nog op de grond ligt.
Juridisch oordeel
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is. De rechtbank deelt dat standpunt van de verdediging niet. Weliswaar is de verklaring van [slachtoffer 1] niet op alle punten juist, de essentiële onderdelen van zijn verklaring worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder in het bijzonder de (eigen waarneming van de rechtbank van de) camerabeelden. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook gebruiken voor het bewijs.
Hamer en geen blokfluitDe rechtbank komt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in combinatie met de camerabeelden en het letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot de vaststelling dat verdachte een hamer bij zich had en met deze hamer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geslagen. Verdachtes verklaring dat hij geen hamer, maar een blokfluit in handen had, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Verdachte is pas voor het eerst ter terechtzitting van 25 mei 2023 met de verklaring over de blokfluit gekomen, terwijl het op zijn weg had gelegen in een veel eerder stadium met deze verklaring te komen. Er is bovendien niemand in deze zaak die heeft verklaard over een blokfluit, terwijl voornoemde personen allen hebben verklaard dat zij een hamer hebben gezien. De rechtbank acht verdachtes verklaring op dit punt volstrekt ongeloofwaardig.
Feit 1De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte vol opzet had op de dood. Van opzet op de dood is echter ook sprake wanneer verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Dat wil zeggen dat hij met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg – de dood van [slachtoffer 1] – zal intreden. De vraag of sprake was van een aanmerkelijke kans dat de dood zou intreden door de geweldshandelingen, moet naar de omstandigheden van het geval worden beoordeeld.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte meermalen bovenhands met een hamer in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl [slachtoffer 1] probeerde weg te komen en zich af te weren. De rechtbank is op grond van deze vaststellingen van oordeel dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Door meermalen met een hamer, bovenhands en met enige kracht te slaan in de richting van het hoofd en het bovenlijf van [slachtoffer 1] , heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat ernstig hersenletsel zou ontstaan waardoor [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
De rechtbank overweegt verder dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht is op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dit letsel ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2De rechtbank stelt vast dat verdachte [slachtoffer 2] met een hamer met kracht op zijn onderarm heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 2] een gat in zijn onderarm heeft opgelopen dat moest worden gehecht. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet had – al dan niet in voorwaardelijke zin – op de dood van [slachtoffer 2] of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . Onder de gegeven omstandigheden kan namelijk niet worden gezegd dat het slaan met de hamer op de onderarm een reële, niet onwaarschijnlijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel in het leven werd geroepen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Feit 3De rechtbank is ook van oordeel dat gelet op voornoemde feiten en omstandigheden verdachte openlijk en in vereniging met [medeverdachte 1] geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zoals onder feit 3 ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een aanzienlijk aandeel gehad in het gebruikte geweld. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 7 januari 2023 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met kracht (met een hamer), op/tegen het hoofd en tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 7 januari 2023 te Deventer, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) met een hamer, tegen de linkeronderarm van die [slachtoffer 2] te slaan;
3
hij op 7 januari 2023 te Deventer, openlijk, te weten, aan de [adres 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een meerdere personen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
door
- meerdere malen met kracht (met een hamer), op/tegen het hoofd en tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan, en
- ( met kracht) met een hamer, tegen de linkeronderarm van die [slachtoffer 2] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 141, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 primair en feit 3, en met betrekking tot feit 2 meer subsidiair en feit 3, telkens sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr. De bewezenverklaarde gedragingen leveren een zodanig samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen hooguit enigszins uiteenloopt.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 3
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
feit 2 meer subsidiair en feit 3
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
mishandeling;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, alsook een contact- en locatieverbod ten aanzien van de aangevers en de adressen van aangevers.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van 20 weken op te leggen, waarvan 15 weken voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, in combinatie met een taakstraf. Het onvoorwaardelijk deel is dan gelijk aan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , mishandeling van [slachtoffer 2] en openlijke geweldpleging tegen hen beiden.
Verdachte heeft meermalen met een hamer in de richting van het lichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. Daarnaast heeft hij meermalen die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en bovenlichaam gestompt en tegen zijn lichaam geschopt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Verdachte heeft op die wijze ernstig geweld toegepast waarmee niet alleen een grove inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , maar dat ook evengoed fataal had kunnen aflopen. [slachtoffer 1] heeft behalve lichamelijk letsel ook psychische klachten opgelopen door het feit. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt dat [slachtoffer 1] nog steeds last heeft van angst, herbelevingen en stress. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 1] te hulp wilde schieten, geslagen met de hamer op zijn onderarm. Hierdoor heeft hij letsel opgelopen aan zijn arm. Na het incident heeft verdachte de plek van het incident meteen verlaten zonder zich te bekommeren om de toestand van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 19 maart 2023. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op 11 mei 2023 heeft de reclassering een advies uitgebracht. Daarin staat dat bij verdachte mogelijk sprake is van psychosociale problematiek in de vorm van een verstandelijke beperking, impulsiviteit en beperkte zelfredzaamheid. Verdachte legt de schuld voor de feiten grotendeels neer bij het slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) en noemt het slachtoffer een leugenaar, waardoor een nieuwe escalatie volgens de reclassering niet uitgesloten is. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en ziet mogelijkheden om het recidiverisico te beperken. De reclassering adviseert om de zaak af te doen met een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een ambulante behandeling met verdiepingsdiagnostiek en een contactverbod met het slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ).
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de hoogte van straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken. Gelet op het recidiverisico zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, inclusief de locatieverboden zoals die ook golden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft verbleven.
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van een totaalbedrag van € 90.385,-- (negentigduizend driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering: € 385,--;
- inkomstenderving in totaal: € 80.000,--.
De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering voor zover die ziet op de kostenpost inkomstenderving.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.665,-- (vijfduizend zeshonderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering: € 385,--;
- jas: € 200,--;
- jacket: € 40,--;
- trui: € 40,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] acht de officier van justitie een schadevergoeding van € 2.385,-- toewijsbaar, bestaande uit € 385,-- voor het eigen risico van de zorgverzekering en € 2.000,-- voor geleden immateriële schade. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie een schadevergoeding van € 1.665,-- toewijsbaar, bestaande uit € 665,-- voor materiële schade en € 1.000,-- voor immateriële schade. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering, primair omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en subsidiair omdat alle schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] aangevoerd dat de gevorderde schadevergoeding voor de jas, het jacket en de trui toewijsbaar is. Het eigen risico is volgens de raadsman toewijsbaar tot een bedrag van € 61,39. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding moet [slachtoffer 2] volgens de raadsman primair niet-ontvankelijk worden verklaard, subsidiair moet het bedrag worden gematigd tot € 250,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten (feit 1 primair en feit 3) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De schadepost met betrekking tot het eigen risico van de zorgverzekering van € 385,-- is voldoende onderbouwd en aannemelijk, en onvoldoende betwist. De rechtbank zal deze post daarom toewijzen.
De rechtbank zal, zoals de advocaat van [slachtoffer 1] , de officier van justitie en de verdediging hebben verzocht, [slachtoffer 1] ten aanzien van de kostenpost inkomstenderving niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende is onderbouwd en niet, althans onvoldoende, is betwist dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde. In zoverre heeft [slachtoffer 1] recht op vergoeding van ander nadeel als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De exacte omvang van dit nadeel staat niet vast. De door de advocaat van de benadeelde partij aangehaalde uitspraken wijken naar het oordeel van de rechtbank te veel af van de gebeurtenissen in onderhavige zaak. De rechtbank zal gebruikmaken van haar bevoegdheid om de omvang van dit nadeel naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt het nadeel als gevolg van het lichamelijke letsel vast op € 700,-- en zal dit bedrag toewijzen.
Daarnaast stelt de benadeelde partij psychische schade te hebben geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de onder 1 primair bewezenverklaarde poging tot doodslag, voldoende is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] op andere wijze in de persoon is aangetast, zoals bedoeld in artikel 6:106 aanhef en sub b BW. De exacte omvang van dit nadeel staat niet vast. De door de advocaat van de benadeelde partij aangehaalde uitspraken wijken naar het oordeel van de rechtbank te veel af van de gebeurtenissen in onderhavige zaak. De rechtbank zal gebruikmaken van haar bevoegdheid om de omvang van dit nadeel naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 1.300,-- en zal dit bedrag toewijzen.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van in totaal € 2.385,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt de rechtbank dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de materiële schade en voor de immateriële schade waar dit ziet op het lichamelijke letsel (in totaal € 1.085,--) naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dit hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 2]Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten (feit 2 meer subsidiair en feit 3) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De schadeposten met betrekking tot de jas, het jacket en de trui zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank een bedrag van € 61,39 toewijzen ter vergoeding van het eigen risico van de zorgverzekering. Het overige gedeelte van deze schadepost is onvoldoende onderbouwd en gemotiveerd betwist door de verdediging. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende is onderbouwd en niet is betwist dat [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde. In zoverre heeft [slachtoffer 2] recht op vergoeding van ander nadeel als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en sub b BW. De exacte omvang van deze schade staat niet vast. De door de advocaat van de benadeelde partij aangehaalde uitspraken wijken naar het oordeel van de rechtbank te veel af van de gebeurtenissen in onderhavige zaak. De rechtbank zal gebruikmaken van haar bevoegdheid om de omvang van deze schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 500,-- en zal dit bedrag toewijzen.
Dit ligt anders voor de psychische schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden. De rechtbank kan niet vaststellen dat sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 aanhef en sub b BW, nu dit onvoldoende door de benadeelde partij is onderbouwd en een dergelijke aantasting niet zonder meer volgt uit de aard en ernst van de feiten in deze zaak. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van in totaal € 841,39 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt de rechtbank dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig aan [slachtoffer 1] wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte niet volledig aan [slachtoffer 2] wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 3
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 meer subsidiair en feit 3
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
mishandeling;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 72 in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de forensische polikliniek van Transfore of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling richt zich in eerste instantie op het verrichten van verdiepingsdiagnostiek zoals het bepalen van verdachtes intelligentie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1988, en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1994, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de adressen: [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] ;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair en feit 3) toe tot een bedrag van € 2.385,-- (bestaande uit € 385,-- materiële schade en € 2.000,-- immateriële schade, waarvan € 1.300,-- vanwege aantasting van de persoon op andere wijze en € 700,-- vanwege lichamelijk letsel);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair en feit 3): van een bedrag van € 2.385,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.385,--, (zegge: drieëntwintighonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 meer subsidiair en feit 3) toe tot een bedrag van € 841,39 (bestaande uit € 341,39 materiële schade en € 500,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 meer subsidiair en feit 3): van een bedrag van € 841,39 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 841,39, (zegge: achthonderdeenenveertig euro en negenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023010867. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 (poging doodslag [slachtoffer 1] ):
1.
Het procesverbaal van aangifte van 11 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] een hamer in zijn hand vasthield. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterarm omhoog haalde met in zijn hand de hamer. Ik zag dat [verdachte] met vereende kracht uithaalde in de richting van mij. Ik kreeg diverse klappen en trappen. Ik ben op de grond komen te vallen en ik ben buiten bewustzijn geraakt. Ik was niet helemaal bij. Ik voelde een enorme pijn aan mijn hoofd, op mijn rug, mijn rechterenkel en mijn linkerknie.
2.
Het procesverbaal van aangifte van 13 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Ik zag dat deze auto stopte en dat uit deze auto vier mannen uitstapten. Ik zag dat een van de mannen een hamer in zijn hand vasthield. Ik zag dat de mannen op [slachtoffer 1] afliepen en hem gingen slaan met de hamer. Ik zag dat [slachtoffer 1] door het geweld op de grond kwam te vallen. Ondanks dat [slachtoffer 1] op de grond lag bleef men slaan en schoppen op [slachtoffer 1] . Ik keek naar [slachtoffer 1] en ik zag dat zijn gezicht onder het bloed zat.
3.
Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 25 mei 2023, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘Camerabeelden van vlakvoor incident en incident zelf’:
(…) [verdachte] slaat meermalen bovenhands met een voorwerp richting het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] (16:41:05). [slachtoffer 1] staat op, loopt weg en komt verderop ten val, terwijl [verdachte] bovenhands slaande bewegingen met het voorwerp maakt richting het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] (16:41:15). (…) Terwijl [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] vasthoudt tegen de grond, komt [verdachte] erbij. [verdachte] maakt meerdere slaande bewegingen richting het lichaam van [slachtoffer 1] (16:41:27). (…) [verdachte] loopt terug naar [slachtoffer 1] en stompt meermalen tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] nog steeds op de grond ligt (16:41:40). [verdachte] schopt tegen het lichaam van [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] nog op de grond ligt (16:41:50).
4.
Het procesverbaal van de terechtzitting van 25 mei 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U bevraagt mij over het incident op 7 januari 2023 te Deventer. Het klopt dat ik iets in handen had. Het klopt dat ik [slachtoffer 1] heb geslagen. [slachtoffer 1] kwam heel agressief op ons af lopen, deed de deur open en trok mij uit de auto. Toen ging het mis en werd er geslagen. U houdt mij voor dat er niet alleen aan het begin een handgemeen was, maar dat u ook op de beelden zag dat ik later, als [slachtoffer 1] op straat ligt, vier of vijf keer op zijn hoofd in sla. Het is gebeurd.
Feit 2 (mishandeling [slachtoffer 2] ):
1.
Het procesverbaal van aangifte van 13 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Ik zag dat deze auto stopte en dat uit deze auto vier mannen uitstapten. Ik zag dat een van de mannen een hamer in zijn hand vasthield. (..) Ik merkte ook dat ik zelf ook veel pijn had. Ik deed mijn jas en trui uit en ik zag dat er bloed uit mijn linker onderarm kwam. Het bleek dat er een gat was geslagen met vermoedelijk de hamer van ongeveer 1,5 centimeter groot. Dit moest gehecht worden.
2.
Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 25 mei 2023, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘Camerabeelden van vlakvoor incident en incident zelf’:
(…) [verdachte] loopt naar [slachtoffer 2] en slaat met een voorwerp in de richting/tegen de arm van [slachtoffer 2] (16:41:19). (…)
3.
Het procesverbaal van de terechtzitting van 25 mei 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U bevraagt mij over het incident op 7 januari 2023 te Deventer. Het klopt dat ik iets in handen had. U houdt mij de verklaring voor van [slachtoffer 2] en vraagt of ik hem ook heb geraakt. Ik heb op de beelden gezien dat ik [slachtoffer 2] één keer heb geslagen. Ik kan me herinneren dat ik hem één keer heb geduwd of geslagen terwijl hij bij de deur stond.
Feit 3 (openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ):
1.
Het procesverbaal van aangifte van 11 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] een hamer in zijn hand vasthield. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterarm omhoog haalde met in zijn hand de hamer. Ik zag dat [verdachte] met vereende kracht uithaalde in de richting van mij. Ik kreeg diverse klappen en trappen. Ik ben op de grond komen te vallen en ik ben buiten bewustzijn geraakt. Ik was niet helemaal bij. Ik voelde een enorme pijn aan mijn hoofd, op mijn rug, mijn rechterenkel en mijn linkerknie.
2.
Het procesverbaal van aangifte van 13 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Ik zag dat deze auto stopte en dat uit deze auto vier mannen uitstapten. Ik zag dat een van de mannen een hamer in zijn hand vasthield. Ik zag dat de mannen op [slachtoffer 1] afliepen en hem gingen slaan met de hamer. Ik zag dat [slachtoffer 1] door het geweld op de grond kwam te vallen. Ondanks dat [slachtoffer 1] op de grond lag bleef men slaan en schoppen op [slachtoffer 1] . Ik keek naar [slachtoffer 1] en ik zag dat zijn gezicht onder het bloed zat. Ik merkte ook dat ik zelf ook veel pijn had. Ik deed mijn jas en trui uit en ik zag dat er bloed uit mijn linker onderarm kwam. Het bleek dat er een gat was geslagen met vermoedelijk de hamer van ongeveer 1,5 centimeter groot. Dit moest gehecht worden.
3.
Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 25 mei 2023, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘Camerabeelden van vlakvoor incident en incident zelf’:
De rechtbank neemt waar dat [medeverdachte 1] vanaf de bestuurderskant uit de Volkswagen stapt en dat [slachtoffer 1] naar de Volkswagen loopt en de deur aan de bijrijderskant opent (16:40:53). [medeverdachte 1] loopt om de Volkswagen heen naar [slachtoffer 1] en slaat/stompt hem tegen het hoofd en pakt hem vast. [slachtoffer 1] komt ten val (16:41:01). Intussen is [verdachte] uit de auto gestapt vanaf de bijrijderskant. Hij slaat meermalen bovenhands met een voorwerp richting het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer 1] (16:41:05). [slachtoffer 1] staat op, loopt weg en komt verderop ten val, terwijl [verdachte] bovenhands slaande bewegingen met het voorwerp maakt richting het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer 1] (16:41:15). [medeverdachte 1] rent naar [slachtoffer 1] , schopt tegen zijn lichaam en slaat/stompt meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] (16:41:14). Als [slachtoffer 1] probeert op te staan, duwt [medeverdachte 1] hem weer richting de grond. [verdachte] loopt naar [slachtoffer 2] en slaat met een voorwerp in de richting/tegen de arm van [slachtoffer 2] (16:41:19). Terwijl [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] vasthoudt tegen de grond, komt [verdachte] erbij. [verdachte] maakt meerdere slaande bewegingen richting het lichaam van [slachtoffer 1] (16:41:27). [verdachte] wordt door anderen weggehaald bij [slachtoffer 1] . Hij loopt terug naar [slachtoffer 1] en stompt meermalen tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] nog steeds op de grond ligt (16:41:40). [verdachte] schopt tegen het lichaam van [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] nog op de grond ligt (16:41:50).
4.
Het procesverbaal van de terechtzitting van 25 mei 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U bevraagt mij over het incident op 7 januari 2023 te Deventer. Het klopt dat ik iets in handen had. Het klopt dat ik [slachtoffer 1] heb geslagen. [slachtoffer 1] kwam heel agressief op ons af lopen, deed deur open en trok mij uit de auto. Toen ging het mis en werd er geslagen. U houdt mij voor dat er niet alleen aan het begin een handgemeen was, maar dat u ook op de beelden zag dat ik later, als [slachtoffer 1] op straat ligt, vier of vijf keer op zijn hoofd in sla. Het is gebeurd. Het was twee tegen twee. U houdt mij de verklaring voor van [slachtoffer 2] en vraagt of ik hem ook heb geraakt. Ik heb op de beelden gezien dat ik [slachtoffer 2] één keer heb geslagen. Ik kan me herinneren dat ik hem één keer heb geduwd of geslagen terwijl hij bij de deur stond.