ECLI:NL:RBOVE:2023:2131

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
08-200409-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

De rechtbank Overijssel heeft op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 63-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 14 december 2021 te Deventer. De verdachte veroorzaakte het ongeval door met zijn personenauto door rood licht te rijden en met een snelheid van 60 tot 72 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Hierdoor kwam hij in aanrijding met een andere auto, waarbij het slachtoffer, een vrouw, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken bekken en een forse bloeduitstorting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had aan het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een geldboete van 1000 euro op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld en die zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de gevolgen van onvoorzichtig rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-200409-22 (P)
Datum vonnis: 8 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboortedatum] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:door zijn gedrag gevaar/hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 december 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Zutphenseweg,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse (goed) bekend is en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Zutphenseweg) met de
Deventerstraat naderde en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste -voor hem van
toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde- verkeerslichten reeds ongeveer 8,1
seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct
voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Zutphenseweg) en/of de voor hem
bestemde en geldende verkeerslichten en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover
deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 60 en 72
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde
motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor
de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Zutphenseweg) voor die kruising
aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen die kruising op en/of over is gereden en/of
- ( daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op de
kruisende weg (de Deventerstraat) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes,
rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurster van een personenauto niet
voor heeft laten gaan en/of is gebotst botsen tegen, althans in aanrijding gekomen met voornoemde personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk
geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Zutphenseweg,
- terwijl hij ter plaatse (goed) bekend is en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Zutphenseweg) met de
Deventerstraat naderde en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste -voor hem van
toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde- verkeerslichten reeds ongeveer 8,1
seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover
deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 60 en 72
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde
motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor
de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Zutphenseweg) voor die kruising
aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen die kruising op en/of over is gereden en/of
- ( daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op de
kruisende weg (de Deventerstraat) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes,
rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurster van een personenauto niet
voor heeft laten gaan en/of is gebotst botsen tegen, althans in aanrijding gekomen met voornoemde personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgende de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig gereden en is daarom sprake van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) lichamelijk letsel heeft opgelopen waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de schuldvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij stelt zich net als de officier van justitie op het standpunt dat sprake was van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het procesverbaal ter terechtzitting van 25 mei 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het procesverbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 1] van 2 augustus 2022, p. 4-8;
  • het procesverbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 24 januari 2022, p. 9-12;
  • de letselrapportage betreffende [slachtoffer] van 24 mei 2022, p. 17-18.
Het juridisch kader
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De mate van schuld
Verdachte heeft met een gemiddelde snelheid ongeveer tussen de 60 en 72 kilometer per uur gereden waar een snelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan en heeft het voor hem geldende verkeerslicht, dat rood licht uitstraalde, in het geheel niet opgemerkt, terwijl hij bekend was met de situatie ter plaatse. Ook heeft verdachte onvoldoende gelet op het verkeer op de weg en de kruising voor hem, heeft hij niet tijdig geremd en is hij vervolgens in aanrijding gekomen met het voertuig van [slachtoffer] dat voorrang had en voor verdachte van rechts kwam.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziend, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam is geweest.
Zwaar lichamelijk letsel / tijdelijke verhindering of ziekte
Als gevolg van de aanrijding was het bekken van [slachtoffer] op twee plaatsen gebroken en had zij een forse bloeduitstorting op haar linker heup. Zij heeft daardoor ongeveer twee maanden in een rolstoel gezeten en met krukken gelopen. Ongeveer vier maanden na de aanrijding had zij geen last meer van de fracturen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat dit letsel niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, maar als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 december 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Zutphenseweg, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse (goed) bekend is en
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Zutphenseweg) met de Deventerweg naderde en
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste - voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde - verkeerslichten reeds ongeveer 8,1 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Zutphenseweg) en de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en die kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 60 en 72 kilometer per uur, een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Zutphenseweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en
- zonder te remmen die kruising op is gereden en
- daarbij in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c, zonder te stoppen, door rood is gereden en een op de kruisende weg (de Deventerweg) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurster van een personenauto niet voor heeft laten gaan en in aanrijding is gekomen met voornoemde personenauto, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien een rijontzegging wordt opgelegd, deze geheel voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is slecht ter been en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, door onder andere te hard te rijden en door rood licht te rijden. [slachtoffer] heeft door zijn toedoen meerdere breuken in het bekken opgelopen, waardoor zij ongeveer twee maanden in een rolstoel heeft gezeten en met krukken heeft gelopen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 24 maart 2023. Hieruit komt naar voren dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 mei 2023 verklaard dat hij de gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer] verschrikkelijk vindt. Verdachte heeft na het ongeval meermalen contact opgenomen met [slachtoffer] .
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank in aanmerking de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. In geval van het door schuld veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, is het uitgangspunt een geldboete van 1.000,-- euro en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.
De rechtbank ziet in dit geval in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Van een geheel voorwaardelijke rijontzegging, zoals door de raadsvrouw bepleit, kan gelet op de ernst van het feit en vanuit het oogpunt van generale preventie geen sprake zijn.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een geldboete van 1.000,- euro en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,-- (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
1 (een) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Bos, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2021582125. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.