ECLI:NL:RBOVE:2023:2115

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
9995383 CV EXPL 22-2610
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en incassokosten tussen koeriersbedrijf en producent van vlaggenmasten

In deze zaak vordert [eiser] B.V., een koeriersbedrijf, betaling van openstaande facturen van [gedaagde] B.V., een producent van vlaggenmasten. De partijen hebben een langdurige zakelijke relatie, maar na een fout in de levering van een pakket heeft [gedaagde] een creditnota gevraagd die niet is verstrekt. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft [gedaagde] de openstaande bedragen niet betaald, wat heeft geleid tot inschakeling van Bill Incasso. De vordering van [eiser] bedraagt in totaal € 849,84, vermeerderd met incassokosten en rente. De rechter oordeelt dat [gedaagde] verplicht is te betalen voor de geleverde diensten, ongeacht de onvrede over de facturatie. De rechter wijst de vordering van [eiser] toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.042,27, inclusief kosten en rente. De rechter benadrukt dat het niet verstrekken van een creditnota geen reden is om niet te betalen voor geleverde diensten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9995383 CV EXPL 22-2610
Vonnis van 31 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: Bill Incasso B.V. te Bergen op Zoom,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: de heer [gemachtigde 1] , directeur en de heer [gemachtigde 2] , aandeelhouder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 oktober 2022;
- de mondelinge behandeling van 6 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een koeriersbedrijf voor pakketten en brieven. [gedaagde] produceert en verkoopt onder meer vlaggenmasten aan klanten in binnen- en buitenland.
2.2.
Partijen doen al jaren zaken met elkaar. [gedaagde] biedt regelmatig pakketten ter verzending aan bij [eiser] .
2.3.
Op 16 augustus 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] gezonden factuur 20210009006481 voor € 74,84. Uit de specificatie blijkt dat het gaat om diverse pakketten, verzonden op 2, 3, 5 en 6 augustus 2021.
2.4.
Op 4 september 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] gezonden factuur 20210009007221 voor € 775,00.
Het gaat om 1 luchtvracht kit USA.
2.5.
Het pakket dat is aangeboden op vrijdag 6 augustus 2021 had met expres levering moeten worden bezorgd op zaterdag 7 augustus 2021. Dit is niet gebeurd, het pakket is pas op maandag 9 augustus bezorgd. [gedaagde] heeft hier in augustus en september per e-mail over geklaagd bij [eiser] en voor het bedrag voor die levering van € 21,56 een creditnota gevraagd.
2.6.
[eiser] stuurt per e-mail aanmaningen voor beide openstaande facturen, onder meer in september, oktober en november 2021. [gedaagde] reageert daar iedere keer op, door te verwijzen naar de klacht waar niet op is gereageerd.
2.7.
In maart 2022 heeft [eiser] de vordering van in totaal € 849,84 uit handen gegeven aan Bill Incasso. Bij brief van 30 maart 2022 is [gedaagde] door Bill Incasso in de gelegenheid gesteld de vordering zonder bijkomende kosten binnen een week te voldoen.
2.8.
Na een sommatie door Bill Incasso van 11 april 2022, deze keer met incassokosten en rente, heeft [gedaagde] gereageerd en gewezen op de klacht over de niet uitgevoerde expreslevering, en het feit dat tevergeefs is gevraagd om een creditnota.
2.9.
Bij brief van 13 april 2022 heeft Bill Incasso de vordering verminderd met € 21,25.
2.10.
[gedaagde] laat in een reactie weten dat zij deze correctie niet in haar boekhouding kan verwerken omdat er geen creditnota is opgemaakt. “
Uw vordering wijzen wij daarom bij deze af en kunnen wij niet in behandeling nemen.”
2.11.
Op 13 april 2022 schrijft Bill Incasso: “
Het deel dat wel correct is, had al lang door u betaald moeten zijn. Ik raad u aan de vordering per ommegaande te voldoen. Wordt geen betaling ontvangen dan zullen wij u in rechte betrekken. De zeer hoge kosten doe dit met zich meebrengt, worden uiteraard ook op u verhaald.”
2.12.
Op 19 april 2022 heeft Bill Incasso nog een laatste sommatie gestuurd met een termijn van een week; bij niet betalen zal een dagvaardingsprocedure worden gestart.
2.13.
Op 4 juli 2022 is de dagvaarding betekend.

3.De standpunten van partijen

3.1.
De vordering
[eiser] vordert
om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.042,87 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 juli 2022 tot aan de dag van betaling;
om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, en in de nakosten.
Ter onderbouwing voert [eiser] het volgende aan. In totaal bedroeg de vordering € 849,84. De buitengerechtelijke incassokosten zijn € 150,39 en de wettelijke handelsrente tot aan dagvaarding € 63,89. Er is er inderdaad na het uit handen geven een bedrag van € 21,25 op de hoofdsom in mindering gebracht; dat is gecorrigeerd omdat een expreszending te laat is geleverd.
Het is echter onredelijk dat [gedaagde] een creditnota eist en een bedrag van € 828,59 onbetaald laat in afwachting van een correctie op een factuur van € 21,25. Zij had ook de hoofdsom kunnen betalen minus de correctie. Zij heeft € 829,59 zonder reden onbetaald gelaten. Dat er uit boekhoudkundig oogpunt bezwaren waren tegen betaling ziet in ieder geval niet op factuur 20210009007221 van € 775,00.
3.2.
Het verweer
[eiser] reageerde niet op alle e-mailberichten, tot frustratie van [gedaagde] . Klachten worden bij [eiser] nooit opgelost, maar als je klaagt wordt je account geblokkeerd of wordt je uitgescholden. Als ze wel behoorlijk hadden gecommuniceerd en gelijk een creditnota hadden verstuurd, was het zover nooit gekomen en had [gedaagde] betaald. Er werd pas gecrediteerd toen de zaak al uit handen was gegeven en er kosten waren gemaakt. Die kosten horen niet voor rekening van [gedaagde] te komen.

4.De beoordeling door de rechter

4. Uitgangspunt is dat [eiser] betaling vordert voor geleverde diensten, waarvoor [gedaagde] opdracht heeft gegeven. De opdrachten hebben betrekking op het versturen van pakketten; er zijn tussen partijen geen afspraken gemaakt over de wijze waarop de facturatie moet plaatsvinden en het feit dat [gedaagde] daar ontevreden over is heeft dan ook geen invloed op de verplichting om te betalen voor geleverde diensten.
Factuur 20210009007221 is voor het versturen van een pakket naar de VS. Dat die opdracht juist is uitgevoerd staat niet ter discussie. Er is dan ook geen reden waarom [gedaagde] niet voor deze dienst zou hoeven te betalen, enkel omdat zij ontevreden is over de administratieve afhandeling van een andere opdracht. Ander verweer is niet gevoerd tegen deze factuur. [gedaagde] moet dit bedrag betalen en zal daartoe worden veroordeeld.
Factuur 20210009006481 is voor meerdere pakketten die in augustus zijn verstuurd. Na vermindering van eis gaat het nog om € 53,59 voor 4 verstuurde pakketten. Dat [eiser] ondanks verzoek geen creditnota verstuurde is wel ergerlijk, maar geen excuus om niet te betalen voor de diensten die wel correct zijn verricht. Het is wel begrijpelijk dat [gedaagde] de betaling van deze factuur enige tijd heeft opgeschort in de hoop dat er dan een creditnota zou worden opgemaakt. Het opmaken van de creditnota is echter geen recht dat voortvloeit uit de overeenkomst. Dus toen bleek dat [eiser] niet bereid was om de creditnota op te maken had [gedaagde] moeten overgaan tot betaling van het verminderde bedrag.
Door beide nota’s ondanks alle aanmaningen onbetaald te laten heeft [gedaagde] het risico genomen dat de zaak uit handen zou worden gegeven en verhoogd met incassokosten. Die kosten zijn € 150,39 en [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling ervan.
Omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling is zij ook de wettelijke handelsrente verschuldigd over de verminderde hoofdsom van € 828,59, tot aan dagvaarding begroot op
€ 62,29.
Overigens heeft Bill Incasso bij de eerste aanmaning op 30 maart 2022 nog geen kosten berekend. In reactie op de klacht van [gedaagde] is een bedrag in mindering gebracht.
Ook daarna heeft [gedaagde] geweigerd iets te betalen. Zij is zich op het onredelijke standpunt blijven stellen dat zij niets hoefde te betalen omdat er geen creditnota was. Omdat verder aanmanen zinloos bleek, is [eiser] gaan dagvaarden. [gedaagde] is vaak genoeg gewaarschuwd dat daardoor de kosten nog meer zouden oplopen en dat zij het risico liep die kosten ook te moeten betalen.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt in deze zaak moet zij de kosten van deze procedure betalen. De kosten zijn aan de zijde van [eiser] begroot op € 103,33 voor explootkosten,
€ 322,00 voor griffierecht en € 248,00 voor salaris gemachtigde (2 punten), alles bij elkaar
€ 673,33. De nakosten worden begroot op een half salarispunt met een maximum van
€ 124,00, dus € 124,00.

5.de beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.042,27 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente over € 829,59 vanaf 4 juli 2022 tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 673,33 en de nakosten, tot op heden begroot op € 124,00.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.
(RS(O)