ECLI:NL:RBOVE:2023:2110

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
C/08/293168 / HA ZA 23-96, C/08/296010 /HA ZA 23-173
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnissen en herbeoordeling van de verdeling van de voormalig echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in twee verzetzaken met betrekking tot de verdeling van de voormalig echtelijke woning van partijen, die tussen 2006 en 2012 gehuwd waren. De rechtbank heeft de vorderingen van de man en de vrouw beoordeeld in het licht van een eerder echtscheidingsconvenant uit 2011. De man had in 2017 een verstekvonnis gekregen, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van de procedure. De rechtbank oordeelde dat het verstekvonnis niet aan de man was betekend en dat hij ontvankelijk was in zijn verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitleg van het echtscheidingsconvenant, zoals door de man voorgesteld, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De rechtbank heeft de verdeling van de woning opnieuw vastgesteld, waarbij de vrouw vervangende toestemming kreeg om de woning op haar naam te stellen, met de verplichting dat de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek wordt ontslagen. De rechtbank heeft alle overige vorderingen van partijen afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummers : C/08/293168 / HA ZA 23-96 (verzetzaak)
C/08/296010 /HA ZA 23-173 (verzetzaak)
Vonnis van 7 juni 2023
[partij A],
wonende te [woonplaats 1] ,
geopposeerde (oorspronkelijk eiseres) in de zaak C/08/293168 / HA ZA 23-96
opposant (oorspronkelijk gedaagde) in de zaak C/08/296010/ HA ZA 23-173
advocaat: mr. E. Lucas te Lelystad,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2] ,
opposant (oorspronkelijk gedaagde) in de zaak C/08/293168 / HA ZA 23-96
geopposeerde (oorspronkelijk eiser) in de zaak C/08/296010 / HA ZA 23-173
advocaat: mr. I. Mercanoglu te Almelo.
Partijen in beide bovengenoemde zaken worden hierna aangeduid als de vrouw respectievelijk de man.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop in de verzetzaak C/08/293168 / HA ZA 23-96 is als volgt:
  • het door deze rechtbank op 1 februari 2017 bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer C/08/195955 / HA ZA 16-561;
  • de verzetdagvaarding van 23 februari 2023 van de man (aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie);
  • de conclusie van antwoord in oppositie, tevens voorwaardelijke vermeerdering van eis van de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2023. Verschenen zijn:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.3.
Het procesverloop in de verzetzaak C/08/296010 / HA ZA 23-173 is als volgt:
  • het door deze rechtbank op 15 maart 2023 bij verstek gewezen vonnis in de verdelingszaak van de man onder zaaknummer C/08/291936 / HA ZA 23-68;
  • de verzetdagvaarding van 21 april 2023 van de vrouw (aan te merken als de conclusie van antwoord);
  • aanvankelijk heeft de man niet gereageerd op de daarvoor in voornoemde dagvaarding aangewezen rolzitting van 10 mei 2023 en evenmin op 24 mei 2023;
  • nadat een datum voor het vonnis was bepaald, heeft de advocaat van de man zich alsnog op 30 mei 2023 gesteld in deze verzetprocedure.
1.4.
De rechtbank heeft - louter ten overvloede: met verkregen instemming van beide partijen tijdens de mondelinge behandeling - ter zitting medegedeeld en bepaald in beide zaken gelijktijdig en onder voeging van beide procedures uitspraak te doen ter voorkoming van identieke of tegengestelde rechterlijke uitspraken. Beide procedures tussen partijen als ex-echtgenoten zijn inhoudelijk immers geheel identiek qua geschil.
1.5.
De vorderingen van de man in de
verdelingszaak(C/08/291936 / HA ZA 23-68 en bijbehorende verzetzaak C/08/296010 / HA ZA 23-173) zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren respectievelijk afwijzen, omdat deze vorderingen - zoals gemeld - naadloos overeenkomen met hetgeen de man vordert in de verzetzaak met zaaknummer C/08/293168 / HA ZA 23-96 en de rechter identieke dan wel tegenstrijdige rechterlijke uitspraken moet voorkomen. De man heeft ook geen belang bij een inhoudelijke beslissing in die procedure. De man is, zoals hieronder zal blijken, ontvankelijk in zijn verzet in de zaak C/08/293168 / HA ZA 23-96, zodat een (verdere) behandeling van de verzetzaak C/08/296010 / HA ZA 23-173 geen enkele toegevoegde waarde heeft. De rechtbank zal het verstekvonnis van 15 maart 2023 in de zaak C/08/291936 HA ZA 23-68 daarom vernietigen.
1.6.
Het vonnis in de beide verzetzaken is bepaald op vandaag.

2.De feiten en het geschil

in conventie en in reconventie

2.1.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij zijn tussen 16 januari 2006 en 1 maart 2012 gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Partijen hebben voorafgaand aan de echtscheiding op 15 september 2011 een echtscheidingsconvenant getekend. In dit convenant is - voor zover thans van belang - opgenomen dat de door de vrouw bewoonde voormalig echtelijke woning, [adres] , vooralsnog niet wordt verkocht/verdeeld (vanwege de onderwaarde van de woning). Bij toekomstige verkoop wordt de eventuele overwaarde bij helfte verdeeld en komt een eventuele onderwaarde geheel voor rekening van de vrouw. En voorts bepaalt het convenant dat de vrouw in afwachting van de verdeling alle aan de woning(financiering) verbonden hypotheekrente/-premielasten blijft voldoen, en dat de man bij emigratie zal meewerken aan toedeling van de woning aan de vrouw, onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid/begunstiging voor de hypotheek(polis).
2.2.
De aflossingsvrije hypotheek bedraagt sedert 2011 ongewijzigd € 165.995,-. In afwijking van de afspraken in het convenant, heeft de man sedert het ondertekenen van het convenant niet 25% van de kosten van groot onderhoud gedragen, terzake waarvan de vrouw door haar betaalde facturen heeft overgelegd. In genoemd convenant nam de vrouw voorts op zich een tot uiterlijk 1 september 2016 lopende partneralimentatieverplichting jegens de man.
2.3.
De man is in 2012 zonder kennisgeving aan de vrouw en zonder adresgegevens kenbaar te maken en onder uitschrijving uit de BRP geëmigreerd naar zijn land van herkomst, Irak. Hij is in 2022/23 opnieuw naar Nederland gekomen. Ondanks de partij-afspraak in het convenant over het eindigen van de partneralimentatieverplichting van de vrouw jegens de man ingeval van emigratie van de man, is de vrouw de partneralimentatie blijven voldoen tot medio 2015.
2.4.
Blijkens overgelegde producties hebben partijen na hun echtscheiding e-mail contact onderhouden in 2015 zonder dat dit over en weer tot stappen heeft geleid voor wat betreft onderhandse verkoop dan wel toedeling van de voormalig echtelijke woning aan de vrouw. In 2015 is de vrouw opnieuw gehuwd.
2.5.
De rechtbank heeft op 1 februari 2017 bovengenoemd verstekvonnis gewezen onder zaaknummer / rolnummer C/08/195955 / HA ZA 16-561. Aan de vrouw, die bij dagvaarding stelde dat de man geen bekende woon- of verblijfplaats had in Nederland, deelde de rechtbank toe (verkort weergegeven) de voormalig echtelijke woning van partijen voor een (onder)waarde van € 153.000,- met tevens uitsluitend voor rekening van de vrouw de hypotheek bij Argenta Spaarbank N.V. ad € 165.995,-.
2.6.
Op 24 februari 2017 heeft de deurwaarder in opdracht van de vrouw dit vonnis laten betekenen aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie Oost- Nederland te Arnhem. Op 1 maart 2017 is deze betekening gepubliceerd in de Staatscourant.
2.7.
De vrouw heeft het verstekvonnis nimmer ten uitvoer gelegd, naar de vrouw ter zitting heeft gesteld, omdat zij de financiering in 2017 op eigen naam niet rond kreeg vanwege de onderwaarde van de woning en omdat zij in een (tweede) echtscheiding belandde.
2.8.
Op 2 februari 2023 heeft de man op zijn beurt een verdelingsprocedure gestart (C/08/291936 HA ZA 23-68) en op 23 februari 2023 heeft de man een verzetdagvaarding tegen het verstekvonnis van 1 februari 2017 uitgebracht, stellend dat hij nimmer op de hoogte was van laatstgenoemd vonnis.
2.9.
De vrouw heeft verstek laten gaan in de procedure die de man op 2 februari 2023 was gestart. Op 15 maart 2023 heeft de rechtbank daarom een verstekvonnis gewezen (onder zaaknummer C/08/291936 HA ZA 23-68). In dat vonnis stelt de rechtbank de verdeling van de woning vast conform de afspraken uit het echtscheidingsconvenant van 15 september 2011, in die zin dat de woning tegen de taxatieprijs aan de vrouw zal worden toegedeeld en de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening en de polissen bij Reaal aan gedaagde worden toegedeeld met verrekening. Van dit verstekvonnis is de vrouw in verzet gekomen bij dagvaarding van 21 april 2023 (zaaknummer C/08/296010 HA ZA 23-173). Zij wil op haar beurt dat dit verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vordering van de man alsnog wordt afgewezen. De man heeft daarna in laatstgenoemde verzetprocedure niet meer gereageerd.

3.De vorderingen van partijen

in conventie en in reconventie

3.1.
De vrouw heeft in 2017 gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- aan haar toedeelt de woning aan [adres] voor een waarde ad € 153.000,-, alsmede bepaalt dat zij draagplichtig zal zijn voor de op de woning rustende hypothecaire schuld bij Argenta Spaarbank N.V. van 165.995,-;
- aan haar toedeelt de Reaalpolis met nummer [nummer] en de man veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan wijziging van de tenaamstelling van deze polis op naam van de vrouw en/of het doen uitkeren van de volledige afkoopwaarde van deze polis aan de vrouw;
- de man veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan de overdracht van de woning aan de vrouw via een door de vrouw aan te wijzen notaris;
- bepaalt dat de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor hetgeen in alle bovengenoemde veroordelingen is genoemd indien de man niet op eerste verzoek van de vrouw medewerking verleent, met de bepaling dat het vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 Burgerlijk Wetboek mede in de plaats zal treden van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning met toebehoren gelegen aan de [adres] aan de vrouw, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van de man tot die levering;
- de man veroordeelt tot betaling bij helfte van de kosten van de notariële overschrijving van het registergoed, de woning aan de [adres] , op naam van de vrouw met bepaling dat op dit ten laste van de man komende aandeel in mindering strekt hetgeen de vrouw uit hoofde van overbedeling en uit hoofde van onderhoudskosten € 812,68 met de man te verrekenen heeft;
- de proceskosten compenseert.
3.2.
Bij eerdergenoemd verstekvonnis van 1 februari 2017 zijn de vorderingen van de vrouw integraal toegewezen.
3.3.
De man vordert thans in verzet tegen dit vonnis dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de tenuitvoerlegging van het vonnis van 1 februari 2017 schorst;
  • de man ontheft van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 1 februari 2017, tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde met afwijzing van hetgeen de vrouw heeft verzocht;
  • de procedure hervat in de stand waarin aan de man verstek is verleend en de verstekdagvaarding beschouwt als conclusie van antwoord in die zaak;
  • partijen veroordeelt over te gaan tot de verdeling van de gezamenlijke woning zoals deze verdeling is overeengekomen in het echtscheidingsconvenant van 15 september 2011;
  • de vrouw veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.4.
De vrouw voert verweer tegen de ontvankelijkheid van het verzet en tegen toewijzing van de vorderingen van de man. Zij vordert, voor het geval het verzet van de man ontvankelijk wordt verklaard en de rechtbank zou bepalen dat de woning (naar de huidige waarde) alsnog dient te worden toegedeeld aan de vrouw, in het kader van enige verdeling de sedert 2016 in de REAAL-polis gekweekte waarde geheel aan de vrouw toe te delen, zonder verrekening daarvan met de man voor zover de huidige waarde die van € 10.605,86 overstijgt, omdat slechts de vrouw de premies in die hypotheekspaarpot voldeed, en voorts de man te veroordelen in de kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie.
3.5.
Hetgeen partijen aldus over en weer vorderen in de zaaknummers C/08/195955 / HA ZA 16-561 en C/08/293168 HA ZA 23-96 komt, zoals hierboven reeds vermeld geheel overeen met hetgeen zij over en weer vorderen in de zaaknummers C/08/291936 HA ZA 23-68 en C/08/296010 HA ZA 23-173. De rechtbank verwijst nogmaals naar rechtsoverweging 1.5. voor haar overwegingen inzake haar beslissingen dienaangaande.
3.6.
Op de vorderingen van partijen, hun stellingen en verweren wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
ontvankelijkheid
4.1.
Allereerst moet beoordeeld worden of het verzet van de man tegen het verstekvonnis van 1 februari 2017 tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat de man in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
De man voert hiertoe aan dat hij ten tijde van het wijzen van het voornoemde verstekvonnis in 2017 in Irak verbleef. Hij stelt dat hij nimmer op de hoogte is geweest van de procedure en dat de vrouw, hoewel zij over zijn contactgegevens in Irak beschikte (e-mail en telefoonnummer) nagelaten heeft om hem over de procedure en het vonnis te informeren.
4.3.
Eventueel had de vrouw, aldus de man, via gezamenlijke kennissen/bekenden in Zwolle de man kunnen bereiken. De man stelt pas op 14 februari 2023 kennis te hebben genomen van het verstekvonnis van de rechtbank van 1 februari 2017. Hij heeft binnen een week nadien een verzetdagvaarding laten betekenen.
4.4.
Op grond van artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een bij verstek veroordeelde gedaagde in verzet komen tegen het verstekvonnis. Daarvoor geldt een termijn van vier weken vanaf (i) de betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon, (ii) vanaf het plegen van een daad van bekendheid of (iii) vanaf de dag van tenuitvoerlegging van het vonnis. Voornoemde termijn is acht weken indien de gedaagde ten tijde van de bedoelde betekening geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is.
4.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vrouw het vonnis op 24 februari 2017 openbaar heeft laten betekenen en dat deze openbare betekening is gepubliceerd in de Staatscourant op 1 maart 2017, zoals voorgeschreven in artikel 54 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is de man ontvankelijk in zijn verzet, nu het verstekvonnis nimmer aan de man in persoon is betekend en niet gesteld of gebleken is van een daad van bekendheid van de man met dit vonnis. De vrouw heeft niet, laat staan gemotiveerd onderbouwd, gesteld wat maakt dat zij, ondanks het e-mailverkeer tussen partijen in 2015, de man in 2017 niet op de hoogte heeft gesteld van haar voornemen om de verdelingsprocedure te starten en evenmin wat maakt dat zij heeft nagelaten de uitkomst van die procedure in 2017 via het verkregen verstekvonnis aan de man te berichten, hoewel zij onmiskenbaar nog over een werkend e-mailadres van de man beschikte.
4.7.
Daar komt bij dat de vrouw het verstekvonnis - om voor haar rekening en risico komende omstandigheden - nimmer ten uitvoer heeft gelegd. Tegen die achtergrond volstaat niet dat de vrouw het verstekvonnis openbaar heeft betekend. Uit niets blijkt dat de man kennis had van het verstekvonnis respectievelijk dat, in het licht van vorengenoemde omstandigheden, dit niet weten voor rekening en risico van de man komt of dat de man berustte in het verstekvonnis. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de vrouw de man eerst na de dagvaarding van de man van 2 februari 2023 (in de procedure met zaaknummer C/08/291936 / HA ZA 23-68) op de hoogte heeft gesteld van het verstekvonnis van 1 februari 2017, waarna de man tijdig tegen dit vonnis in verzet is gekomen,
4.8.
Nu het verzet tegen dit verstekvonnis ontvankelijk is, zal de rechtbank in die procedure alsnog de verdeling van de voormalig echtelijke woning inhoudelijk beoordelen en vaststellen tegen de achtergrond van het tussen partijen in 2011 overeengekomen echtscheidingsconvenant. Voor wat betreft de vernietiging van het verstekvonnis van 15 maart 2023 geldt rechtsoverweging 1.5.
inhoudelijke beoordeling
4.9.
Vast staat dat partijen in 2011 voorafgaand aan de echtscheiding een (geldig) echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen. De rechtbank laat daar dat dit convenant in elk geval ongunstig was voor de vrouw, onder meer in zoverre dat zij (ook nog) partneralimentatie is gaan betalen na een kinderloos huwelijk van 6 jaar aan een (gezonde) man, en dat continueerde ook nadat de man met onbekende bestemming was (terug)geëmigreerd naar Irak.
4.10.
Wat daarvan zij, beide partijen hebben zich niet gedragen naar de inhoud van het convenant, voor zover zij die inhoud al begrepen.
4.11.
De vrouw heeft de inhoud van het echtscheidingsconvenant kennelijk niet begrepen, omdat zij blijkens het email verkeer in 2015 (abusievelijk) meende dat de man haar bij toedeling van de woning aan haar, de helft van de onderwaarde van de woning diende te vergoeden - doorgaans een volstrekt logische en juridisch correcte redenering bij verdeling van een onroerende zaak, maar niet in dit specifieke geval.
4.12.
De man heeft zich niet gedragen naar de inhoud van het convenant, omdat hij ondanks zijn re-emigratie naar Irak i) niet meewerkte aan toedeling van de woning aan de vrouw (waarbij de onderwaarde volledig voor rekening van de vrouw zou komen conform het convenant), maar ook anderszins niet: ii) hij bleef partneralimentatie claimen ondanks zijn emigratie en droeg ondanks het convenant iii) evenmin bij aan de kosten van groot onderhoud.
4.13.
Feitelijk is de situatie voor wat betreft de thans onverdeelde woning eerst sinds kort ten gunste van de man gekeerd, overigens uitsluitend dankzij een ongekende opleving op de woningmarkt in Nederland. Eerst in 2018 is de WOZ-waarde van de voormalig echtelijke woning gestegen tot boven de hypotheekschuld van partijen wat meebrengt dat partijen krachtens een grammaticale uitleg van het convenant de (huidige) overwaarde bij helfte (zouden) moeten delen. Die uitleg houdt in en betekent feitelijk dat de man sinds 2011 de afgelopen 12 jaar geen enkel financieel risico heeft gelopen. Een eventuele onderwaarde (bij toedeling van de woning aan de vrouw respectievelijk zelfs ook bij onderhandse verkoop van de woning aan een derde!) komt krachtens voornoemd convenant per definitie uitsluitend voor rekening van de vrouw, terwijl een overwaarde bij helfte toevalt aan de man, en dat terwijl de man bovendien nimmer meer hoefde bij te dragen aan de - uitsluitend voor rekening van de vrouw komende - premies voor de opbouwpolis in de hypotheek. Anders gezegd: een loterij zonder nieten, met een steeds hogere hoofdprijs voor de man.
4.14.
Of partijen in 2011 - krachtens het allesbepalende qua uitleg door de rechter te hanteren zogenoemde Haviltex-criterium - bedoeld hebben een dergelijke, strikt grammaticale uitleg overeen te komen en vervolgens tot sint juttemis hieraan vast te houden, is uiterst twijfelachtig, om niet te zeggen: volstrekt onaannemelijk. Geen van partijen was zich immers (in elk geval reeds) in 2015 meer bewust van de inhoud van het convenant. Dat blijkt genoegzaam uit vorenstaand gereleveerd feitelijk handelen/denken van ieder van hen.
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank is een strikt grammaticale uitleg van het convenant, zoals de advocaat van de man betoogt en bepleit, in het licht van bovengenoemde grammaticale uitkomst en gegeven de inmiddels (gewijzigde) omstandigheden van het geval, mede gelet op het verstreken tijdvak van 12 jaar, ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ en dus voor vernietiging/wijziging door de rechter vatbaar.
4.16.
Daarom zal de rechtbank in het licht van de vrijheid die de Hoge Raad haar toekent waar het gaat om verdelingen tussen ex-echtgenoten waarbij redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol spelen, onder terzijdestelling/vernietiging van het convenant in zoverre, voor wat betreft de verdeling van de voormalig echtelijke woning oordelen dat de vrouw alsnog/opnieuw vervangende toestemming krijgt om de voormalig echtelijke woning op haar naam te doen stellen binnen een tijdvak van 4 maanden na datum van dit vonnis, waarbij dit vonnis in de plaats treedt van een eventueel ontbrekende medewerking, wilsverklaring en handtekening van de man in de notariële akte, onder de verplichting voor de vrouw dat de man uiterlijk bij de notariële levering van het 50% eigendomsaandeel van de man aan de vrouw, uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek wordt ontslagen en de man alsdan gelijktijdig als medebegunstigde van de hypotheekpolis wordt geschrapt.
Deze verdelingsbeslissing vindt plaats
met gesloten beurs, waarbij de vrouw alle notariële kosten van toedeling en (her)financiering en de kosten van het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid geheel alleen draagt. Alle overige, afwijkende vorderingen van partijen over en weer worden afgewezen.
slotsom
4.17.
Het verstekvonnis van 1 februari 2017 met zaaknummer / rolnummer C/08/195955 / HA ZA 16-561 zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd, omdat de rechtbank de verdeling van de voormalig echtelijke woning van partijen alsnog in dit vonnis gewijzigd vaststelt. Ook het verstekvonnis van 15 maart 2023 met zaaknummer /rolnummer C/08/291936 HA ZA 12-68 wordt vernietigd, omdat de rechtbank de verdeling alsnog in dit vonnis anders vaststelt, namelijk conform de inhoudelijke herbeoordeling van het te vernietigen verstekvonnis van 1 februari 2017.
proceskosten
4.18.
Gelet op de relatie tussen partijen als ex-echtgenoten zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij in beide procedures de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
vernietigt het op 1 februari 2017 door de rechtbank gewezen verstekvonnis onder zaaknummer / rolnummer C/08/195955 / HA ZA 16-561,
5.2.
vernietigt het op 15 maart 2023 door de rechtbank gewezen verstekvonnis onder zaaknummer / rolnummer C/08/291936 HAZA 12-68,
en opnieuw beslissend:
5.3.
stelt de verdeling van de voormalig echtelijke woning van partijen, onder vernietiging van het dienaangaande bepaalde in het in de echtscheidingsbeschikking van de (toenmalige) rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 21 december 2011 opgenomen echtscheidingsconvenant van partijen van 15 september 2011, voor wat betreft de voormalig echtelijke woning (in de ruimste zin des woords, waaronder onder meer de draagplicht van partijen voor de hypotheekrente, premies hypotheekpolis en onderhoudskosten van de woning) aldus vast:
verleent de vrouw vervangende toestemming om de voormalig echtelijke woning van partijen, [adres] , op haar naam te doen stellen binnen een tijdvak van 4 maanden na dagtekening van dit vonnis, waarbij dit vonnis onmiddellijk in de plaats treedt van een eventueel ontbrekende medewerking, wilsverklaring en handtekening van de man in de op te maken notariële akte, onder de verplichting voor de vrouw dat de man uiterlijk bij de notariële levering van het 50% eigendomsaandeel van de man aan de vrouw, uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek wordt ontslagen en de man alsdan gelijktijdig als medebegunstigde van de hypotheekpolis wordt geschrapt, en waarbij deze verdelingsbeslissing plaatsvindt
met gesloten beurs, met dien verstande dat de vrouw alle notariële kosten van toedeling en eventuele (her)financiering en de kosten van het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid geheel alleen draagt, en de vrouw de notaris aanwijst,
5.4.
verklaart niet-ontvankelijk respectievelijk wijst alle overige vorderingen van partijen af,
5.5.
compenseert de kosten van beide procedures tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
(RL(O)