ECLI:NL:RBOVE:2023:1982

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10168510 \ CV EXPL 22-3839
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening van kosten in een civiele zaak tussen een vennootschap onder firma en een besloten vennootschap

In deze civiele zaak heeft eiser, een vennootschap onder firma, gedaagde, een besloten vennootschap, aangeklaagd voor het niet volledig betalen van facturen voor werkzaamheden die zijn uitgevoerd aan meerdere woningen. De partijen hadden een overeenkomst gesloten voor de levering en plaatsing van glas in woningen in Zutphen en Lichtenvoorde. Gedaagde heeft de facturen voor deze projecten niet volledig voldaan, wat heeft geleid tot een rechtszaak. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde een factuur van € 7.000,00 voor project Lichtenvoorde inmiddels heeft betaald, maar dat de factuur van € 6.106,90 voor project Zutphen nog openstaat. Gedaagde heeft zich beroepen op verrekening, stellende dat zij schade heeft geleden door tekortkomingen van eiser in de uitvoering van de overeenkomst. De rechtbank heeft de tegenvorderingen van gedaagde beoordeeld, waaronder extra kosten voor een spoedbestelling van glas, schade aan woningen en een schadevergoeding aan bewoners. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde recht heeft op verrekening van bepaalde kosten, maar niet op andere. Uiteindelijk is de vordering van eiser tot betaling van de openstaande factuur van € 6.106,90 toegewezen, verminderd met de kosten die gedaagde mocht verrekenen. Daarnaast zijn wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10168510 \ CV EXPL 22-3839
Vonnis van 30 mei 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiser],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: M. Burgers (Legal Office Juristen),
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] , h.o.d.n. [gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst heeft [eiser] voor twee projecten van [gedaagde] , in Zutphen en Lichtenvoorde, werkzaamheden uitgevoerd. [gedaagde] heeft de hiervoor gestuurde facturen niet volledig betaald. In deze zaak staat de vraag centraal of [gedaagde] het openstaande bedrag plus de bijkomende kosten (rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten) alsnog moet betalen, en of het beroep van [gedaagde] op verrekening kan slagen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2023,
- de mondelinge behandeling van 1 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] richt zich onder andere op het leveren van vlakglas en het monteren van hardglas.
3.2.
[gedaagde] richt zich op het aannemen en uitvoeren van alle soorten werkzaamheden op het gebied van onder andere schilderwerk, spuitwerk, behangen, houtrot- en betonreparatie en beglazing. Ook handelt zij in alle bij deze werkzaamheden passende materialen.
3.3.
Op 22 juli 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] een offerte gevraagd voor een project in Lichtenvoorde en een project in Zutphen.
3.4.
Op 10 augustus 2021 heeft [eiser] naar [gedaagde] een offerte gestuurd voor het leveren en plaatsen van glas bij 18 woningen in Zutphen (hierna: project Zutphen). Partijen hebben, nadat er over en weer meerdere voorstellen waren gedaan, overeenstemming bereikt over de aanneemsom.
3.5.
Op 26 augustus 2021 heeft [eiser] voor het leveren van glas en beglazen van 28 woningen in Lichtenvoorde (hierna: project Lichtenvoorde) een offerte naar [gedaagde] gestuurd. Na overleg hebben partijen afgesproken dat [eiser] alleen het glas zou monteren en daarvoor een bedrag van € 17.400,00 incl. btw in rekening zou brengen.
3.6.
[eiser] heeft uiteindelijk in totaal maar 12 van de 28 woningen van project Lichtenvoorde van beglazing voorzien. Daarvoor heeft zij op 17 november 2021 een factuur van € 7.000,00 incl. btw naar [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft de werkzaamheden bij de overige woningen zelf afgerond.
3.7.
Op 1 december 2021 heeft [eiser] voor project Zutphen een laatste factuur naar [gedaagde] gestuurd van € 6.106,90 incl. btw.
3.8.
[gedaagde] heeft in eerste instantie zowel de factuur van project Lichtenvoorde als de laatste factuur van project Zutphen, ondanks de betalingsherinneringen die [eiser] heeft gestuurd, onbetaald gelaten.
3.9.
Vervolgens heeft [eiser] een gemachtigde ingeschakeld. Deze heeft op 10 juni 2022 een brief naar [gedaagde] gestuurd.
3.10.
[gedaagde] heeft op de brief van de gemachtigde van [eiser] gereageerd. Zij heeft hierbij aangegeven dat en waarom zij de facturen niet wilde betalen.
3.11.
Partijen hebben hierna nog meerdere keren contact gehad over de openstaande facturen. Dit heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid. [eiser] is vervolgens deze procedure gestart.
3.12.
Nadat de dagvaarding was uitgebracht heeft [gedaagde] de factuur van project Lichtenvoorde van € 7.000,00 incl. btw alsnog betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] stelt in de dagvaarding dat [gedaagde] de facturen van project Lichtenvoorde en project Zutphen ten bedrage van in totaal € 13.106,90 incl. btw ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Zij wil dat [gedaagde] dit bedrag en alle bijkomende kosten (rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten inclusief nakosten) alsnog voldoet.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] komt er – kort samengevat – op neer dat zij een beroep doet op verrekening.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De hoofdsom
Factuur project Lichtenvoorde
5.1.
[eiser] vordert in de dagvaarding in hoofdsom betaling van twee facturen. Eén van de twee facturen is een factuur van project Lichtenvoorde van € 7.000,00 incl. btw. Vast staat dat [gedaagde] deze factuur inmiddels alsnog heeft voldaan. Partijen zijn het erover eens dat over deze factuur daarom nu geen beslissing meer hoeft te worden genomen.
Factuur project Zutphen
5.2.
De tweede factuur is een factuur van project Zutphen van € 6.106,90 incl. btw. Bij project Zutphen ging het om een groot project waarbij meerdere woningen van een woningbouwstichting tegelijkertijd gerenoveerd zouden worden. Tijdens de renovatiewerkzaamheden verbleven de bewoners van de woningen elders. [gedaagde] was ingeschakeld door de hoofdaannemer. [gedaagde] heeft vervolgens [eiser] ingeschakeld voor het plaatsen en leveren van glas voor 18 woningen.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] de door haar op 1 december 2021 gefactureerde werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat zij daarom in beginsel recht heeft op betaling van haar factuur van € 6.106,90. [gedaagde] beroept zich echter op verrekening. Zij stelt zich op het standpunt dat zij, bij project Zutphen, door een bestelfout en handelen van medewerkers van [eiser] schade heeft geleden en dat zij daarom vier tegenvorderingen op [eiser] heeft die verrekend moeten worden met het factuurbedrag van 1 december 2021. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Kosten spoedbestelling glas
5.4.
De eerste tegenvordering van [gedaagde] ziet op extra kosten vanwege een spoedbestelling van glas. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] het glas niet (allemaal) op tijd besteld en heeft zij op een gegeven moment gemeld dat een deel van het glas (het letselwerende glas) niet op tijd geleverd zou worden. Het glas zou niet conform de planning kunnen worden geplaatst. [gedaagde] heeft hierover een gesprek gehad met één van de vennoten van [eiser] . Tijdens dat gesprek bleek dat [eiser] het ontbrekende glas niet alsnog op tijd geleverd kon krijgen. Toen is afgesproken dat [gedaagde] zou nagaan of zij wel tijdig aan het benodigde glas kon komen. Dat is uiteindelijk gelukt, maar tegen een meerprijs van € 1.485,20. Er was geen andere optie. Het was erg belangrijk om de planning te halen, mede omdat de bewoners tijdelijk elders verbleven. [eiser] wist dat ook. De meerprijs komt daarom voor rekening van [eiser] , aldus [gedaagde] .
5.5.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat zij het glas niet te laat had besteld, maar dat er door COVID-19 leveringsproblemen waren. Daar hadden meer (onder)aannemers last van. Volgens [eiser] is er inderdaad een gesprek geweest omdat het letsel werende glas niet op tijd geleverd zou worden en heeft [gedaagde] toen het initiatief genomen om het ontbrekende glas zelf te bestellen. [eiser] is daarmee akkoord gegaan en heeft toen haar eigen bestelling geannuleerd. [eiser] heeft deze kosten in mindering gebracht op de overeengekomen aanneemsom. Het leveren van het letsel werende glas behoorde niet langer tot de overeenkomst. Het was aan [gedaagde] zelf om te bepalen bij wie en tegen welke prijs zij dit glas zou bestellen. De meerprijs komt dan ook voor eigen rekening van [gedaagde] , aldus [eiser] .
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft niet betwist dat een deel van het door haar bestelde glas te laat geleverd zou worden en dat dit glas daarom niet op tijd, conform de planning, geplaatst zou kunnen worden. Het staat dan ook vast dat [eiser] in zoverre tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis. Verder heeft [eiser] niet betwist dat [gedaagde] het ontbrekende glas alsnog zelf heeft aangeschaft een dat dat € 1.485,20 meer kostte dan door [eiser] was begroot. De schade van € 1.485,20 is dan ook het gevolg van de tekortkoming van [eiser] . [eiser] is gehouden de extra kosten te betalen.
Schades in woningen
5.7.
De tweede tegenvordering van [gedaagde] ziet op schades in woningen. Volgens [gedaagde] hebben medewerkers van [eiser] bij het plaatsen van glas in vier woningen schades veroorzaakt. Zo is bij huisnummer [huisnummer] een Ikea kast beschadigd en bij drie woningen, huisnummers [huisnummer 2], [huisnummer 3] en [huisnummer 4], is de vloer beschadigd. De schade aan de vloeren van huisnummers [huisnummer 2] en [huisnummer 3] was vrij fors. Er waren grote krassen in de vloer aanwezig, waardoor de hele vloer vernieuwd moest worden. Waarschijnlijk zijn de schades ontstaan doordat er met glasplaten tegen de kast en/of vloer is gestoten of doordat er glasscherven op de vloer terecht zijn gekomen, aldus [gedaagde] . Het staat vast dat [eiser] dit heeft gedaan, omdat dat gesignaleerd is. Dit is destijds ook ter plaatse met een medewerker van [eiser] besproken en hier is later ook nog een mail over gestuurd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [gedaagde] foto’s van de schades overgelegd. [gedaagde] heeft voor de vier schades in totaal een bedrag van (€ 124,95, € 400,00, € 50,00, en € 500,00 =) € 1.074,95 vergoed. Zij wil dat [eiser] dit bedrag aan haar (terug)betaalt.
5.8.
[eiser] heeft aangegeven dat zij wel een mail over schades ontvangen heeft, maar dat zij verder niets van schades afweet. Volgens [eiser] hebben haar medewerkers hier nooit melding van gemaakt. Als medewerkers wel schade melden, dan wordt dat altijd vergoed. [eiser] is daar ook voor verzekerd, aldus [eiser] .
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de tegenvordering voor toewijzing in aanmerking komt. [eiser] heeft namelijk wel gezegd dat zij niet bekend is met de schades, maar zij heeft de schadeoorzaak en de omvang van de schades niet betwist. Zij heeft het standpunt van [gedaagde] dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken. [eiser] is aansprakelijk voor de vier schades van in totaal € 1.074,95.
Schadevergoeding bewoners
5.10.
De derde tegenvordering betreft een schadevergoeding die is uitgekeerd aan een aantal huishoudens. [gedaagde] stelt dat er te laat is opgeleverd en dat bewoners, die voor de werkzaamheden uit huis geplaatst waren, zich hierdoor aan een andere planning moesten houden. Om hun tegemoet te komen in het ongemak is aan zeven huishoudens ongeveer € 450,00 per huishouden vergoed. Het overgrote gedeelte daarvan is voor rekening van [gedaagde] gekomen, terwijl de vertraging niet door haar maar door [eiser] is veroorzaakt. Door de te late glaslevering konden namelijk ook andere werkzaamheden (met name schilderwerk) niet tijdig uitgevoerd worden, aldus [gedaagde] . [gedaagde] wil een bedrag van € 2.800,00 verrekenen.
5.11.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet de enige was waardoor de woningen niet op tijd gereed gemaakt konden worden. Er waren meer onderaannemers die te maken hadden met leveringsproblemen door COVID-19. [gedaagde] was bovendien zelf te laat met het plaatsen van deuren en het (laten) aanbrengen van schilderwerk. Ook werden keukens te laat geplaatst. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat bewoners geen hinder hebben ondervonden van het letsel werende glas dat te laat binnen zou komen. Bewoners hoefden daarvoor niet (langer) elders te verblijven, aldus [eiser] . Bovendien hebben partijen ook geen afspraak gemaakt over het vergoeden van schade aan bewoners en zijn partijen geen boeteclausule of iets dergelijks overeengekomen voor het geval [eiser] niet kon voldoen aan het tijdig gereed maken van de woningen. [eiser] vindt daarom dat zij niet verantwoordelijk is voor het betalen van enige vergoeding aan de bewoners vanwege een latere oplevering van de werkzaamheden.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat de te late oplevering door [eiser] is veroorzaakt. Dat geldt zeker nu [gedaagde] zelf alsnog het ontbrekende glas heeft besteld en dat is ook op tijd binnengekomen. Bovendien hebben partijen ook in de avonden doorgewerkt. Dat zij de oorspronkelijke planning met betrekking tot het glas niet gehaald hebben, kan dan ook niet worden vastgesteld. Bovendien waren er ook problemen met de deuren. Dat was weliswaar al bij aanvang van het project voorzien en daar was volgens [gedaagde] qua planning een uitzondering op gemaakt, maar dat betekent niet dat de compensatie daar niet (ook) mee te maken heeft gehad. Daarbij komt dat niet vastgesteld kan worden dat [eiser] zich heeft gebonden aan het compenseren van de bewoners. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling wel aangevoerd dat er tijdens een gesprek op de bouw, waar naast [gedaagde] ook [eiser] en de hoofdaannemer bij waren, gezegd is ‘dat de te late glaslevering consequenties zou hebben’ en ‘dat de bewoners tegemoet gekomen moesten worden’, maar [eiser] heeft dit betwist. Dat er een duidelijke afspraak is gemaakt, kan dan ook niet worden aangenomen. Ook een andere grondslag om de kosten van de tegemoetkoming voor rekening van [eiser] te brengen, is er niet. Er is bijvoorbeeld geen boeteclausule overeengekomen. Dat betekent dat deze tegenvordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Extra schoonmaakkosten
5.13.
De laatste tegenvordering ziet op extra schoonmaakkosten. Volgens [gedaagde] is er veel rommel in de portieken van de woningen achtergebleven en was die rommel (ook) van [eiser] . De opdrachtgever van [gedaagde] heeft tijdens werkbesprekingen op de bouw en tijdens controle op de bouwplaats meerdere keren aangegeven dat er rommel lag en dat dat moest worden opgeruimd. Daar waren ook medewerkers van [eiser] bij, aldus [gedaagde] . Doordat de rommel is blijven liggen, heeft er uiteindelijk een extra schoonmaakronde plaatsgevonden. Dat heeft in totaal € 1.608,00 gekost. [gedaagde] heeft die kosten in zijn geheel betaald, terwijl een deel van de kosten door [eiser] zijn veroorzaakt. Een derde deel van de totale kosten, dus een bedrag van € 536,00, moet volgens [gedaagde] voor rekening van [eiser] komen.
5.14.
[eiser] ontkent niet dat er extra schoonmaakkosten gemaakt zijn, maar zij betwist dat de portieken bevuild zijn geraakt door toedoen van haar medewerkers. Volgens [eiser] heeft zij maar weinig werkzaamheden in de portieken verricht en heeft zij daarbij ook geen rommel achtergelaten. Alles wordt altijd netjes opgeruimd. Medewerkers van [eiser] hebben ook geen melding van rommel gemaakt.
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] haar stelling dat er afval in de portieken is blijven liggen en dat dat afval (ook) van [eiser] was, onvoldoende (met stukken) heeft onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld geen foto’s van de rommel overgelegd. Gelet op de betwisting van [eiser] had dat wel van haar mogen worden verwacht. Deze tegenvordering is dan ook niet komen vast te staan.
Conclusie hoofdsom
5.16.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de factuur van project Zutphen van € 6.106,90 incl. btw moet betalen en dat daarop een € 1.485,70 aan kosten voor de spoedbestelling van het ontbrekende glas en € 1.074,95 aan schade in de woningen in mindering strekt. Dat betekent dat de vordering in hoofdsom tot een bedrag van € 3.546,25 zal worden toegewezen.
De bijkomende kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten)
5.17.
[eiser] heeft over de hoofdsom een vergoeding voor het te laat betalen daarvan gevraagd. Die vergoeding wordt ook wel wettelijke rente genoemd. [gedaagde] heeft hier geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd. Deze vordering is bovendien op de wet (artikel 6:119 BW) gebaseerd. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de betalingstermijn was verstreken. [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende, gemotiveerd betwist dat zij de facturen van [eiser] binnen veertien dagen na de factuurdatum moest betalen. Dat betekent dat [gedaagde] vanaf de vijftiende dag na de factuurdatum te laat was met betalen. De wettelijke rente over de eerste factuur, die van project Lichtenvoorde, zal daarom worden toegewezen vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling. De wettelijke rente over de tweede factuur, die van project Zutphen, is verschuldigd tot het moment waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan (zie artikel 6:129 BW). Daarna is over het te verrekenen bedrag geen rente meer verschuldigd. Omdat aannemelijk is dat de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan voordat de laatste termijnfactuur was gestuurd, zal de rente over de tweede factuur alleen over het na verrekening resterende bedrag worden toegewezen, gerekend vanaf 16 december 2021 tot de dag van volledige betaling.
5.18.
[eiser] vordert een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen hiervoor is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarbij zal rekening worden gehouden met een totaal door [gedaagde] aan [eiser] te betalen hoofdsom van € 10.546,25 (bestaande uit het door [gedaagde] aan [eiser] na verrekening verschuldigde bedrag voor project Zutphen van € 3.546,25 plus de factuur van project Lichtenvoorde van € 7.000,- incl. btw). Ook over het factuurbedrag van project Lichtenvoorde zijn incassokosten verschuldigd, omdat deze factuur pas tijdens deze procedure en dus na de aanmaningen die (de gemachtigde van) [eiser] heeft gestuurd, is betaald. Gelet op het hiervoor overwogene zal de kantonrechter het bedrag toewijzen tot een wettelijk tarief van € 880,46.
5.19.
De kantonrechter ziet aanleiding om te bepalen dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten dragen. [eiser] heeft weliswaar de procedure aanhangig moeten maken om haar facturen betaald te krijgen, maar daar staat tegenover dat [gedaagde] de factuur van project Lichtenvoorde direct na de dagvaarding alsnog heeft betaald en dat het verweer van [gedaagde] (het beroep op verrekening) deels slaagt. Hierdoor wordt uiteindelijk bij vonnis een veel lager bedrag toegewezen dan door [eiser] is gevorderd. Bovendien heeft [gedaagde] , al voor aanvang van de procedure, meerdere keren aangegeven dat zij graag in onderling overleg met [eiser] tot een oplossing van het geschil wilde komen. [eiser] heeft dat afgehouden. Zij heeft telkens volledige betaling van haar facturen verlangd. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben beide partijen dan ook bijgedragen aan de noodzaak van de procedure. Tegen deze achtergrond zal de kantonrechter de proceskosten tussen partijen compenseren.
Tot slot: kwaliteitsverklaring HR++ glas
5.20.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de stukken blijkt dat [eiser] de kwaliteitsverklaring van het HR++ glas, in afwachting van betaling van haar facturen, nog niet aan [gedaagde] had verstrekt. Indien en voor zover dit inmiddels nog steeds niet is gebeurd, gaat de kantonrechter ervan uit dat, nu dit vonnis is gewezen, [eiser] hiertoe alsnog spoedig zal overgaan.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.546,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover, gerekend vanaf 16 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.000,- incl. btw, gerekend vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 880,46 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023. (EB)