ECLI:NL:RBOVE:2023:193

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
08.158648.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van taxichauffeur voor ontucht met minderjarige in zorg

De rechtbank Overijssel heeft op 19 januari 2023 een 68-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, voor het plegen van ontucht met een minderjarig meisje. De man, werkzaam als taxichauffeur, heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het slachtoffer, een meisje van 16/17 jaar oud, verkeerde in een kwetsbare positie door haar leeftijd en verstandelijke beperking. De rechtbank oordeelde dat de man een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat hij als taxichauffeur geen professionele afstand heeft bewaard. Naast de gevangenisstraf is hem ook een beroepsverbod opgelegd voor vijf jaar, waardoor hij niet langer minderjarigen mag vervoeren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.158648.22 (P)
Datum vonnis: 19 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1954 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 5 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H.G. Scharenborg en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 juni 2020 tot en met 5 februari 2022 met de minderjarige [slachtoffer] , die aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met
5 februari 2022 te Vollenhove en/of Emmeloord, althans in Nederland
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2004) door de benen en/of de billen en/of borsten en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte was taxichauffeur en vervoerde [slachtoffer] naar een school voor speciaal onderwijs in Emmeloord. Hij haalde [slachtoffer] op bij haar woning in Vollenhove en bracht haar na schooltijd weer thuis. In de periode van 1 juni 2020 tot en met 5 februari 2022 zat [slachtoffer] voorin de taxibus naast verdachte. Zij was toen 16/17 jaar oud. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte in die periode meermalen over haar kleren heen aan haar borsten en geslachtsdeel heeft gezeten. Dit gebeurde vlakbij haar woning als zij alleen met verdachte in de taxibus zat. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte tijdens de ritten haar billen en benen heeft aangeraakt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer] in haar billen heeft geknepen, haar benen heeft gekieteld en haar éénmaal een “veeg” over haar kruis heeft gegeven. Verdachte ontkent echter dat zijn handelen een ontuchtig karakter had, nu hij daarbij geen seksuele bedoeling heeft gehad. Daarnaast ontkent verdachte dat hij opzettelijk de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval.
[slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor bij de politie verklaard over de handelingen die in de taxi tussen haar en verdachte hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting erkend dat hij [slachtoffer] bij haar kruis, haar billen en haar benen heeft aangeraakt. Dat deze handelingen hebben plaatsgevonden en dat [slachtoffer] verklaring in zoverre betrouwbaar is, kan daarom worden vastgesteld.
Aanraken van de borsten
Verdachte heeft verder verklaard dat het kan zijn dat hij de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt tijdens een spelletje dat zij vaker speelden, maar dat dit dan per ongeluk is gebeurd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Het aanraken van de borsten heeft meerdere keren plaatsgevonden, zo heeft [slachtoffer] verklaard in het studioverhoor, en staat bovendien niet op zichzelf. Verdachte heeft immers ook andere lichaamsdelen van [slachtoffer] aangeraakt. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte opzet had op het aanraken van de borsten van [slachtoffer] . Verdachtes verklaring dat hij [slachtoffer] daar per ongeluk, dus onopzettelijk, heeft aangeraakt acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zijn verweer faalt dus.
Ontuchtig karakter van de handelingen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 249 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ontuchtig als bedoeld in voornoemd wetsartikel is volgens de wetgever ‘seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm’. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt af van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval, zoals de context en de (ongelijke) verhouding tussen betrokkenen.
In dit geval oordeelt de rechtbank dat het handelen van verdachte seksueel van aard was. Het aanraken van borsten, billen en schaamstreek is immers per definitie van seksuele aard en in dit geval geldt dat ook voor het aanraken van de benen, nu dat in samenhang met de overige aanrakingen moet worden gezien. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte ook als strijdig met de sociaal-ethische norm gezien het verschil in intellectueel niveau en het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer] en verdachte. Ook is van belang dat verdachte de taxichauffeur van [slachtoffer] was.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gepleegde handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
Aan zorg of waakzaamheid toevertrouwd
Tot slot moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in een situatie waarin de minderjarige [slachtoffer] was toevertrouwd aan de zorg of waakzaamheid van verdachte. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Ten tijde van de ontucht was verdachte werkzaam als taxichauffeur voor schoolvervoer van en naar een school voor speciaal onderwijs. Gedurende deze ritten waren de scholieren aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. [slachtoffer] was één van die scholieren en de ontucht vond plaats in de taxi terwijl verdachte aan het werk was. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Concluderend
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , zoals ten laste gelegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 5 februari 2022 in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2004) door de benen en de billen en de borsten en de schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft hij gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit het recht tot uitoefening van het beroep van personenvervoerder voor minderjarigen voor de duur van vijf jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij gesteld is op zijn vrijheid en dat een gevangenisstraf om die reden erg zwaar zou zijn. Tegen het opleggen van een beroepsverbod heeft hij geen bezwaar gemaakt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met de minderjarige [slachtoffer] . Zij was toen 16/17 jaar oud. Verdachte heeft [slachtoffer] tijdens zijn werkzaamheden als taxichauffeur betast bij het kruis, de borsten, de billen en de benen. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] verkeerde vanwege haar leeftijd en verstandelijke beperking in een kwetsbare positie en was onvoldoende in staat om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij als taxichauffeur geen professionele afstand tot haar heeft bewaard. In plaats daarvan heeft verdachte zich kennelijk laten leiden door zijn eigen gevoelens en seksuele behoeftes. Daarnaast heeft hij het vertrouwen van haar ouders, die [slachtoffer] aan hem toevertrouwden, ernstig geschaad. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan en acht het zorgelijk dat verdachte het laakbare van zijn handelen niet lijkt in te zien.
Persoon van verdachte
De rechtbank neemt verder het strafblad van verdachte van 22 november 2022 in aanmerking, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsadvies van 9 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het opstellen van het reclasseringsadvies. Gelet op de leeftijd van verdachte, het vermogen om een lange (seksuele) relatie aan te gaan en de afwezigheid van eerdere zedendelicten wordt het recidiverisico op zedendelicten als laag ingeschat. De reclassering adviseert dan ook om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De straf
Gelet op de ernst van het feit, waarbij ook is gekeken naar wat in vergelijkbare zaken is opgelegd, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Om verdachte er van te weerhouden in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
Alles overwegend, oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is.
De bijkomende straf
Verdachte heeft in de uitoefening van zijn beroep als taxichauffeur ontucht gepleegd met een minderjarige. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden in deze zaak, een bijkomende straf van ontzetting van verdachte uit het recht om het beroep van personenvervoerder van minderjarigen uit te oefenen, voor de duur van vijf jaren passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 57 en 251 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijkomende straf
- bepaalt dat verdachte wordt
ontzet van het recht tot de uitoefening van het beroep van personenvervoerder van minderjarigenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.