ECLI:NL:RBOVE:2023:1905

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
08/300601-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met verkrachting

Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan belaging en bedreiging met verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en moet de verdachte een schadevergoeding betalen. De zaak kwam voort uit een langdurige periode van stelselmatige belaging van het slachtoffer, die begon in mei 2019 toen de verdachte het slachtoffer via een datingapp ontmoette. Ondanks herhaalde verzoeken van het slachtoffer om geen contact meer te hebben, bleef de verdachte haar lastigvallen via verschillende sociale media en datingapps. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, met het oogmerk haar te dwingen tot contact en haar vrees aan te jagen. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de verklaringen van het slachtoffer en andere bewijsmiddelen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke psychische stoornis. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die deze op het slachtoffer hebben gehad, waaronder angstklachten en een terugtrekking uit het sociale leven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 2.505,56 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/300601-22 (P)
Datum vonnis: 26 mei 2023
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Jager.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd met een ernstig misdrijf.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2021 tot en met 1 juni 2022 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, en/of Staphorst,althans in Nederland,wederrechtelijkstelselmatigopzettelijkinbreuk heeft gemaaktop eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,door
- via diverse accounts, via (sociale) media (onder andere via facebook) berichten te

sturen en/of op berichten te reageren, althans contact met haar te zoeken en/of

- via diverse accounts, via datingsites en/of datingapps (onder andere via Happn)
veelvuldig berichten (onder andere Flashnotes) te sturen en/of haar profiel te liken,
althans contact met haar te zoeken,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen en/of Staphorst,
althans in Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd metverkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling,door haar via een dating-app (Happn) een bericht (flashnote) te sturen met als inhoud: "ik pak jou waar en wanneer ik wil en waar. Ik je ook maar zie ongeacht met wie jij bent. Je kan hier komen voor normale oplossing anders schiet ik je in zwart masker", althans woorden van gelijke aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier (waarvan met name de verklaringen van aangeefster, [slachtoffer] , die de rechtbank betrouwbaar acht) de volgende feiten en omstandigheden vast.
In mei 2019 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) verdachte via de datingapp Tinder ontmoet. Zij spraken daarop af om elkaar te ontmoeten op de parkeerplaats bij La Vita in Nieuwleusen. Na afloop van deze ontmoeting heeft [slachtoffer] verdachte via WhatsApp laten weten, het bij deze eenmalige ontmoeting te willen laten en verder geen contact meer te willen. Desondanks is verdachte bij [slachtoffer] blijven aandringen op een tweede ontmoeting. [slachtoffer] heeft daarop opnieuw aan verdachte laten weten dit niet te willen en zij blokkeerde hem op WhatsApp. Hierna zocht verdachte contact met [slachtoffer] via Facebook en stuurde hij haar berichten via Facebook Messenger. Daarop blokkeerde [slachtoffer] verdachte ook op Facebook. Vervolgens hield verdachte enige tijd afstand van [slachtoffer] , totdat hij haar op 10 augustus 2020 tegenkwam bij waterplas De Zwarte Dennen in Staphorst. Verdachte begon [slachtoffer] daar uit te schelden en vroeg haar waarom ze niet op zijn berichten reageerde. Daar is zij niet op ingegaan.
Enige tijd later heeft [slachtoffer] een account aangemaakt op datingssite Lexa. Daar wist verdachte haar opnieuw te vinden en hij stuurde haar veelvuldig ‘likes’, waarna [slachtoffer] stopte met het gebruiken van haar account op deze site.
In juni of juli 2021 kwam [slachtoffer] verdachte wederom tegen bij De Zwarte Dennen waar verdachte meermaals aan [slachtoffer] vroeg of hij bij haar mocht komen zitten. [slachtoffer] liet verdachte weten dat niet te willen en vroeg hem haar verder met rust te laten.
In diezelfde periode had [slachtoffer] een oproep geplaatst op Facebook, waarin zij schreef dat zij op zoek was naar een oppas voor haar hond. Daarop reageerde verdachte met het bericht “
ik weet wel een geschikte oppas”.
Vlak daarna kwamen [slachtoffer] , die in haar geparkeerde auto zat, en verdachte elkaar opnieuw tegen. Ondanks haar weigering daartoe, bleef verdachte er bij [slachtoffer] op aandringen haar deur open te doen. Na tussenkomst van een voorbijganger liet verdachte [slachtoffer] uiteindelijk wegrijden.
Op 16 augustus 2021 regeerde verdachte wederom meerdere keren op een facebookbericht van [slachtoffer] , nu met berichten als “
Ga lekker door met je ghosten”, “
Ben je nou echt z’n vieze hoer”en “
Nu ben je mijn hoertje”. [1] Begin oktober 2021 reageerde verdachte via zijn account met de naam ‘ [accountnaam 1] ’ op oude berichten van [slachtoffer] waarin zij foto’s had geplaatst. Deze reacties hielden in: “
hey goedkope sloerie wat ben jij een zielig hoopje ellende zeg”, “
[slachtoffer] ben jij niet verkracht”en “
zo niet dan denk ik dat je dit binnenkort wel wordt”. [2]
Begin december heeft verdachte een account gemaakt onder de naam ‘ [accountnaam 2] ’ met een foto van [slachtoffer] daarbij. Ook onder dit account reageerde verdachte met allerlei voor [slachtoffer] zeer vervelende berichten. [3] Hiervan heeft [slachtoffer] een melding gemaakt bij de politie, waarna de politie een zogenaamd ‘stopgesprek’ heeft gevoerd met verdachte. In dit gesprek heeft de politie aan verdachte laten weten dat hij op geen enkele wijze nog contact mocht hebben of zoeken met [slachtoffer] . [4] Ondanks dit stopgesprek heeft verdachte op 2 maart 2022 een profiel van [slachtoffer] op datingsite Badoo gezet. [5] Daarna bleef verdachte [slachtoffer] via Facebook opzoeken. [6]
Op 16 april 2022 heeft verdachte met het hiervoor genoemde ‘ [accountnaam 2] -account’ gereageerd op een bericht uit 2014 op de pagina van ‘Bloopers’ met de tekst “
Pijpsletje, zorg maar dat je maagd bent sletje”. [7]
Op 2 mei 2022 kreeg [slachtoffer] een man aan de deur die contact met haar opnam, omdat hij dacht dat zij bij een escortbureau werkte.
Later die maand heeft [slachtoffer] zich ingeschreven bij datingapp ‘Happn’. Ook op deze app bleek [slachtoffer] voor verdachte te traceren en ondanks het feit dat [slachtoffer] verdachte ook hier blokkeerde, bleef hij [slachtoffer] benaderen. Hij maakte daarvoor telkens nieuwe accounts aan waardoor hij [slachtoffer] opnieuw berichten kon sturen. Hij stuurde haar in de periode 15 tot en met 28 mei 2022 meerdere berichten per dag, zogenaamde ‘flashnotes’. Daar zaten voor [slachtoffer] vele beledigende en dreigende berichten tussen, zoals: “
Jij bent de enige die ik al jaren leuk vind, en als jij is wist hoelang ik jou al voel en soms zie had je me niet genegeerd trutje”, “
Nou slet morgen neuken?” en “
Enige wat jij verdient is een vuist in je kut en een lul in je kont vieze goedkope slet als ik jou zie gaat dat gebeuren want dat is wat jij wil!!”. [8]
Als gevolg van de bestaande mogelijkheid dat verdachte [slachtoffer] telkens via haar telefoonnummer op de datingsite Happn kon vinden, heeft [slachtoffer] een nieuw telefoonnummer genomen.
Op 1 juni 2022 heeft [slachtoffer] een klacht ingediend bij de politie en verzocht om verdachte te vervolgen. [9] Op 18 november 2022 heeft verdachte een gedragsaanwijzing van de officier van justitie gekregen voor de duur van 90 dagen, inhoudende dat verdachte zich moest onthouden van contact met [slachtoffer] . Hier heeft verdachte zich kennelijk aan gehouden.
De overwegingen van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging in de zin van artikel 285b Wetboek van strafrecht (hierna: Sr) geldt allereerst dat bewezen moet worden dat de belager opzet had op het maken van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander, waarbij die ‘persoonlijke levenssfeer’ niet beperkt is tot besloten ruimtes, zoals een woning of een erf. In de tweede plaats dient de belager het oogmerk te hebben om het slachtoffer te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel het slachtoffer vrees aan te jagen. Dit oogmerk kan volgen uit de bewezenverklaarde handelingen, waaruit moet worden afgeleid dat het slachtoffer geen keuze is gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de belager. Verder dient sprake te zijn van stelselmatig handelen van belager. Dat wil zeggen met regelmaat en een zekere hevigheid handelen gedurende een bepaalde periode. Daarbij zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de belager, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, van belang.
Uit de hiervoor door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat in dit geval aan voornoemde voorwaarden voor belaging is voldaan. Verdachte heeft bewust en hardnekkig de wens van [slachtoffer] genegeerd om geen contact meer te hebben. Hij heeft stelselmatig, gedurende een lange periode en onder verschillende namen en accounts, vele (veelal) beledigende, intimiderende en bedreigende berichten aan [slachtoffer] gestuurd. Hij dwong [slachtoffer] door zijn handelen om een ernstige en langdurige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer te dulden. Bovendien heeft hij door de inhoud van de berichten [slachtoffer] vrees aangejaagd.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dan ook dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk om haar te dwingen contact met hem te onderhouden en haar daarbij vrees aan te jagen. Daarmee acht de rechtbank de tenlastegelegde belaging bewezen.
Feit 2:
De rechtbank vindt het ten laste gelegde feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [10] :
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 juni 2022 (pagina 14), en
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 november 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte (pagina 159).
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 1 juni 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- via diverse accounts, via (sociale) media (onder andere via Facebook) berichten te
sturen en/of op berichten te reageren, en
- via diverse accounts, via datingsites en datingapps (onder andere via Happn)
veelvuldig berichten (onder andere Flashnotes) te sturen en haar profiel te liken,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, te dulden
en vrees aan te jagen;
2
hij op 25 mei 2022 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht, door haar via een dating-app (Happn) een bericht (flashnote) te sturen met als inhoud: "ik pak jou waar en wanneer ik wil en waar. ik je ook maar zie ongeacht met wie jij bent. Je kan hier komen voor normale oplossing anders schiet ik je in zwart masker", althans woorden van gelijke aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285b en 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:het misdrijf:
belaging;
feit 2:het misdrijf:
bedreiging met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 220 uren, te vervangen door 110 dagen hechtenis bij het niet naar behoren verrichten daarvan, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer] (eventueel met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan).
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging. Hij heeft niet willen accepteren en respecteren dat [slachtoffer] geen contact met hem wilde onderhouden. In plaats daarvan is hij haar gedurende een lange periode op een indringende wijze lastig blijven vallen, waarmee hij haar alsnog dwong contact met hem te hebben. Hiermee heeft hij een ernstige en langdurige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar bovendien vrees aangejaagd. Verdachte heeft in zijn handelen op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van [slachtoffer] .
Dit zijn ernstige feiten die gericht zijn tegen de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] en een flinke impact hebben gehad op haar privéleven. Als gevolg van de ontstane gevoelens van angst begon [slachtoffer] zich uit het sociale leven terug te trekken. Wanneer zij ’s avonds haar hond uitliet, liep zij telkens een andere route uit angst om verdachte tegen te komen. Ook is haar vertrouwen in de medemens aangetast. Zo durfde zij haar vriendinnen niet meer in vertrouwen te nemen uit angst dat vertrouwelijke informatie uiteindelijk bij verdachte terecht zou komen. Hieruit blijkt hoe beangstigend en bedreigend het handelen van verdachte voor [slachtoffer] is geweest en dat dit tot op de dag van vandaag een grote impact op haar heeft. Als gevolg hiervan heeft zij traumagerelateerde angstklachten ontwikkeld, waarvoor zij (langdurig) traumatherapie bij een GZ-psycholoog moet ondergaan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit het advies van het NIFP van 19 januari 2023 en het reclasseringsadvies van 22 maart 2023.
Het NIFP concludeert op basis van de voorinformatie dat er aanwijzingen zijn voor psychopathologie (psychotische stoornis) die mogelijk een doorwerking zou kunnen hebben gehad in het ten laste gelegde. Toch wordt geen Pro Justitia rapportage geadviseerd. Verdachte is namelijk tweemaal uitgenodigd voor een trajectconsult om zijn toestandsbeeld en medewerking te toetsen, maar hij is tweemaal zonder tegenbericht niet verschenen op de afspraak. Daardoor is de verwachting van het NIFP dat verdachte niet zal meewerken aan een Pro Justitia rapportage.
Uit het advies van de reclassering blijkt dat sprake is van een zorgelijke situatie. Verdachte lijkt in een eigen wereld te leven en verdraagt weinig sturing. Hij toont weinig zelfinzicht, waardoor niet kan worden uitgesloten dat eenzelfde situatie zich in de toekomst opnieuw zal voordoen. Bovendien legt hij de schuld van deze situatie bij [slachtoffer] neer. Het risico op recidive wordt dan ook ingeschat als hoog. Ook is het door het beperkte zelfinzicht niet mogelijk om een relatie te leggen tussen het tenlastegelegde en hoe verdachte tot dit handelen is gekomen. Hierdoor kan door de reclassering geen plan van aanpak worden opgesteld en is het voor hen niet mogelijk om een advies ten aanzien van de strafoplegging te geven. De reclassering kan met de beschikbare informatie evenmin adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 13 maart 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
De strafoplegging
Alles afwegend ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 150 uren (bij niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 75 dagen hechtenis) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren. Hieraan wordt de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , zo lang de reclassering dit nodig acht.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur. Weliswaar lijkt verdachte zich aan de gedragsaanwijzing te houden maar de rechtbank heeft (op basis van het advies van het NIFP en het rapport van de reclassering) niet de overtuiging dat verdachte op enig moment niet opnieuw [slachtoffer] zal belagen of bedreigen. Om diezelfde reden acht de rechtbank een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] op zijn plaats. [slachtoffer] moet beschermd worden tegen verdere (psychische) overlast door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaarde en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht daarop, niet dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard. De rechtbank heeft weliswaar niet de overtuiging dat verdachte
op enig momentniet opnieuw [slachtoffer] zal belagen of bedreigen, maar uit het dossier is niet is gebleken dat er
op dit momenternstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Aan dit criterium voor de dadelijke uitvoerbaarheid is dan ook niet voldaan.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplicht contact opleggen met de reclassering. Hoewel er wel aanwijzingen zijn voor zorgen rondom de persoonlijkheid van verdachte zijn deze zorgen niet heel concreet geworden. Verdachte heeft zich ook niet erg meewerkend opgesteld ten aanzien van de reclassering en het NIFP. Bovendien lijkt de belaging van [slachtoffer] op dit moment gestopt en zijn er geen aanwijzingen dat verdachte anderen belaagt of anderszins delicten pleegt.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.505,56 [11] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De materiële schade beslaat € 505,56 en bestaat uit de volgende posten:
- opname verlofuren à € 20,43;
- kosten wijzigen telefoonnummer à € 11,69;
- verlies eigen risico zorgverzekering à € 385,--;
- reiskosten politiebureau en psycholoog à € 88,44.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.505,56, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
1 en 2ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
:het misdrijf:
belaging;
feit 2: het misdrijf:
bedreiging met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 2.505,56;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.505,56,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 1 juni 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot van een bedrag van
€ 2.505,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
35 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S. Timmermans en
mr. W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.

Voetnoten

1.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina’s 13 en 20.
2.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina’s 13, 22, 23 en 157.
3.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina’s 13, 25, 26 en 158.
4.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina 152.
5.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina’s 13 en 158.
6.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina 14.
7.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina’s 14 en 26.
8.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina’s 14 en 36 t/m 95.
9.het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813, pagina 96.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022521813. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
11.Noot griffier: het in de vordering benadeelde partij genoemde bedrag van € 2.496,02 is een onjuist totaal van de genoemde schadeposten. De rechtbank gaat uit van het totaal van de bedragen van de losse schadeposten zoals deze zijn genoemd in de vordering, te weten een bedrag van € 2.505,56.