7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een vestiging van Albert Heijn in Almelo. Verdachte is kort na openingstijd de winkel binnengegaan en naar de servicebalie gelopen. Daar aangekomen heeft hij de kassamedewerkster bedreigd met een mes en gemaand de kassalade te openen, waarna hij daar geld uit heeft gepakt. Er waren meerdere klanten getuige van de overval. Op de zich in het dossier bevindende camerabeelden van de overval is te zien hoe groot de impact op de aanwezigen is. De ervaring leert dat slachtoffers van winkelovervallen nog lang last kunnen houden van de psychische gevolgen van een dergelijke gebeurtenis. Dit soort gewelddadige feiten zorgt daarom voor gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte een autoruit vernield. Hiermee heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2023 over verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar wel voor meerdere andere strafbare feiten waaronder mishandeling. Verdachte is nog veroordeeld op 28 september 2022. Nu het feit onder parketnummer 08-007318-23 heeft plaatsgevonden vóór die veroordeling, houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland, Advies-& toezichtunit 3 Oost, van 3 mei 2023. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Verdachte is een negentienjarige man die in de afgelopen jaren vaker in beeld kwam vanwege geweldsdelicten. In het verleden verliep het contact met de jeugdreclassering moeizaam, vanwege het fulltime werk van verdachte. Binnen de Justitiële Jeugdinrichting kreeg men lange tijd weinig zicht op hem vanwege zijn volharding in ontkenning en het niet tot weinig uiten van zijn gedachten en gevoelens. Er werden kenmerken van autisme bij verdachte gezien. Verdachte geeft aan dat hij een stabiele toekomst wil nastreven. De jonge leeftijd van verdachte in combinatie met de eerdere justitiecontacten, de ernst van het delict en de ontwrichte gehechtheid in zijn jeugd baart zorgen. Er is een gemiddeld recidiverisico en gemiddelde kans op een geweldsdelict. Het doel is om door middel van meerdere bijzondere voorwaarden meer zicht te krijgen op verdachte en waar mogelijk te werken aan gedragsverandering en vermindering van de kans op recidive.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Om meer zicht te krijgen op verdachte is reclasseringstoezicht geïndiceerd onder de bijzondere voorwaarden: meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (+), diagnostiek en ambulante behandeling, meewerken aan middelen controle, meewerken aan schuldhulpverlening, dagbesteding. Het volgen van de cognitieve vaardigheidstraining zal van invloed zijn op het psychosociaal functioneren door het aanpassen van denkpatronen en attitudes en daarmee de kans op recidive verminderen. Daarnaast is het van belang dat verdachte openheid geeft in zijn financiën en indien nodig meewerkt aan schuldhulpverlening, aangezien beide verdenkingen vermogensdelicten betreffen. Ook het meewerken aan middelencontrole is van belang, omdat hij de vernieling onder invloed van alcohol heeft gepleegd. Bij een veroordeling wordt eveneens geadviseerd aan verdachte een gebiedsverbod op te leggen inhoudende dat hij zich niet bevinden in of naast het gebouw van de Albert Heijn, [adres 1] , met dadelijke uitvoerbaarheid.
De beoordeling van het verzoek tot toepassing adolescentenstrafecht
De advocaat van verdachte heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat volgens hem verdachte tussen de (jong) gestraften in de JJI goed op zijn plaats is. Bovendien heeft hij een geschiedenis van speciaal onderwijs en hulpverlening, en zijn er zorgsignalen. In de JJI heeft verdachte gelegenheid om een opleiding te gaan volgen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenstrafrecht moet worden toegepast. Zij verwijst hierbij naar het reclasseringsrapport waarin dit ook wordt geadviseerd.
De rechtbank kan op grond van het bepaalde in artikel 77c Sr , indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder dan 23 jaar, zoals verdachte.
De rechtbank ziet in hetgeen over verdachte is gerapporteerd, in hetgeen ter terechtzitting over hem is gebleken en in de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen grond het jeugdstrafrecht bij verdachte toe te passen.
De rechtbank overweegt dat de reclassering in haar rapport van 3 mei 2023 adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Gezien wordt dat er op het gebied van handelingsvaardigheden enigszins tekorten zijn, omdat verdachte functioneert op beneden gemiddeld niveau en dat er sprake is van impulsiviteit. Een geheel pedagogische insteek is niet (meer) nodig, omdat verdachte en zijn moeder een 'volwassen' huishouden lijken te runnen. Verdachte is een binnenvetter en lijkt (grotendeels) niet ontvankelijk te zijn voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning door zijn moeder. Daarnaast geeft hij zelf de voorkeur aan een penitentiaire inrichting, omdat hij de verplichtingen binnen een jeugdinrichting te veel vindt. Hij lijkt niet echt onder de indruk te zijn van justitiële autoriteiten, waardoor de reclassering geen indicaties ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank overweegt verder dat uit de rapportage van de reclassering blijkt dat verdachte van augustus 2017 tot en met december 2020 tijdens zijn minderjarigheid uit huis geplaatst is geweest in jeugdinrichtingen. Hij heeft diverse therapievormen gehad, maar deze geen van alle afgerond. Dit pleit tegen het (opnieuw) aanbieden van verblijf/behandeling/begeleiding in een jeugdinrichting.
De rechtbank betrekt daarnaast in haar overwegingen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een volwassen feit: een zorgvuldig voorbereide gewapende overval op een supermarkt. Ter terechtzitting heeft hij verklaard de avond voor de overval het plan opgevat te hebben. Hij heeft daarvoor diverse voorbereidingen getroffen en op weg naar de overval nog een andere aanlooproute gekozen, omdat op de voorgenomen route te veel mensen aanwezig waren. Na afloop heeft hij zich ontdaan van de rugzak die hij bij zich had. Dit alles omdat hij, naar eigen zeggen, een schuld was aangegaan en onder druk gezet werd door zijn schuldeisers. Verdachte heeft bovendien consequent gezwegen en eerst ter terechtzitting openheid van zaken gegeven. Ook deze omstandigheden pleiten naar het oordeel van de rechtbank voor toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven toch de voorkeur te geven aan een verblijf in de JJI, omdat hij daar opleidingen zou kunnen volgen. Los van de omstandigheid dat verdachte kort voor de zitting nog bij de reclassering heeft kenbaar gemaakt de verplichtingen in een jeugdinrichting teveel te vinden en hij er richting de rechtbank niet in is geslaagd duidelijk te maken wat er nu opeens anders zou zijn, is de veranderde wens van verdachte voor de rechtbank geen reden om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
De slotsom is daarom dat toepassing van het volwassenenstrafrecht recht doet aan zowel de aard en ernst van het delict (de overval) als aan de persoon van verdachte, zodat hieraan toepassing zal worden gegeven.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de gevangenisstraf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt als uitgangspunt voor een overval op een winkel met licht geweld/bedreiging, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Daarbij gelden als strafvermeerderende factoren onder meer situaties met kwetsbare slachtoffers, een professionele werkwijze en het soort wapen.
De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie is. Een andere of lichtere straf doet geen recht aan de ernst van de feiten. Een fors gedeelte van deze gevangenisstraf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en ook om een verplichte begeleiding van de reclassering en de oplegging van een aantal andere bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. De rechtbank acht het verder noodzakelijk om een proeftijd van drie jaar op te leggen. Dit is niet alleen in het belang van de verdachte zodat hij gedurende langere tijd kan worden begeleid, maar strekt ook ter bescherming van de maatschappij.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan een gedeelte van twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Ook zal de rechtbank aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen en daarnaast een gebiedsverbod, inhoudende dat hij zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in of in de buurt van het gebouw van de Albert Heijn, [adres 1] .
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bepalen dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. In haar overwegingen betrekt de rechtbank verder hetgeen de reclassering heeft overwogen over het recidiverisico. Verdachte kwam op 16-jarige leeftijd voor de eerste keer in beeld bij justitie. Op het moment van schrijven van het reclasseringsrapport was sprake van twee lopende proeftijden en er is een patroon zichtbaar in het delictverleden wegens geweldsdelicten.