4.3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 februari 2023 rond 20.45 uur is verdachte in de Nettorama in Hengelo. Hij bevindt zich in de buurt van de kassa. Wanneer op enig moment de kassière de kassalade open doet om wisselgeld voor een klant te pakken, stapt verdachte over een deurtje naast de kassière heen. Hij graait vervolgens een hoeveelheid geld uit de kassa en probeert daarmee weg te lopen. Hij wordt dan door omstanders tegengehouden en naar de grond gewerkt. Verdachte had geen wapen bij zich.
Bewijsoverwegingen en conclusie
Verdachte heeft de diefstal van geld uit de kassa bekend, maar heeft ontkend dat hij geweld gebruikt heeft/ heeft gedreigd met geweld. Hij had immers geen wapen bij zich. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet meer weet wat hij gezegd heeft tijdens en na de diefstal, omdat hij onder invloed was.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte voorafgaand aan, tijdens de diefstal en na de diefstal geweld heeft gebruikt. Ook blijkt uit het dossier niet dat voorafgaand aan en tijdens de diefstal sprake was van bedreiging met geweld. Met betrekking tot de vraag of na de diefstal sprake was van bedreiging met geweld, overweegt de rechtbank als volgt. Na de diefstal ontstond een onoverzichtelijke situatie. Verdachte is vastgegrepen door een klant, waarna hij door meerdere personen naar de grond werd gewerkt. Liggend op de grond werd hij door meerdere personen in bedwang gehouden. Over wat verdachte precies gezegd heeft toen hij op de grond lag, zijn verschillende verklaringen door omstanders afgelegd.
Getuige [slachtoffer 1] heeft op 2 februari 2023 kort na het gebeuren verklaard dat verdachte, terwijl hij op de grond lag, heeft geschreeuwd en geroepen dat hij zou gaan steken. De politie relateert in een proces-verbaal bevindingen dat getuige [slachtoffer 1] de dag erna op het bureau komt om haar getuigenverklaring te ondertekenen. Tijdens het doorlezen van haar getuigenverklaring raakt zij geëmotioneerd en vertelt nogmaals dat zij de dader tegen de omstanders die hem naar de grond werkten hoorde zeggen “ik ga steken”. Getuige verklaart dat zij na het horen van deze woorden naar zijn handen heeft gekeken en de hele tijd alert bleef omdat ze bang was dat hij daadwerkelijk ging steken. Aangeefster [aangever 3] , de assistent bedrijfsleider, verklaart dat getuige [slachtoffer 1] haar direct na het incident heeft verteld dat de man meerdere keren heeft geroepen “ik ga steken!”.
Getuige [getuige 1] verklaart op de vraag van de politie of de persoon nog iets bij zich had, dat hij zei dat hij een mes bij zich had, maar dat getuige dit niet heeft gezien. Op de vraag wat hij (de persoon) precies zei, antwoordt de getuige “I have a knife, I have a knife” en dat hij dit zei toen hij al op de grond lag. De politie relateert tot slot in een proces-verbaal bevindingen gesproken te hebben met [getuige 2] . Op de vraag of hij iets had gezien, verklaart [getuige 2] dat hij zag dat bij kassa 4 een vrouw en twee mannen een man op de grond legden op zijn buik en hem vasthielden, dat hij toen zijn handen heeft vastgepakt en in het Engels aan de man had gevraagd of hij een wapen had. Dat hij toen hoorde dat de man hij zei “yes, of course”, dat hij zijn handen bleef vasthouden omdat hij dacht dat de man mogelijk een wapen had.
Hoewel de verklaringen van de getuigen niet woordelijk overeenkomen en ook verschillen op het punt van de taal waarin door verdachte gesproken zou zijn, komen de verklaringen wel op essentiële onderdelen overeen en acht de rechtbank bewezen dat verdachte de omstanders heeft bedreigd met geweld. Zo verklaren de getuigen [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] allen dat verdachte gesproken heeft over steken en over een mes/knife/wapen. Dit terwijl hij op de grond lag. Daar komt bij dat de woorden van verdachte voor getuige [slachtoffer 1] en voor getuige [getuige 2] reden was om naar de handen van verdachte te blijven kijken uit angst voor het steken met een mes of voor een wapen. De rechtbank weegt mee dat sprake was van een gespannen en chaotische situatie, waarna de getuigen direct zijn gehoord. Het is zeer goed voorstelbaar dat in zo’n situatie getuigen mogelijk niet alle uitspraken letterlijk kunnen reproduceren. Uit de aard van de door verdachte gebruikte woorden en de omstandigheden waaronder verdachte deze woorden heeft gezegd leidt de rechtbank af dat verdachte het oogmerk heeft gehad om te bewerkstelligen dat de omstanders afstand zouden nemen waardoor hij zou kunnen vluchten of het bezit van het gestolen geld zeker kon stellen.
De rechtbank acht daarom het feit, inclusief de bedreiging met geweld, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Vaststelling van feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 januari 2022 is door een man geld weggenomen uit een kassa bij de Hema gelegen aan de [adres 2] (hierna: de Hema).
Om 16.36.30 uur loopt een man de Hema binnen. De man loopt direct naar de kassa’s en richting de kassière die hij aanspreekt. De man houdt met zijn hand een sjaal voor zijn gezicht. Hij gaat links naast de kassière, achter de kassa staan en zegt “open kassa nu, open”. De kassière opent de kassalade, waarna de man om 16.36.50 uur een greep in de kassa doet en daaruit enkele bankbiljetten pakt. De man doet de biljetten in zijn linker jaszak. Als de manager komt aanlopen, de man naast de kassière achter de kassa ziet staan en iets roept in de richting van de kassière en de man, loopt de man naar de uitgang van de winkel. Het is 16.37.23 uur als hij de Hema verlaat. Op camerabeelden die op dat moment gemaakt zijn is te zien dat de man donker gekleurde schoenen draagt met een gedeeltelijk witte zool. De onderkant van de schoen is donker en aan de achterzijde hebben de schoenen een opschrift. Te zien is verder dat de man een donker gekleurde jas tot over de heupen draagt met een split aan de achterzijde. De jas heeft aan de achterzijde een soort ceintuur. De man draagt een donker muts en sjaal/das. De manager ziet de man rechtsaf slaan en ziet dat hij om de hoek een fiets heeft staan.
Op camerabeelden van een woning aan de [adres 4] is te zien dat om 16.40.00 uur een man op een damesfiets met fietstassen en een lichtgekleurde voorband langs komt fietsen. De man draagt een donker gekleurde jas tot over de heupen, donkere schoenen met een gedeeltelijk witte zool, sjaal/das en donkere muts.
Op camerabeelden van een woning aan de [adres 5] is te zien dat om 16.39.43 uur een persoon op een fiets in beeld komt. Een signalement van deze persoon is gelet op de afstand niet te geven, maar op de fiets is een duidelijk opvallend groot wit vlak op één van de buizen te zien. Enkele seconden later wordt dezelfde persoon gezien op de galerij voor de woningen. De persoon opent met een sleutel de voordeur van de woning aan de [adres 6] en gaat naar binnen.
Op camerabeelden van de woning aan de [adres 5] is ook te zien dat, voorafgaand aan de diefstal bij de Hema, om 15.22.54 uur een persoon de woning aan de [adres 6] verlaat. Het proces-verbaal bevat geen signalement van deze persoon.
Op camerabeelden van een snackbar gelegen aan de [adres 7] en dus op korte afstand van de Hema is om 16.36.18 uur een man te zien die langs komt fietsen. De man fietst in de richting van de Hema op een damesfiets met fietstassen, een lichtgekleurde voorband en een opvallen groot wit vlak op één van de buizen van het frame. Hij is gekleed in een donker gekleurde jas tot over de heupen, draagt donkere schoenen met een gedeeltelijk witte zool, heeft een das/sjaal om zijn nek en een muts op zijn hoofd.
De afstand tussen de [adres 6] en voornoemde Hema is 500 meter. Deze afstand kan op de fiets in twee minuten worden afgelegd.
Verdachte verbleef in de periode van 25 tot en met 30 januari 2023 in de woning aan de [adres 6] in Almelo.
Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die geld heeft weggenomen bij de Hema. Tegenover voornoemde feiten en omstandigheden staat verdachtes stellige ontkenning dat hij betrokken is geweest bij de diefstal van geld bij de Hema. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet in het bezit is van een fiets en ook niet van een jas soortgelijk aan de jas die de dader draagt. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend een dergelijke jas gekregen te hebben van getuige [getuige 3] die dat verklaard heeft. De rechtbank stelt vast dat een soortgelijke jas bij doorzoekingen niet is aangetroffen en ook niet door verdachte gedragen werd ten tijde van zijn aanhouding op 2 februari 2023. Ook de fiets die in het bezit geweest zou zijn van de dader is bij verdachte niet aangetroffen. Daar komt bij dat op basis van het beeldmateriaal een 100% herkenning van de persoon in de Hema en op de fiets niet mogelijk is, omdat het gezicht niet genoeg in beeld is. Aldus kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die geld bij de Hema heeft weggenomen. De herkenning van verdachte door getuige [getuige 3] en diens verklaring dat alleen hij, getuige, verdachte en zijn ex een sleutel hadden van zijn woning maakt dit niet anders.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is geweest die geld heeft weggenomen bij de Hema en spreekt verdachte vrij.
4.3.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 februari 2023, in de gemeente Hengelo(O), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (een hoeveelheid) geld, toebehorende aan de Nettorama, gelegen aan het [adres 1] , heeft weggenomen, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen een of meer personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- naar een kassa (waarachter op dat moment [slachtoffer 1] als kassière werkzaam was) is gelopen,
-vervolgens over een deurtje (naast/achter die [slachtoffer 1] en de kassa) is gestapt en (daarbij) een grommend geluid heeft gemaakt en vervolgens (een hoeveelheid) geld uit de reeds openstaande kassa(lade) heeft gepakt en
-vervolgens - terwijl hij, verdachte, door een of meer personen was vastgepakt en naar de grond was gewerkt - (dreigend) in de richting van die persoonen/omstanders heeft geroepen/geschreeuwd –zakelijk weergegeven– dat hij zou gaan steken en/of heeft gezegd: "I have a knife".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.