ECLI:NL:RBOVE:2023:1876

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
C/08/296661 / KG ZA 23-93
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in verband met crematie van grootouder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader vorderde een eenmalige wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen aanwezig konden zijn bij de crematie van hun opa op 19 mei 2023. De ouders hadden eerder afspraken gemaakt over de zorg- en contactregeling, maar de vader stelde dat bijzondere omstandigheden, zoals de crematie, een afwijking van deze regeling rechtvaardigden. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2023 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad adviseerde om de vordering van de vader toe te wijzen, zodat de kinderen bij de crematie konden zijn.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vader spoedeisend belang had bij zijn vordering, gezien de aanstaande crematie. De rechter benadrukte dat, ondanks de bestaande zorgregeling, bijzondere omstandigheden zoals een rouwplechtigheid een wijziging van de regeling kunnen rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wees de vordering van de vader toe en bepaalde dat de kinderen tot 19 mei 2023 om 17:00 uur bij de vader mochten verblijven, waarna de oorspronkelijke zorgregeling weer in werking zou treden. Tevens werd de moeder veroordeeld in de proceskosten, omdat zij had moeten beseffen dat de voorzieningenrechter de vordering zou toewijzen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking volgde op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/296661 / KG ZA 23-93
vonnis in kort geding van 17 mei 2023
inzake
[de vader] ,
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. M.P.L.M. Buijsrogge,
en
[de moeder] ,
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder.

1.Het procesverloop

1.1.
De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding van 16 mei 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 27 mei 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vader, met zijn advocaat,
  • de moeder,
  • namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad): W. Jongsma.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [woonplaats 3] op [geboortedatum 1] 2014,
[minderjarige 2], geboren te [woonplaats 4] op [geboortedatum 2] 2015.
De vader heeft de minderjarigen erkend.
2.2.
Bij beschikking van 15 augustus 2019 heeft de rechtbank Overijssel de vader samen met de moeder belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en de volgende zorgregeling vastgesteld:
- de kinderen verblijven eens in de veertien dagen (in de oneven weken) van donderdag na school tot zondag 19.00 uur bij de vader en eens in de veertien dagen (in de even weken) van woensdag na school tot donderdag naar school;
- de vader haalt de kinderen op bij de moeder of van school en de moeder haalt de kinderen op bij de vader, behalve wanneer de kinderen vanuit de vader direct naar school gaan;
- de ouders zullen de vakanties en feestdagen in onderling overleg verdelen.
2.3.
Bij vonnis van 1 september 2020 van de rechtbank Overijssel heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de ouders zijn overeengekomen dat zij, totdat zij andere afspraken hebben gemaakt of anders wordt beslist, voorlopig uitvoering geven aan de volgende zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen:
  • eenmaal per veertien dagen (in de oneven weken) van donderdag uit school tot maandagmorgen naar school;
  • eenmaal per veertien dagen (in de even weken) van woensdag uit school tot donderdag naar school;
  • de ouders zullen de vakanties en feestdagen in onderling overleg verdelen, waarbij in ieder geval voor dit schooljaar de verdeling nader wordt geconcretiseerd in overleg met de advocaten van partijen.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 april 2021 heeft de voorzieningenrechter onder andere de bij het vonnis van de rechtbank Overijssel van
1 september 2020 vastgestelde zorg- en contactregeling gewijzigd en de volgende regeling vastgesteld:
  • in de oneven weken van donderdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven en in de even weken van woensdagmiddag uit school tot donderdag naar school;
  • in de zomervakantie drie weken aansluitend bij de ene ouder verblijven en drie weken aansluitend bij de andere ouder. In de oneven jaren verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. In de even jaren verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
  • in de herfst- en voorjaarsvakantie van maandag tot woensdag 12:00 uur bij de ene ouder verblijven en van woensdag 12:00 uur bij de andere ouder. Als de vakantie begint met een zorgweekend bij de vader, dan verblijven de kinderen de eerste helft van de week bij de vader. Als de vakantie begint met een zorgweekend bij de moeder, dan verblijven de kinderen de eerste helft van de vakantie bij de moeder;
  • in de kerstvakantie verblijven de kinderen in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vrouw;
  • in de meivakantie, indien deze uit twee weken bestaat, verblijven de kinderen in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. Indien de meivakantie uit één week bestaat verblijven de kinderen van maandag tot woensdag 12:00 uur bij de ene ouder en van woensdag 12:00 uur bij de andere ouder. Als de vakantie begint met een zorgweekend bij de vader, dan verblijven de kinderen de eerste helft van de week bij de vader. Als de vakantie begint met een zorgweekend bij de moeder, dan verblijven de kinderen de eerste helft van de vakantie bij de moeder;
  • indien de kinderen aansluitend aan het zorgweekend bij de vader een vrije dag hebben (bijvoorbeeld studiedag, tweede paasdag of tweede pinksterdag), wordt het zorgweekend verlengd tot dinsdag naar school;
  • de ouder bij wie de kinderen verblijven brengt de kinderen (indien zij niet naar school gaan) naar de andere ouder.
2.5.
Bij vonnis van 21 april 2022 heeft de rechtbank:
- de beschikking van de rechtbank van 1 april 2021 gewijzigd en de volgende
regeling vastgesteld:
de communicatie met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vindt plaats tussen de moeder en de partner van de vader. De vader en de moeder communiceren niet rechtstreeks met elkaar. De communicatie vindt telefonisch plaats en wordt kort daarna bevestigd per mail;
de vader informeert de moeder via de partner van de vader over langdurige afwezigheid. De moeder laat aan de partner van de vader weten als er bijzonderheden zijn ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
het is de partner van de vader toegestaan de kinderen naar de moeder te brengen onder de verplichting van de vader de moeder daarvan vooraf in kennis te stellen;
vervangende toestemming verleend aan de vader om in de periode van 11 augustus 2022 tot 28 augustus 2022 met de kinderen van de ouders op vakantie te gaan naar Italië;
bepaald dat de moeder verplicht is tot afgifte van de legitimatiebewijzen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vader uiterlijk één week voordat de vader de kinderen komt halen voor de hiervoor genoemde zomervakantie, de identiteitsbewijzen worden na de vakantie weer aan de moeder teruggegeven;
bepaald dat de moeder verplicht is om binnen een maand na de mondelinge behandeling van 28 maart 2022 aan de vader een kopie van de legitimatiebewijzen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te geven.

3.De vordering

3.1.
De vader vordert, na wijziging van zijn vorderingen tijdens de mondelinge behandeling, de voorzieningenrechter bij vonnis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgesteld in de beschikking van
  • de moeder te gebieden hieraan haar medewerking te verlenen op straffe van een dwangsom van € 15.000,- indien de moeder niet tijdig voldoet aan de veroordeling;
  • de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.

4.Het verweer

4.1.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling het verweer gevoerd dat de vordering van de man moet worden afgewezen.

5.Het advies van de raad

5.1.
De raad adviseert de voorzieningenrechter om de vordering van de vader toe te wijzen, zodat de kinderen aanwezig kunnen zijn bij de crematie van hun opa.
6. De beoordeling
Het spoedeisend belang
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vader spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, omdat de crematie van zijn vader (opa), waarbij de vader zijn kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanwezig wil laten zijn, aanstaande vrijdag, 19 mei 2023, plaatsvindt. De man kan daarom worden ontvangen in zijn vordering.
De beslissing
6.2.
Hoewel tussen partijen een specifieke zorg- en contactregeling is vastgesteld, kunnen zich altijd (bijzondere) omstandigheden voordoen die maken dat ouders moeten begrijpen dat soms moet worden afgeweken van een regeling. Een rouwplechtigheid in verband met het overlijden van een naast familielid van (de) kinderen is een voor de hand liggende bijzondere omstandigheid. Van de ouders mag, ondanks een slechte verstandhouding, worden verwacht dat zij hier zelf afspraken over maken. Dat dit de ouders niet is gelukt, is teleurstellend. Het is triest dat een weekend naar de Efteling volgens de moeder moet prevaleren boven het aanwezig kunnen zijn van de kinderen bij de crematie van hun opa (vaderszijde). Dat de moeder evenmin is ingegaan op het voorstel van de vader om de kinderen aansluitend aan de crematie (zelf) naar de Efteling te (laten) brengen en in afwijking van de overeengekomen haal-/brengregeling aanbiedt dit vervoer van de kinderen voor zijn rekening te willen nemen terwijl de vrouw (met anderen) dan al in de Efteling verblijft, acht de voorzieningenrechter, in het voetspoor van de raad, stuitend en verbijsterend. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man ter zitting mondeling toegewezen, zoals hieronder genoemd.
6.3.
De voorzieningenrechter zal de zorg- en contactregeling, zoals vastgesteld in de beschikking van 1 april 2021 en in het vonnis van 21 april 2022 wijzigen, in die zin dat de kinderen vanaf de zitting tot vrijdag 19 mei 2023 om 17:00 uur bij de vader verblijven om aldus de crematie van hun opa te kunnen bijwonen. De vader brengt de kinderen, dan wel laat de kinderen (door zijn zwager) brengen, naar Kaatsheuvel op een door de moeder aangegeven adres waar zij uiterlijk om 17:00 uur zijn. De voorzieningenrechter zal de moeder veroordelen om haar medewerking te verlenen op straffe van een dwangsom van € 5.000,- indien zij weigert hieraan mee te werken.
6.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het in het belang van (de) kinderen, bijzondere omstandigheden daargelaten die overigens gesteld noch gebleken zijn, dat zij aanwezig zijn bij de crematie van hun opa. In tegenstelling tot een weekend naar de Efteling, kunnen (de) kinderen maar één keer afscheid nemen van hun opa. Een afscheid van een grootouder is immers een gebeurtenis die altijd zal bijblijven. Zeker voor kinderen in de leeftijd zoals [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die hebben. Het is voor (de) kinderen belangrijk dat zij samen met de andere familieleden op hetzelfde moment afscheid kunnen nemen van hun opa en dat zij in die officiële rouwplechtigheid niet worden buitengesloten door hun moeder. De zorg- en contactregeling zal daarom eenmalig worden gewijzigd, waarna vervolgens de regeling zoals opgenomen in de beschikking van 1 april 2021 en in het vonnis van 21 april 2022 herleeft.
De proceskosten
6.5.
Dit is, zoals ter zitting besproken, niet het eerste kort geding dat de vader noodgedwongen voert tegen de moeder. Afgezien van de inhoud van de onderhavige procedure, ziet de voorzieningenrechter mede daarin aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechter proceskosten in familiezaken bijna altijd compenseert in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter is namelijk van oordeel dat in deze zaak sprake is van noodgedwongen/nodeloos procederen, omdat de moeder had moeten en had behoren te beseffen dat de voorzieningenrechter, in het voetspoor van het gelijkluidende advies van de raad ter zitting, de hierboven gemotiveerde beslissing zou nemen. Indien de moeder zich had laten bijstaan door een advocaat, had die haar ongetwijfeld op het rechte spoor gezet. Uit kostenoverwegingen (of mogelijk erger) heeft de moeder daar kennelijk van afgezien. De moeder wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter:
7.1.
wijzigt de bij beschikking van 1 april 2021 en in het vonnis van 21 april 2022 vastgestelde zorg- en contactregeling, in die zin dat:
  • de kinderen vanaf heden tot vrijdag 19 mei 2023 om 17:00 uur bij de vader verblijven om zo de crematie van hun opa (vaderszijde) te kunnen bijwonen. De vader brengt de kinderen dan wel laat de kinderen (door zijn zwager) brengen naar Kaatsheuvel op een door de moeder aangegeven adres waar zij uiterlijk om 17:00 uur zijn;
  • vervolgens herleeft de zorg- en contactregeling zoals vastgesteld bij beschikking van
7.2.
veroordeelt de moeder in de kosten van de procedure, aan de zijde van de vader, welke kosten zijn begroot op:
  • € 314,- griffierecht;
  • € 1.079,- salaris advocaat;
  • € 129,85 explootkosten (incl. BTW en BRP);
totaal:
€ 1.522,85;
7.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.J. de Jong als griffier, in het openbaar uitgesproken op
17 mei 2023. De schriftelijke uitwerking van het vonnis is vastgesteld op 24 mei 2023.
Een afschrift van dit vonnis wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in dit vonnis vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.