ECLI:NL:RBOVE:2023:1861

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
84-269584-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een directeur voor feitelijk leidinggeven aan de verkoop van met salmonella besmette eieren

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 51-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 200 uur. De man was directeur van een bedrijf dat met salmonella besmette eieren op de markt bracht. Hij was zich bewust van de schadelijkheid van deze eieren en heeft dit verzwegen voor zijn afnemers, waardoor hij en zijn bedrijf probeerden te ontsnappen aan extra toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verkoop van deze eieren, wetende dat ze schadelijk waren voor de gezondheid. De zaak kwam aan het licht na een uitbraak van salmonella bij een barbecuefeestje in Duitsland, waarbij acht mensen ziek werden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de besmetting en dat hij de nodige maatregelen had moeten nemen om de volksgezondheid te beschermen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de zaak en de impact op de volksgezondheid bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-269584-22 (P)
Datum vonnis: 25 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
4 en 11 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. van der Vliet en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. M.G. Bischop en
mr. W.A.L. Pustjens, beiden advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – nadat ter terechtzitting van 4 mei 2023 de dagvaarding partieel nietig is verklaard voor wat betreft het subsidiaire feit – kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het verkopen van eieren die besmet waren met salmonella enteriditis door [medeverdacht bedrijf] BV, wetende dat dit middel voor het leven of de gezondheid schadelijk is en die schadelijkheid heeft verzwegen.
Voluit luidt de tenlastelegging, voor zover thans nog aan de orde, aan verdachte, dat:
[medeverdacht bedrijf] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 26 mei 2017 tot en met 29 mei 2017, althans in (de maand) mei 2017,
te Wouterswoude, gemeente Dantumadeel, althans in Nederland en/of in Duitsland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) (één of meer) waren,
te weten: (een) (consumptie) ei(eren), voorzien van klasse aanduiding A, besmet
met salmonella enteriditis
heeft/hebben verkocht en/of te koop heeft/hebben aangeboden en/of
heeft/hebben afgeleverd (aan een pakstation genaamd [bedrijf 2] )
wetende dat (één of meer van) die waar/waren voor het leven of de gezondheid
schadelijk is/zijn,
terwijl [medeverdacht bedrijf] B.V. en/of zijn mededader(s) (telkens) dat
schadelijke karakter heeft/hebben verzwegen,(voor dat pakstation genaamd
[bedrijf 2] ),
zulks terwijl verdachte, tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of
aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de eieren besmet waren met salmonella.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De registratie rondom salmonella besmettingen op pluimveebedrijven in Nederland wordt uitgevoerd door stichting [stichting] . Deze stichting maakt voor de registratie gebruik van de database KIPnet en wanneer er in KIPnet een positieve uitslag van een salmonellatest wordt geregistreerd, wordt hiervan automatisch een melding gedaan bij de NVWA. De NVWA is op haar beurt verantwoordelijk voor het inschatten en zo nodig inperken van de risico’s voor de volksgezondheid.
De rechtbank stelt op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Verdachte is middels [medeverdacht bedrijf] B.V. de bestuurder van medeverdachte [medeverdacht bedrijf] B.V. (hierna: de BV). [2] Onder de BV vielen in elk geval in de ten laste gelegde periode een viertal pluimveebedrijven, waaronder het bedrijf op de locatie te Wouterswoude. Op de locatie Wouterswoude werden in drie stallen (genaamd stal 1, 2 en 3) leghennen gehouden. Op die locatie was medeverdachte [medeverdachte] werkzaam als bedrijfsleider en hij was daar volledig verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. [3] Zo werkte hij mee in de stallen, stuurde de aldaar werkzame personen aan en zette de partijen eieren klaar voor transport naar afnemers. Verdachte was als directeur eindverantwoordelijk. Verdachte en [medeverdachte] hadden geregeld telefonisch contact en [medeverdachte] verklaarde dat alles werd overlegd met verdachte. [4] Als bedrijfsleider was [medeverdachte] verantwoordelijk voor het nemen van monsters in de stallen, die vervolgens door het laboratorium [bedrijf 1] getest werden op salmonella. [5]
Na een barbecuefeestje in Duitsland op 17 juni 2017 zijn acht van de elf aanwezigen ziek geworden door een salmonella besmetting. Uit onderzoek is gebleken dat de besmetting werd veroorzaakt door een mayonaise die was gemaakt van met salmonella besmette eieren en dat deze eieren afkomstig waren uit stal 1 en/of 2 van het pluimveebedrijf te Wouterswoude. [6] Uit afleverdocumenten blijkt ook dat de eieren die in de stallen 1 en 2 geproduceerd werden, in de ten laste gelegde periode aan [bedrijf 2] in Duitsland zijn geleverd. [7]
Naar aanleiding hiervan heeft de NVWA op 7 juli 2017 zelf monsters genomen van eieren en mest in de stallen te Wouterswoude. In totaal werden in alle drie de stallen door middel van plastic overschoentjes 21 mestmonsters genomen, waarvan er twintig positief werden bevonden op salmonella. [8] Uit onderzoek is gebleken dat er een zeer nauw genetisch verband bestaat tussen de salmonellastam die is aangetroffen op verschillende dragers afkomstig van het barbecue-feestje in Duitsland dat plaatsvond 17 juni 2017 enerzijds en de salmonellastam aangetroffen op 7 juli 2017 in de stal van pluimveebedrijf te Wouterswoude anderzijds. [9]
Er is ook onderzoek uitgevoerd aan de database van [bedrijf 1] . [10] Gebleken is dat de monsternummers 300261 en 301142 genomen in stal 2 te Wouterswoude op respectievelijk 30 juni 2016 en 13 juli 2016 beiden een positieve uitslag kenden op salmonella. [11] In de database is te zien dat voor beide uitslagen een waarde “1” stond vermeld in de kolom “uitsluiting PVEmelding”, hetgeen betekent dat deze positieve uitslag door een medewerker van [bedrijf 1] actief handmatig is uitgesloten van doorregistratie aan [stichting] . [12] Daarmee werd deze positieve uitslag dus ook niet meer automatisch doorgemeld aan de NVWA, terwijl dat wel verplicht was bij een positieve uitslag. De genoemde monsternameformulieren zijn beiden ingevuld door [medeverdachte] . [13]
Een legpluimveebedrijf zoals dat te Wouterswoude dient per elke vijftien weken (mest)monsters van het pluimvee te nemen en deze monsters dienen te worden ingezonden naar een geaccrediteerd laboratorium om deze te laten testen op salmonella. Gebleken is dat er in de periode tussen 30 juni 2016 en 29 juni 2017 geen uitslagen van de verplichte salmonellatesten gedaan in de stallen 1 en 2 in KIPnet waren geregistreerd. [14] Tijdens een controle door de toezichthouder heeft [medeverdachte] nog een aantal analyserapporten overgelegd, maar de uitslagen van de verplichte bemonsteringen die in maart/april 2017 had moeten plaatsvinden ontbraken nog steeds. [15] [medeverdachte] heeft daarover desgevraagd tegenover de toezichthouder verklaard dat hij deze bemonstering was vergeten uit te voeren, maar dat hij dit op 6 juli 2017 daarom alsnog had gedaan. [16] Deze monsters testten negatief op salmonella en die uitslagen werden wel in KIPnet geregistreerd. [17]
4.3.2
Bewijsoverwegingen en conclusies
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan
het verkopen, te koop aanbieden, of afleverenvan eieren besmet met salmonella enteritidis door [medeverdacht bedrijf] BV, terwijl
hij wistdat dit product
schadelijk is voor het leven of de gezondheidmaar dat schadelijk karakter
heeft verzwegen.
Het verkopen / te koop aanbieden / afleveren
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij als directeur het gezicht van het bedrijf was naar buiten toe en dat hij verantwoordelijk was voor het contact met de afnemers. [18] De rechtbank stelt aldus vast dat verdachte als directeur van verdachte de met salmonella besmette eieren uit stal 2 gedurende de ten laste gelegde periode te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en heeft afgeleverd aan in elk geval [bedrijf 2] te Duitsland.
Schadelijk karakter
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of eieren die besmet zijn met salmonella schadelijk zijn voor het leven of de gezondheid in de zin van artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor vaststelling van het schadelijk karakter niet is vereist dat de schade optreedt bij ieder (normaal) gebruik door elke mogelijke consument. Voldoende is dat vastgesteld wordt dat schade
kanoptreden als gevolg van elk gebruik waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden.
Op nationaal en Europees niveau is strenge regelgeving ontwikkeld omtrent de productie en handel in eieren. Preventie en bestrijding van mogelijke ongewenste aanwezigheid van salmonella op legpluimveebedrijven wordt verplicht gecontroleerd door een regelmatige monstername. Aan deze monstername zijn wettelijke regels verbonden (zoals: wie mag het monster nemen, binnen welke termijn dient het monster geanalyseerd te worden, hoe wordt het monster aangeleverd, wie mag het onderzoek uitvoeren etc.). De monsters worden geanalyseerd bij laboratoria die zowel geaccrediteerd zijn door de Raad van Accreditatie als (veterinair) erkend door de NVWA om de analyses uit te voeren. Monsteruitslagen worden geautomatiseerd verzonden door laboratoria aan de stichting [stichting] , namens de overheid door RVO.nl aangewezen om daartoe een databank te beheren. [19] Deze regelgeving bestaat onder andere omdat in Nederland alleen al naar schatting elk jaar ongeveer 30.000 mensen een acute maagdarminfectie hebben door salmonella. De klachten bestaan meestal uit diarree, buikkrampen, misselijkheid en braken en gaan meestal na drie tot zeven dagen vanzelf voorbij. Bij ouderen en kleine kinderen kunnen de maagdarmklachten ernstiger verlopen vanwege de kans op uitdroging. Bij een klein deel van de mensen (minder dan 5%) kan een besmetting zich uitbreiden naar de bloedbaan en dit kan ernstigere ziektebeelden als gevolg hebben, zoals bloedvergiftiging, hersenvliesontsteking of urineweginfecties waarbij het risico op overlijden zeer reëel is. [20]
Nu in strijd is gehandeld met de strikte regelgeving rondom controles op salmonella die onder meer gericht zijn op het beschermen van de volksgezondheid, is de rechtbank van oordeel dat daaruit volgt dat de met salmonella besmette eieren schadelijk konden zijn voor het leven en de gezondheid van mensen. Dat er daadwerkelijk een gevaar voor de gezondheid en het leven is ontstaan blijkt uit het feit dat in elk geval acht mensen daadwerkelijk ziek zijn geworden, nadat zij de door verdachte’s onderneming verkochte, met salmonella besmette eieren hebben gegeten.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eieren die salmonella bevatten, schadelijke gevolgen voor het leven of gezondheid kunnen hebben als gevolg van het gebruik waarmee verdachte redelijkerwijs rekening had moeten houden.
Wetende dat
Het bestanddeel ‘wetende dat’ ziet op het gegeven dat de verdachte met de schadelijke aard van de waren bekend is en is een uitdrukking van opzet die ook het voorwaardelijk opzet omvat. Verdachte heeft ontkend dat hij wist van de salmonella besmetting. De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals reeds vastgesteld was [medeverdachte] steeds als bedrijfsleider werkzaam op het pluimveebedrijf te Wouterswoude en hij had al enkele jaren ervaring in die functie. Ook verdachte runde al langere tijd meerdere pluimveebedrijven. De rechtbank acht het van belang dat verdachte geen leek was en dat hij op professionele wijze op grote schaal bezig was met de verkoop van eieren en dat hij wist wat de geldende wet- en regelgeving en de daaruit volgende verplichtingen waren omtrent het testen op salmonella. [21] Een medewerker van [bedrijf 1] heeft over het werkproces rondom de uitslagen van de monsternames verklaard dat alle negatieve testuitslagen per e-mail aan de pluimveehouder werden terug gemeld. De positieve uitslagen werden ook telefonisch doorgegeven. [22] [medeverdachte] heeft gelijkluidend verklaard over dit werkproces en hij heeft ook verklaard dat verdachte degene was die gebeld werd indien de uitslag positief was. [23] Verdachte en [medeverdachte] hadden beiden toegang tot het e-mailadres van het pluimveebedrijf waarop de testresultaten binnenkwamen. [24] De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de monsters die [medeverdachte] op 30 juni 2016 en 13 juli 2016 heeft genomen in stal 2 positief getest zijn op salmonella. Op 21 juli 2016 heeft [medeverdachte] wederom een monster genomen in stal 2 en de testuitslag was dit keer negatief.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij wist dat deze testuitslagen van de monsters van 30 juni 2016 en 13 juli 2016 positief waren, maar verklaart daarover dat die monsters niet in de stallen zijn genomen maar ergens buiten op het terrein. [25] Dit deed hij naar eigen zeggen vaker om zo een eventuele salmonellabacterie in de directe omgeving van de stallen te detecteren voordat die in de stallen kon komen, maar hij heeft hiervan niets gedocumenteerd in de administratie of anderszins. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist van de genoemde positieve testuitslagen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij dagelijks in de mailbox van de locatie Wouterswoude keek – waarin ook de testuitslagen binnenkwamen – maar dat de testuitslagen niet echt zijn aandacht hadden. [26]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de positieve uitslagen van de monsters genomen op 30 juni 2016 en 13 juli 2016 ongeloofwaardig. Verdachte en [medeverdachte] hadden veel contact over wat er op de locatie gebeurde, een salmonellabesmetting heeft volgens verdachte veel impact op het bedrijf, verdachte had toegang tot de mailbox waar alle testuitslagen binnenkwamen en bovendien werd hem volgens het werkproces en een medewerker van [bedrijf 1] een positieve testuitslag direct telefonisch meegedeeld door iemand van [bedrijf 1] . De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte in elk geval in juli 2016 wist dat stal 2 besmet was met salmonella. Wanneer een koppel leghennen eenmaal positief test op salmonella, blijft de status besmet gehandhaafd voor dat koppel. [27] Een besmetting kan in een stal aldus alleen worden ‘kwijtgeraakt’ door het koppel te ruimen en na reiniging van de stal een nieuw koppel leghennen op te zetten. Het koppel leghennen in stal 2 dat in juni en juli 2016 drie keer is bemonsterd betreft hetzelfde koppel leghennen als dat gedurende de ten laste gelegde periode in stal 2 werd gebruikt voor de eierproductie. [28] Er zijn gedurende de periode van juli 2016 tot 7 juli 2017 geen maatregelen genomen om de salmonellabacterie uit het koppel leghennen en de stal te verwijderen. [29] De stal met leghennen is dus gedurende deze gehele periode besmet geweest. De rechtbank komt gelet hierop dan ook tot de conclusie dat verdachte vanaf juni 2016 wist dat de leghennen in stal 2 besmet waren met salmonella en dat dit in de ten laste gelegde periode nog steeds het geval was. Dat gedurende de periode van juli 2016 tot 7 juli 2017 geen enkele registraties in KIPnet zijn gedaan van testuitslagen van stal 2 en dat [medeverdachte] in maart/april 2017 geen monsters heeft genomen in de stallen 1 en 2, terwijl hij naar eigen zeggen altijd zeer zorgvuldig te werk ging en een agenda bij hield, sterkt de rechtbank in haar oordeel dat zowel verdachte als [medeverdachte] wisten dat er sprake was van een salmonella besmetting in stal 2 en daarom bewust niet opnieuw hebben getest.
Dat schadelijke karakter verzwijgende
Resteert de vraag of verdachte voor de afnemers van de eieren met salmonella het schadelijk karakter van die waren heeft verzwegen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij niet aan [bedrijf 2] heeft gemeld c.q. heeft doen melden dat de eieren die bestemd waren voor consumptie, besmet waren met salmonella. [30]
Feitelijke leidinggeven
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van verdachte is voldaan. De rechtspersoon is geadresseerde van de norm en gelet op de in de jurisprudentie ontwikkelde en bestendige criteria kan geconcludeerd worden dat de verboden gedragingen aan verdachte kunnen worden toegerekend. [31] De rechtbank overweegt daartoe dat de gedragingen in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden, nu de hiervoor weergegeven handelingen door verdachte, zijnde directeur, en de bedrijfsleider [medeverdachte] werden bepaald en/of verricht, welke gedragingen, het verkopen van (met salmonella besmette eieren als consumptie-) eieren passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, terwijl de verboden gedragingen dienstig zijn geweest aan de BV, nu de met salmonella besmette eieren (ook) als consumptie-eieren konden worden verkocht, tegen een hogere prijs en/of op een grotere afzetmarkt. De rechtbank acht het opzet van deze rechtspersoon ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op door de directeur en bedrijfsleider verrichte handelingen en het door hen (uit)gevoerde beleid zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank acht tot slot wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen die te maken hebben met het verkopen van met salmonella besmette eieren als consumptie-eieren, zoals hiervoor uiteengezet. Verdachte was als directeur eindverantwoordelijk en in die hoedanigheid ook nauw betrokken bij de dagelijkse gang van zaken op de locatie te Wouterswoude.
Concluderend
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijke leidinggeven aan overtreding van het bepaalde in artikel 174 Sr, door [medeverdacht bedrijf] B.V.
Nu de rechtbank uit de bewijsmiddelen, te weten twee vrachtbrieven [32] , opmaakt dat in de ten laste gelegde periode twee zendingen met eieren naar [bedrijf 2] te Duitsland verzonden zijn, is het ten laste gelegde feit meermalen gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdacht bedrijf] B.V. in de periode van 26 mei 2017 tot en met 29 mei 2017,
te Wouterswoude, gemeente Dantumadeel, telkens waren, te weten: consumptie eieren, voorzien van klasse aanduiding A, besmet met salmonella enteriditis heeft verkocht en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd aan een pakstation genaamd [bedrijf 2] , wetende dat die waren voor het leven of de gezondheid
schadelijk zijn, terwijl [medeverdacht bedrijf] B.V. telkens dat schadelijke karakter heeft verzwegen voor dat pakstation genaamd [bedrijf 2] ,
zulks terwijl verdachte, aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51 en 174 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:feitelijke leidinggeven aan waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld in geval van bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke taakstraf een passende afdoening te vinden, gelet op het blanco strafblad van verdachte en het aanzienlijke tijdsverloop.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijke leidinggeven aan het op de markt brengen van eieren die besmet waren met salmonella door [medeverdacht bedrijf] B.V, terwijl hij wist dat dit schadelijk was voor het leven of de gezondheid en terwijl hij dit schadelijk karakter voor de afnemers verzweeg. De strafbare gedragingen vonden binnen de cultuur van het bedrijf plaats en hadden kennelijk tot doel om een product op de markt te brengen waarmee geld kon worden verdiend en aan extra toezicht en maatregelen door de NVWA te ontkomen. Op nationaal en Europees niveau is strenge regelgeving ontwikkeld omtrent de productie en handel in eieren en door bewust met salmonella besmette eieren op de markt te brengen heeft verdachte het doel dat met de nationale en Europese regelgeving wordt gediend, namelijk de bescherming van de gezondheid van mensen en dieren en van het milieu, doorkruist. In Nederland hebben naar schatting elk jaar ongeveer 30.000 mensen een acute maagdarminfectie door salmonella. De klachten bestaan meestal uit diarree, buikkrampen, misselijkheid en braken, maar bij een klein deel van de mensen kan een besmetting zich uitbreiden naar de bloedbaan en dit kan veel ernstigere ziektebeelden als gevolg hebben, zoals bloedvergiftiging, hersenvliesontsteking of urineweginfecties, met een reële kans op overlijden. In het onderhavige geval zijn in elk geval acht mensen ziek geworden nadat zij de door verdachte verkochte besmette eieren hebben gegeten.
Voedselveiligheid is een groot goed en van eminent belang voor de volksgezondheid, waarmee zeer zorgvuldig moet worden omgegaan, in het bijzonder door degenen die direct of indirect in de voedselproductie werkzaam zijn. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit belang ernstig heeft veronachtzaamd en bewust de kans op de koop toe heeft genomen dat mensen ziek zouden worden door het eten van de met salmonella besmette eieren.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 februari 2023 eenmaal eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar dat dit een lange tijd geleden was en dat van recente recidive geen sprake is. De rechtbank weegt dit noch in strafverzwarende, noch in strafmatigende zin mee.
Voor wat betreft het recht op berechting binnen een redelijke termijn overweegt de rechtbank dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 26 april 2021 voor het eerst is verhoord als verdachte, in verband met het ten laste gelegde feit. Deze datum geldt als startpunt van de redelijke termijn. Het vonnis wordt gewezen op 25 mei 2023, twee jaren en één maand na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn formeel is overschreden met één maand. De rechtbank is niet gebleken van een verklaring voor die overschrijding en hoewel de formele overschrijding beperkt is weegt de rechtbank het aanzienlijke tijdsverloop tussen de pleegperiode en dit vonnis in het voordeel van verdachte mee, in die zin dat de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
Gelet op de aard, ernst en omvang van het strafbare feit en in het bijzonder de in het leven geroepen risico’s voor het leven en de gezondheid, is het naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. Mede omdat verdachte nog steeds werkzaam is in de pluimveesector acht de rechtbank het passend om daarnaast aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:feitelijke leidinggeven aan waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. R.J. Joustra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
Buiten staat
Mr. Werkhoven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met proces-verbaalnummer 2016-124212 (onderzoek Kokmeeuw). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.DOC-00035, pagina 752; DOC-00036, pagina 753.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte; V004-00001, pagina 91.
5.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
6.AMB-00015, pagina 148.
7.DOC-00091, pagina 810; DOC-00092, pagina 811; AMB-00015, pagina 149.
8.DOC-00368, pagina 1059; AMB-00015, pagina 149.
9.AMB-00015, pagina 150.
10.AMB-00027, pagina’s 186 tot en met 229.
11.DOC-00100, pagina 822; DOC-00101, pagina 823; DOC-00737, pagina 1429; DOC-00738, pagina 1430.
12.AMB-00027, pagina 228.
13.DOC-00737, pagina 1429; DOC-00738, pagina 1430; V004-00001, pagina 90.
14.DOC-00083, pagina 801; DOC-00227, pagina 919.
15.DOC-00084 tot en met DOC-00089, pagina’s 802 tot en met 807.
16.DOC-00227, pagina 919.
17.DOC-00090, pagina 809.
18.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
19.AMB-00023, pagina 167.
20.AMB-00002, pagina’s 121 en 122.
21.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
22.G004-00001, pagina’s 331 en 332
23.V004-00001, pagina 89.
24.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
25.V004-00001, pagina’s 91 en 92.
26.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
27.G016-00001, pagina 396; Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
28.DOC-00243, pagina 934.
29.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
30.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
31.De rechtbank heeft getoetst aan de criteria genoemd in o.a. Hoge Raad 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733.
32.DOC-00091, pagina 810; DOC-00092, pagina 811.