ECLI:NL:RBOVE:2023:1741

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
08-068601-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnebezitzaak na onvoldoende bewijs

De rechtbank Overijssel heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 57-jarige man, die werd verdacht van het bezit van 60,56 kilogram cocaïne. De verdachte was op 10 maart 2021 in Almelo in een Mercedes Vito gezien, waarin later die dag de cocaïne werd aangetroffen. Tijdens de rechtszitting op 2 mei 2023 heeft de officier van justitie, mr. L.J. Bronkhorst, gevorderd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. J.B.A. Kalk, pleitte echter voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het bestuderen van het dossier en de verklaringen tijdens de zitting, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om te bepalen hoe en wanneer de cocaïne in de auto van de verdachte was gekomen. De enige verklaring die mogelijk relevant was, kwam van een medeverdachte, maar deze werd door de rechtbank als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van de beschuldiging van het opzettelijk vervoeren of aanwezig hebben van cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-068601-21 (P)
Datum vonnis: 16 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen, opzettelijk 60,56 kilogram cocaïne heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2021 te Almelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 60,56 kilogram, althans een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte op 10 maart 2021 in Almelo gedurende korte tijd in een Mercedes Vito heeft gereden en dat er later op die dag 60,56 kilogram cocaïne in dat voertuig is aangetroffen.
De rechtbank kan op basis van wettige bewijsmiddelen niet vaststellen wanneer en hoe deze cocaïne in de Mercedes Vito is terechtgekomen en of verdachte die cocaïne daadwerkelijk heeft vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het enige aanknopingspunt voor het antwoord op die vraag is de verklaring die medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting in zijn zaak heeft afgelegd. De rechtbank acht die verklaring onvoldoende betrouwbaar om tot het bewijs te dienen.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.