ECLI:NL:RBOVE:2023:174

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
ak_21_1350
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetgarantie op basis van de Regionale afspraak Omzetgarantie Jeugdhulp IJsselland

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de omzetgarantie voor een zorgaanbieder die jeugdhulp verleent. Eiseres, een zorgaanbieder voor kinder- en jeugdpsychologie, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Deventer, die haar een omzetgarantie had toegekend op basis van de Regionale afspraak Omzetgarantie Jeugdhulp IJsselland. De primaire besluiten, genomen op 9 november en 1 december 2020, werden door eiseres betwist, omdat zij vond dat de toegekende omzetgarantie te laag was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Deventer de omzetgarantie had berekend op basis van de gemiddelde maandomzet over 2019, vermeerderd met een indexatie van 4,03%. Eiseres stelde dat haar omzetverlies het gevolg was van de coronacrisis, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente de Regionale afspraak correct had toegepast. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de berekeningswijze die de gemeente had gehanteerd. Eiseres had ook aangevoerd dat de gemeente niet had gehandeld in overeenstemming met het advies van de bezwarencommissie, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende had gemotiveerd waarom zij van dat advies was afgeweken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, waardoor de beslissing van de gemeente in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1350

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: [naam],
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: mr. A.C. Beijering-Beck.

Procesverloop

Bij besluiten van 9 november 2020 en 1 december 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder aan eiseres een omzetgarantie op basis van de Regionale afspraak Omzetgarantie Jeugdhulp IJsselland (hierna: de Regionale afspraak) toegekend.
Eiseres heeft tegen die besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de primaire besluiten met een nadere motivering in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2022. Voor eiseres is
haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, alsmede door A. Klein Lebbink en A. van Dijk.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1.1
Eiseres is een zorgaanbieder die zich bezighoudt met kinder- en jeugdpsychologie
en specialistische dyslexiezorg, onder andere voor ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). Voor het verlenen van deze zorg heeft eiseres overeenkomsten gesloten met meerdere gemeenten, waaronder de gemeente Deventer. De gemeente Deventer heeft bij eiseres jeugdhulp ingekocht samen met een aantal andere gemeenten in de regio IJsselland, die
zijn verenigd in het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland (hierna te noemen: de Regio). De Regio heeft met eiseres een raamovereenkomst gesloten waarmee jeugdzorg, in dit geval EED, is ingekocht.
1.2
Op 25 maart 2020 zijn het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het er in een bestuurlijke afspraak over eens geworden dat de financiering van de omzet van jeugdhulpaanbieders onverminderd moest plaatsvinden, ondanks het teruglopen van die omzet als gevolg van de coronacrisis en de maatregelen die in dat verband zijn genomen.
1.3
Deze afspraken tussen Rijk en VNG zijn vervolgens op het niveau van de Regio uitgewerkt in de Regionale afspraak, met het doel om het omzetverlies van de jeugdhulp-aanbieders als gevolg van de coronacrisis over de maanden maart, april, mei en juni 2020
te compenseren. Deze Regionale afspraak is op 1 mei 2020 gepubliceerd.
1.4
Kort voor de publicatie van de Regionale Afspraak heeft verweerder op 28 april 2020 een B&W Nota (hierna: de Nota) gepubliceerd, waarin onder meer de uitwerking van de omzetgarantie-regeling voor zorgaanbieders is opgenomen. Verweerder wilde de zorgaanbieders met deze Nota alvast duidelijkheid geven in afwachting van de Regionale afspraak. De Nota is met de publicatie van de Regionale afspraak op 1 mei 2020 weer komen te vervallen.
1.5
In de Regionale afspraak zijn voorwaarden opgenomen waar de zorgaanbieder
aan moet voldoen om in aanmerking te komen voor omzetgarantie, onder meer dat de zorgaanbieder binnen dertig dagen na afloop van de maand een factuur naar de gemeente moet sturen, met daarin de (referentie of gegarandeerde) omzet minus de gerealiseerde en gedeclareerde omzet in dezelfde periode.
1.6
Op 20 mei 2020 heeft de VNG bekend gemaakt dat de Regeling omzetgarantie wordt verlengd tot 1 juli 2020 en daarna eindigt. Dit betekende dat aanbieders vóór 1 juli 2020 moesten aangeven of zij gebruik wensten te maken van de regeling. Voor het indienen van de facturen werd meer tijd geboden. Deze moesten uiterlijk 31 augustus 2020 worden ingediend bij de betreffende gemeente.
1.7
Eiseres heeft op 30 juni 2020 een e-mail aan verweerder gestuurd waarin is vermeld dat zij een beroep wil doen op de Regionale afspraak. In deze e-mail heeft eiseres aan verweerder gevraagd welke referentieomzet voor haar geldt. Verweerder kon die referentie-omzet echter nog niet vaststellen, omdat daarvoor informatie van eiseres nodig was.
1.8
Met een e-mail van 30 juli 2020 heeft eiseres de facturen voor de maanden maart en april 2020 bij verweerder ingediend. Daarin wordt uitgegaan van een referentieomzet van
€ 32.417,82 voor de maand maart 2020 en € 31.653,88 voor de maand april 2020
.
Met een e-mail van 31 augustus 2020 heeft eiseres de factuur voor de maand juni 2020 ingediend, die is gebaseerd op een referentieomzet van € 40.588,70. De referentie-omzetbedragen per maand zijn door eiseres zelf berekend en zijn niet gebaseerd op de
door verweerder vastgestelde referentieomzet, zoals de Regionale afspraak voorschrijft.
1.9
Verweerder heeft daarom bij besluit van 9 november 2020 de omzetgarantie voor eiseres ambtshalve vastgesteld en bepaald op een bedrag van € 6.817,54, zijnde de omzet voor de maand februari 2020. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Zij meent aanspraak te hebben op een bedrag aan omzetgarantie van € 45.587,04.
1.1
Op 26 november 2020 heeft overleg plaatsgevonden tussen verweerder en eiseres. Dat overleg heeft ertoe geleid dat verweerder heeft besloten om ten aanzien van eiseres maatwerk toe te passen in die zin dat niet langer de maand februari 2020 als referentiemaand voor de omzetgarantie wordt gehanteerd, maar de gemiddelde maandomzet over 2019.
1.11
Bij besluit van 1 december 2020 heeft verweerder zijn besluit van 9 november herzien en de omzetgarantie nader vastgesteld op een bedrag van € 27.679,-. Na aftrek van de door eiseres behaalde omzet, heeft dit geleid tot toekenning van een bedrag van € 19.317,17 over de maanden maart, april, mei en juni 2020. Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van
9 november 2020 is van rechtswege mede gericht tegen het herzieningsbesluit van 1 decem-ber 2020.
1.12
De Algemene Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Deventer (hierna:
de bezwarencommissie) heeft verweerder op 20 juni 2021 geadviseerd het besluit van
1 december 2020 te herroepen en alsnog conform de aanvraag een bedrag van € 45.587,04 aan eiseres toe te kennen, tenzij verweerder in de nieuwe beslissing op bezwaar voldoende nader motiveert waarom niet overeenkomstig het verzoek van eiseres maatwerk kan worden toegepast.
1.13
Bij het bestreden besluit heeft verweerder besloten het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren en het primaire besluit van 1 december 2020 met een nadere motivering in stand te laten. In die nadere motivering heeft verweerder onderbouwd hoe hij invulling heeft gegeven aan de Regionale afspraak en waar het onderzoek van verweerder naar de oorzaak van de atypische maandomzet over februari 2020 uit heeft bestaan. Verder is gemotiveerd waarom niet is beslist conform de aanvraag van eiseres, die was gebaseerd op een afwijkende berekening.
1.14
Eiseres is het niet eens met verweerders besluit en heeft daartegen beroep ingesteld.
De relevante beroepsgronden van eiseres betreffen – kort samengevat – de volgende aspecten:
1. zonder vermelding van reden afgeweken van het advies van de bezwarencommissie;
2. motiveringsgebrek: de gegeven motivering kan het besluit op bezwaar niet dragen;
3. strijd met het rechtszekerheidsbeginsel;
3. strijd met het vertrouwensbeginsel;
4. strijd met beginsel van fair-play;
5. verwijzing naar de gronden van bezwaar en het advies van de bezwarencommissie;

Toepasselijke regelgeving

Regionale afspraak Omzetgarantie Jeugdhulp IJsselland
2.1
De Regionale afspraak is bedoeld om acute liquiditeitsproblemen te voorkomen en
de nadelige gevolgen van de coronacrisis voor de financiële positie van de zorgaanbieders
in 2020 te compenseren.
De kern van de Regionale afspraak is dat financiering van de omzet wordt doorgezet op het niveau van voor de coronacrisis. Op deze wijze zijn aanbieders niet gedwongen personeel te ontslaan en blijven personeel en expertise tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk van waarde en ook na de crisis beschikbaar. Op deze wijze zijn aanbieders ervan verzekerd dat de kosten die zij maken, vergoed blijven.
De verantwoording vindt achteraf plaats op basis van de feitelijk gerealiseerde kosten
die een aanbieder heeft gemaakt. Als de gerealiseerde kosten aanzienlijk afwijken van de financiering van de omzet, moet daarover worden afgerekend.
In de uitwerking van de bestuurlijke afspraken van de VNG van 16 april 2020 is opgenomen dat het bieden van een gegarandeerde omzet ten tijde van de coronacrisis ultimo 2020 geen van de betrokken partijen financieel voordeel mag opleveren.
2.2
Uit de Regionale afspraak volgt dat het omzetniveau door de gemeente wordt bepaald aan de hand van het maandgemiddelde van de omzet van die aanbieder voor geheel 2019. Als het maandgemiddelde op basis van een jaaromzet een atypische uitkomst heeft, moet worden bepaald welke periode representatief is voor de maandomzet. Dat maandbedrag moet vervolgens worden aangevuld met de indexatie zoals die geldt voor 2020. De Regionale afspraak gaat uit van ‘onverminderd doorbetalen’, dat wil zeggen 100% van de gemiddelde maandomzet voor 2019, aangevuld met de indexatie van 2019 naar 2020 (4,03%).
2.3
Een maandomzet bestaat uit drie componenten:
a. zorg die op reguliere wijze geleverd is;
b. zorg die vanwege de coronamaatregelen op alternatieve wijze is geleverd;
c. vraaguitval c.q. minder levering van zorg.
De Regionale afspraak ziet op dit laatste onderdeel en verstaat daaronder: de omzetgarantie. Met de Regionale afspraak wordt een zo eenvoudig mogelijke berekeningswijze van de basis gegarandeerde omzet per maand beoogt, die iedere gemeente in de regio IJsselland kan hanteren en die rekening houdt met gewijzigde omstandigheden in 2020 wat betreft cliëntaantallen, omzetsamenstelling et cetera.
2.4
In de Regionale afspraak is de volgende berekeningswijze vermeld:
- de basis voor de berekening zijn òf de feitelijk gedeclareerde kosten òf de productie-
verantwoording over 2019;
- op begin- en einddatum van de declaratieperiode (betrekkingsperiode) wordt de omzet
over 2019 bepaald;
- de omzet over 2019 wordt gedeeld door 12, tenzij een aanbieder niet het hele jaar zorg heeft geleverd. Dan kan het aantal maanden waardoor wordt gedeeld lager zijn. Zo wordt gekomen tot het maandbedrag voor 2019;
- dit maandbedrag 2019 wordt geïndexeerd met 4,03% (indexatie 2019 naar 2020).
Om te bepalen of er sprake is van een atypische uitkomst, wordt de maand februari 2020
als referentiemaand genomen en vindt daarna het volgende plaats:
- de declaraties over de maand februari 2020 worden gedeeld door 29 en vermenigvuldigd met 30;
- wijkt deze ‘referentieomzet’ meer dan 5%, maar maximaal 10% (naar boven of beneden)
af van de basis gegarandeerde omzet, dan geldt de referentieomzet februari 2020 als
basisomzet. Indien de referentieomzet niet afwijkt wordt de basis gegarandeerde omzet als
basis genomen;
- wijkt de referentieomzet meer dan 10% af, dan wordt onderzocht wat hier de oorzaak van is
en wat het bedrag van de omzetgarantie moet zijn.
Het uit te betalen bedrag wordt berekend door de omzet van de daadwerkelijk geleverde zorg in mindering te brengen op de maandomzet (referentie of gegarandeerd). Het verschil – als gevolg van vraaguitval c.q. minder levering van zorg – is dat wat wordt uitbetaald.
Als een aanbieder de uitkomst van de berekening te laag of te hoog vindt, dan kan er in overleg maatwerk geboden worden.
B&W Nota Uitwerking compensatieregeling zorgaanbieders van 28 april 2020
3. In de Nota van 28 april 2020 heeft verweerder de Regeling omzetgarantie voor de gemeente Deventer als volgt uitgewerkt:
“Per aanbieder wordt de gemiddelde maandomzet 2019 + indexatie 2020 bepaald.
Dit is de gegarandeerde omzet van maart tot juni 2020. Wijkt deze gemiddelde omzet over 2019 met meer of minder dan 5% af van daadwerkelijke omzet februari 2020 (gecorrigeerd naar 30 dagen), dan houden we de daadwerkelijke omzet februari 2020 (gecorrigeerd naar 30 dagen) aan, als de gegarandeerde maandomzet voor de komende maanden. We hebben dan te maken met atypische omzet. Als gemeente hebben wij zelf aangegeven wat wij als atypische omzet beschouwen. Aanbieders binnen de Wmo en Jeugd kunnen alleen de werkelijke geleverde zorg via beveiligd berichtenverkeer declareren. Omzetderving wordt door de zorgaanbieders buiten het berichtenverkeer om in rekening gebracht via inkoopfacturen voor de periode van 1 maart tot vooralsnog 1 juni 2020. Zo houden we inzicht in de financiële gevolgen van de coronacrisis.”
Hoe heeft verweerder het voor eiseres vastgesteld bedrag aan omzetgarantie berekend?
4. Op grond van de Regionale afspraak heeft verweerder het omzetniveau voor eiseres bepaald op basis van het maandgemiddelde van de omzet voor geheel 2019. Dat heeft verweerder gedaan door de omzet van 2019 te delen door twaalf maanden. In 2019 bedroeg de omzet van eiseres € 319.374,80. Dit bedrag gedeeld door twaalf maanden levert een gemiddelde maandomzet op van € 26.614,56. Met de indexatie naar 2020 van 4,03% levert dat een bedrag aan omzetgarantie op van € 27.687,- per maand.
Om te controleren of er sprake is van een atypische uitkomst, heeft verweerder de maand februari 2020 als referentiemaand genomen. In die maand was sprake van een omzet van eiseres van € 6.817,54. Dit bedrag is gedeeld door 29 en vermenigvuldigd met 30. Dit komt neer op € 7.052,63. Dit bedrag wijkt meer dan 10% (naar beneden) af van de basis gegarandeerde maandomzet van € 27.687,-. Dit betekent dat er sprake is van een atypische uitkomst.
Op grond van de Regionale afspraak is de volgende stap dat onderzocht moet worden wat de oorzaak is van de afwijking en wat het bedrag van de omzetgarantie dan moet zijn. Daarnaast staat in de Regionale afspraak dat als de aanbieder de uitkomst van de berekening te hoog of
te laag vindt, er in overleg maatwerk kan worden geboden. In de Regionale afspraak is niet nader uiteengezet hoe dat onderzoek eruit dient te zien, zodat het op verschillende manieren kan worden ingevuld.
Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat zij de uitkomst van de omzetgarantie te laag
vindt. Naar aanleiding hiervan heeft op 26 november 2020 een gesprek tussen eiseres en verweerder plaatsgevonden. In dat gesprek heeft eiseres naar voren gebracht dat zij de berekening graag uitgevoerd wil zien door de aangevraagde maanden maart tot en met juni 2020 te vergelijken met dezelfde maanden in 2019. Daarop heeft verweerder te kennen gegeven dat dit tot een voor eiseres te gunstige uitkomst zou leiden en dat daarom maatwerk wordt toegepast. Dit maatwerk houdt in dat de omzetgarantie is berekend op basis van de gemiddelde maandomzet voor 2019 plus indexatie. Daarmee heeft verweerder in feite dus
de hoofdregel van de Regionale afspraak toegepast.
Hierdoor is de omzetgarantie uiteindelijk bij besluit van 1 december 2020 vastgesteld op
€ 27.679,-. Verweerder is daarbij van mening dat met het overleg op 26 november 2020 voldoende onderzoek is verricht naar de oorzaak van de atypische uitkomst, conform de uitwerking voor Deventer in de B&W Nota van 28 april 2020.
Naar aanleiding van het bezwaar en het advies van de bezwarencommissie heeft verweerder nog aanvullend onderzoek gedaan. Op basis daarvan is verweerder opnieuw tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding bestaat voor een uitzondering op de Regionale afspraak. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat er bij eiseres een verschuiving van cliënten naar andere zorgaanbieders heeft plaatsgevonden. Dit is volgens verweerder een belangrijke oorzaak voor de afname van de omzet van eiseres geweest en niet de gevolgen van de coronacrisis. Het past naar de mening van verweerder niet bij de uitgangspunten van de compensatieregeling op landelijk en regionaal niveau, dat eiseres met de omzetgarantie beter af zou zijn dan in de situatie zonder de coronacrisis. De compensatieregeling is volgens verweerder alleen bedoeld om acute liquiditeitsproblemen ten gevolge van de coronacrisis te voorkomen en de nadelige financiële gevolgen van de coronacrisis te compenseren.

Bespreking van de beroepsgronden

Zonder vermelding van reden afgeweken van het advies van de bezwarencommissie
5.1
De rechtbank overweegt dat uit artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat indien de beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, de reden voor die afwijking in de beslissing op bezwaar moet worden vermeld.
5.2
Eiseres is van mening dat verweerder dat niet heeft gedaan. Weliswaar stelt verweerder dat hij het advies van de bezwaarschriftencommissie overneemt, maar volgens eiseres heeft verweerder dat feitelijk echter niet gedaan. Zo heeft verweerder de maand mei 2020 in de berekening betrokken, terwijl de bezwarencommissie had geadviseerd om dat niet te doen. Waarom verweerder dat heeft gedaan is niet in het besluit vermeld. Ook op een ander belangrijk punt wijkt verweerder volgens eiseres af van het advies van de commissie. Hoewel de bezwarencommissie had overwogen dat de berekening van de continuïteits-bijdrage en omzetgarantie gebaseerd moet worden op de omzet en niet op de cliëntenaantallen, heeft verweerder dat volgens eiseres wel gedaan. Verweerder baseert zijn beslissing op “de terugloop van het aantal verwijzingen aan [naam]” en daarmee op gestelde lagere cliëntenaantallen. Een reden voor die afwijking van het advies wordt niet gegeven.
5.3
Door geen reden te vermelden voor genoemde afwijkingen van het advies van de bezwarencommissie, heeft verweerder naar de mening van eiseres gehandeld in strijd met artikel 7:13, zevende lid, van de Awb.
5.4
De rechtbank volgt eiseres niet in haar zienswijze. In haar advies van 20 juni 2021 heeft de bezwarencommissie verweerder geadviseerd om het primaire besluit te herroepen
en een nieuw besluit op de aanvraag van eiseres te nemen waarbij een continuïteitsbijdrage van € 45.587,04 overeenkomstig de berekeningswijze van eiseres wordt toegekend, tenzi
jverweerder in het besluit op bezwaar voldoende nader motiveert waarom geen maatwerk overeenkomstig het verzoek van eiseres kan worden toegepast.
5.5
Door bij het bestreden besluit het primaire besluit te handhaven en in dat besluit nader te motiveren waarom verweerder vindt dat geen maatwerk overeenkomstig het verzoek van eiseres kan worden toegepast, is verweerder niet afgeweken van het tweeledige advies van de bezwarencommissie maar heeft hij naar het oordeel van de rechtbank gehandeld overeenkomstig het tweede onderdeel van dat advies. Dat verweerder bij zijn nadere motivering niet alle overwegingen van de bezwarencommissie heeft overgenomen,
maakt dat niet anders.
5.6
Het betoog van eiseres dat verweerder bij het besluit op bezwaar heeft gehandeld in strijd met de bijzondere motiveringsplicht van artikel 7:13, zevende lid, van de Awb slaagt daarom niet.
Strijd met motiveringsbeginsel (de gegeven motivering kan het bestreden besluit niet dragen)
5.7
Eiseres is – kort gezegd – van mening dat de motivering van het bestreden besluit niet deugt, omdat verweerder ervan uitgaat dat de terugloop van het aantal verwijzingen naar eiseres geen gevolg is van de coronacrisis, maar van een verschuiving cliënten naar andere zorgaanbieders.
Eiseres is het niet eens met dat uitgangspunt. Naar haar mening zijn de cliëntenaantallen
wel degelijk afgenomen als gevolg van de coronacrisis. De ontwrichtende kracht van het virus heeft volgens eiseres ook zijn weerslag op de dyslexiezorg gehad. De hypothese van verweerder dat de cliëntenaantallen bij eiseres ook zonder corona waren teruggelopen, is volgens eiseres een onzuivere redenering die het bestreden besluit niet kan dragen. Dit geldt naar haar mening temeer omdat het doel van de Regionale afspraak is dat de financiering van de omzet wordt voortgezet op het niveau van vóór de coronacrisis, zodat de aanbieders niet gedwongen worden om personeel te ontslaan en hun expertise ook na de crisis beschikbaar blijft.
5.8
Eiseres wijst erop dat de scholen in de periode maart tot juni 2020 gesloten zijn geweest ten gevolge van de coronamaatregelen. Voor dyslexiezorg zijn de scholen de verwijzende instanties. Zij kunnen een kind met vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie pas doorverwijzen nadat het betreffende kind op school een intensief extra begeleidingstraject heeft doorlopen en er diverse meetmomenten hebben plaatsgevonden. Door de sluiting van de scholen is dit gedurende maanden niet (of slechts zeer beperkt) gebeurd.
Eiseres verwijst in dit verband naar de Handreiking Tijdelijke Aanpassing Toelatingscriteria Diagnostiek Dyslexie Covid-19 (hierna: de Handreiking) van het Nederlands Kwaliteits-instituut Dyslexie (NKD), waarin is vermeld dat het nodig is tijdelijk een alternatief toetsingskader toe te passen om te voorkomen dat de coronacrisis onomkeerbare gevolgen heeft voor kinderen die al extra getroffen zijn doordat de scholen zijn gesloten en die anders minimaal een halfjaar extra vertraging zouden oplopen.
Eiseres is daarom van mening dat haar omzetverlies wel degelijk een gevolg is geweest van de coronacrisis en niet van een terugloop van cliënten die zich ook zonder die coronacrisis zou hebben voorgedaan.
5.9
Verweerder heeft hierover in het verweerschrift opgemerkt dat de omzetgarantie niet
is gebaseerd op cliëntaantallen, maar op de Regionale afspraak, waarbij is onderzocht wat de oorzaak is voor de atypische uitkomst bij eiseres. Voor dat onderzoek is ook gekeken naar
de cliëntaantallen en de verschuiving tussen aanbieders die is geconstateerd.
Verweerder ontkent niet dat eiseres is getroffen door de coronacrisis, wat ook blijkt uit de toekenning van een continuïteitsbijdrage. Dat geldt in het bijzonder voor de maand april 2020 waarin een omzet van slechts € 5.888,09 is gemaakt. De maanden maart en mei 2020 waren echter juist weer relatief goede maanden met omzetten van €32.213,54 respectievelijk € 32.748,62.
Juist die fluctuerende omzet maakt volgens verweerder dat het ook bij eiseres nodig is om
uit te gaan van een gemiddelde maandomzet. Alleen op die manier kan naar de mening van verweerder de beoogde neutralisatie plaatsvinden die als uitgangspunt van de regeling heeft te gelden.
Weliswaar is er sprake van seizoensgebonden bedrijfsvoering, maar binnen die seizoenen
is er jaarlijks ook een sterk verschil zichtbaar. Om die reden past het volgens verweerder ook niet om uit te gaan van de methodiek die eiseres voorstaat en die is gekoppeld aan specifieke maanden en waarbij de “goede” maand mei 2020 buiten beschouwing wordt gelaten.
De omzetgarantie zoals deze nu is toegekend, past volgens verweerder bij de uitgangspunten van de compensatieregeling en brengt eiseres in een (neutrale) positie die recht doet aan die regeling.
5.1
De rechtbank acht de motivering van verweerder met het oog op de rechtmatige besteding van publieke middelen aanvaardbaar. Verweerder heeft uitgelegd hoe in lijn met de Regionale afspraak tot deze berekening is gekomen. Dat er ook andere berekeningen denkbaar waren geweest, zoals eiseres stelt, is juist, maar dit maakt de door verweerder gemaakte keuze niet onredelijk.
Eiseres heeft haar stelling dat de door verweerder gevolgde methode waarbij is uitgegaan
van de gemiddelde maandomzet over 2019, leidt tot een onredelijke uitkomst niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet hierin dan ook onvoldoende reden om het bestreden besluit onrechtmatig te oordelen.
Dat de door verweerder toegepaste berekeningswijze recht doet aan het doel van de Regionale afspraak en de uitwerking daarvan in de B&W Nota van 28 april 2020 vindt naar het oordeel van de rechtbank ook bevestiging in het feit dat eiseres ondanks de coronacrisis niet in acute liquiditeitsproblemen is geraakt, de continuïteit van haar bedrijfsvoering heeft weten te behouden en niet gedwongen is geweest om personeel te ontslaan, waardoor de expertise bewaard is gebleven.
Het betoog van eiseres slaagt niet.
Strijd met het rechtszekerheidsbeginsel
5.11
Zoals hiervoor is weergegeven is eiseres van mening dat verweerder de Regionale afspraak niet correct heeft toegepast. Naast de volgens eiseres gebrekkige motivering, is het bestreden besluit naar haar mening ook in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij ervan uit moet kunnen gaan dat haar omzet werd gecompen-seerd tot het niveau van vóór de coronacrisis. Het past verweerder niet om nu in haar situatie af te wijken van deze duidelijke doelstelling van de regeling, aldus eiseres.
5.12
Verweerder heeft in het verweerschrift opgemerkt dat het bestreden besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Verweerder is van mening dat hij op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de Regionale afspraak. Deze garandeert volgens verweerder niet dat een aanbieder exact dezelfde omzet houdt als het jaar ervoor in dezelfde maand (plus indexatie). In de Regionale afspraak is gekozen voor een rekenmethodiek die recht doet aan het uitgangspunt dat aanbieders niet in een slechtere positie mogen raken dan voor de coronacrisis. Aan dat uitgangspunt is volgens verweerder met de beslissing op bezwaar uitvoering gegeven; de omzetgarantie dient niet om een reeds dalende omzet door andere oorzaken dan de coronapandemie, zoals het verschuiving van cliënten naar andere zorgaanbieders, te compenseren.
5.13
Zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen 5.7 tot en met 5.10 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de rekenmethodiek die verweerder heeft gevolgd past binnen de Regionale afspraak. Van strijd met het rechtzekerheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake.
Het betoog van eisers faalt.
Strijd met het vertrouwensbeginsel
5.14
Eiseres beroept zich op toezeggingen die naar haar mening zijn gedaan door
[naam] (hierna te noemen: [naam]), ambtenaar van de gemeente Deventer. Hij zou eiseres hebben laten weten dat hij de eigen berekening door eiseres van de hoogte van de omzetgarantie en continuïteitsbijdrage begreep. Ook begreep hij dat bij eiseres sprake is van seizoensinvloeden en dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de omzetgarantie. Gelet op deze woorden van [naam] mocht eiseres er naar haar mening op vertrouwen dat verweerder in zijn besluitvorming daadwerkelijk rekening zou houden met
de seizoensinvloeden en de berekeningen van eiseres zou volgen.
5.15
De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. De enkele mededeling van [naam] dat hij de eigen berekening van eiseres – gebaseerd op een seizoensgebonden bedrijfsvoering – begreep, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aan gemerkt als een toezegging dat dienovereenkomstig op de aanvraag zou worden beslist. Die conclusie van eiseres was naar het oordeel van de rechtbank bovendien te voorbarig, omdat de aanvraag nog moest worden getoetst aan de Regionale afspraak.
5.16
Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Strijd met beginsel van fair-play
5.17
Eiseres is van mening dat verweerder niet zonder vooringenomenheid op haar aanvraag heeft beslist en daarom in strijd met het beginsel van fair-play heeft gehandeld.
Zij heeft in dat verband aangevoerd dat een aantal ambtenaren binnen de gemeente Deventer niet meer op een professionele en zakelijke wijze met verzoeken en belangen van [naam] kan omgaan. De boosheid van betrokkenen, waaronder in ieder geval gemeenteambtenaar
[naam] en gemeentedirecteur [naam], in haar richting is volgens eiseres zelfs zo groot dat de gemeente Deventer aanvankelijk weigerde om haar van referenties te voorzien. De reden voor deze weigering was volgens eiseres in de woorden van de gemeente “de situatie die er op dit moment bestond tussen haar organisatie en de gemeente Deventer als gevolg van de lopende en aangekondigde procedures tegen de gemeente en de door haar ingeschakelde poortwachter, Sine Limite.” Daarmee is naar de mening van eiseres duidelijk geworden dat de betrokken functionarissen binnen de gemeente niet meer in staat zijn om zich zonder vooringenomenheid jegens haar op te stellen.
De manier waarop verweerder bij de beslissing op bezwaar is omgegaan met het advies van de bezwarencommissie, bevestigt volgens eiseres andermaal dat verweerder haar hoe dan ook geen gelijk wil geven. Na het duidelijke advies van de bezwarencommissie had eiseres verwacht dat verweerder tot inkeer zou komen, maar het tegendeel is volgens haar het geval gebleken. Nu [naam] en [naam] (bedoeld zal zijn: [naam]) betrokken zijn geweest bij (de voorbereiding van) de beslissing op bezwaar, is deze beslissing volgens eiseres in strijd met artikel 2:4, eerste lid, van de Awb tot stand gekomen en moet zij om deze reden worden vernietigd.
5.18
In het verweerschrift betwist verweerder dat sprake is van strijd met het beginsel van fair-play. Het is volgens verweerder juist dat partijen van inzicht verschillen over de wijze van verwijzen van jeugdigen binnen de gemeente Deventer en dat in dat verband diverse procedures door eiseres zijn gevoerd ook tegen individuele personen. Verweerder betreurt dit en had dat graag anders gezien, maar hij weerspreekt dat met vooringenomenheid is beslist op de aanvraag van eiseres. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij slechts de Regionale afspraak heeft toegepast, zonder daarvan af te wijken in het voordeel van eiseres.
De rechtbank heeft in wat eiseres in beroep naar voren heeft gebracht onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat verweerder niet zonder vooringenomenheid op de aanvraag van eiseres heeft beslist. Niet gebleken is dat verweerder zich door persoonlijke belangen of voorkeuren heeft laten beïnvloeden.
Weliswaar dateert het besluit op bezwaar van na genoemde discussie, maar uit het enkele
feit dat het primaire besluit onder aanvullende motivering in stand is gelaten, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder niet zonder vooringenomenheid heeft beslist of anderszins in strijd heeft gehandeld met het beginsel van fair-play.
5.19
In dat verband herhaalt de rechtbank dat verweerder niet van het advies van de bezwarencommissie is afgeweken door het primaire besluit met aanvulling van de motivering in stand te laten. De rechtbank verwijst hierbij naar wat zij eerder in deze uitspraak in de rechtsoverwegingen 5.1 tot en met 5.6 heeft overwogen.
Het betoog van eiseres faalt.
Verwijzing naar gronden van bezwaar en het advies van de bezwarencommissie
5.2
Eiseres stelt – onder verwijzing naar de stukken in het procesdossier – dat zij in de bezwaarfase al heel veel argumenten naar voren heeft gebracht. Ook de bezwarencommissie heeft volgens eiseres in haar advies duidelijk verwoord waarom de continuïteitsbijdrage
€ 45.587,04 zou moeten bedragen.
5.21
Eiseres verzoekt de rechtbank om “alle eerder ingebrachte argumenten, van zowel
van haar zelf als van de bezwaarschriftencommissie” als herhaald en ingelast te beschouwen. Als de rechtbank niet reeds op grond van een van de eerder genoemde beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit vernietigd zou moeten worden, dan zal dat naar haar mening alsnog moeten gebeuren op grond van deze argumenten uit de bezwaarfase.
5.22
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak de enkele verwijzing naar
de gronden van bezwaar niet slaagt als daarbij niet wordt aangegeven om welke bezwaar-grond(en) het gaat en waarom de reactie daarop in het besluit op bezwaar niet juist is.
5.23
In het bestreden besluit en het daarbij gevoegde advies van de adviescommissie bezwaarschriften van 24 januari 2022, waarop verweerder dat besluit heeft gebaseerd
en dat (mede) de motivering van dat besluit vormt, is gereageerd op de gronden van bezwaar. Eiseres heeft in het beroepschrift niet aangegeven naar welke gronden van bezwaar zij verwijst en waarom de reactie daarop van verweerder niet deugt.
Het betoog van eiseres faalt om die reden.
Conclusie
6. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. A.T. de Kwaasteniet en mr. B.A.J. Haagen, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.