ECLI:NL:RBOVE:2023:1730
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van bijstandsuitkering en terugvordering van ontvangen bijstand in de vorm van een geldlening
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede beoordeeld. Eiser had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) ontvangen, maar deze werd per 1 november 2021 beëindigd. Eiser werd verzocht om een bedrag van € 22.018,24, dat hij als geldlening had ontvangen, terug te betalen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze terugvordering niet-ontvankelijk en wees een verzoek om kwijtschelding af. De rechtbank heeft op 22 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college de bijstandsuitkering terecht heeft beëindigd, maar dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiser. De rechtbank stelt vast dat eiser in een moeilijke situatie verkeert, waarbij hij na een periode van werkloosheid weer aan het werk is gegaan, maar na drie maanden ontslagen werd. Eiser heeft vervolgens opnieuw bijstand aangevraagd, waarbij zijn vermogen in de vorm van overwaarde op zijn woning leidde tot de verstrekking van bijstand in de vorm van een geldlening. De rechtbank concludeert dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek om kwijtschelding is afgewezen, ondanks de aanbevelingen van de Commissie Bezwaarschriften.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college de overwegingen van de rechtbank in acht moet nemen. De rechtbank oordeelt dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar dat eiser geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.