ECLI:NL:RBOVE:2023:173

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
08.196135.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel na vechtpartij in Zwolle

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij op 4 januari 2022 in Zwolle, waarbij de verdachte het slachtoffer, een 21-jarige man, meermalen tegen het hoofd sloeg, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had het slachtoffer aangesproken omdat hij zich ongerust voelde over de situatie waarin het slachtoffer zich bevond, maar na een woordenwisseling escaleerde de situatie. Het slachtoffer viel na de laatste klap op de grond en raakte buiten bewustzijn. Hij werd later in het ziekenhuis behandeld voor onder andere een hersenkneuzing en botbreuken.

Tijdens de rechtszaak voerde de officier van justitie aan dat het primair ten laste gelegde feit, zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging betoogde echter dat er geen sprake was van opzet en dat de verdachte zich had verdedigd tegen een wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en ADHD, en besloot het jeugdstrafrecht toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.196135.22 (P)
Datum vonnis: 19 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M.J.A. Peters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling (primair) dan wel mishandeling met zwaar letsel als gevolg (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Zwolle
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een breuk van de (linker)oogkas en/of;
- een breuk van het (linker)jukbeen en/of (linker)slaapbeen en/of;
- bloed in de voorhoofdsholte en/of;
- bloedingen op meerdere plaatsen in het hoofd, waaronder onder het harde hersenvlies en/of tussen het spinnenwebvlies en/of de hersenen en/of;
- een hersenkneusing t.h.v. rechterslaap en/of links voor in het hoofd;
heeft toegebracht door hem één of meerdere keren (met kracht) tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Zwolle
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem één of meerdere keren (met kracht) tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een breuk van de (linker)oogkas en/of;
- een breuk van het (linker)jukbeen en/of (linker)slaapbeen en/of;
- bloed in de voorhoofdsholte en/of;
- bloedingen op meerdere plaatsen in het hoofd, waaronder onder het harde hersenvlies en/of tussen het spinnenwebvlies en/of de hersenen en/of;
- een hersenkneusing t.h.v. rechterslaap en/of links voor in het hoofd;
ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 januari 2022 heeft verdachte [slachtoffer] zien lopen in een winkelcentrum in Zwolle met drie jonge meisjes. Omdat hij de situatie niet vertrouwde is hij achter [slachtoffer] aangegaan en heeft hij hem aangesproken. Nadat verdachte aan [slachtoffer] vroeg of hij een pedo was, is [slachtoffer] op verdachte afgekomen en heeft hij hem een klap gegeven. Daarna is een vechtpartij ontstaan waarbij verdachte uiteindelijk meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Na de laatste klap van verdachte viel [slachtoffer] op de grond en is hij even buiten bewustzijn geweest. Een ambulance is ter plaatse gekomen, maar heeft [slachtoffer] niet meegenomen. Later is [slachtoffer] alsnog opgenomen in het ziekenhuis en op 6 januari 2022 is hij door een forensisch arts onderzocht. Uit zijn medisch dossier blijkt dat [slachtoffer] onder andere een hersenkneuzing, hersenbloedingen en botbreuken van de oogkas, het jukbeen en het slaapbeen heeft opgelopen. Op 12 januari 2022 werd hij ontslagen uit het ziekenhuis, waarna hij nog drie weken heeft moeten revalideren in de Vogellandenkliniek.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat geen sprake is geweest van noodweer dan wel noodweerexces.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – conform zijn overgelegde pleitnota – bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vereiste causaliteit tussen het door verdachte gebruikte geweld en het zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verder heeft de raadsman zich beroepen op noodweer en uiterst subsidiair op noodweerexces, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Causaal verband
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gestompt dan wel geslagen en dat [slachtoffer] na de laatste klap op de grond is gevallen. Anders dan door de raadsman is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee het hiervoor genoemde letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Het enkele feit dat enige tijd verstreken is tussen de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer] en het constateren van het letsel, is onvoldoende om aan te nemen dat het letsel niet door verdachte zou zijn veroorzaakt. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier waaruit blijkt dat het letsel op een andere wijze zou zijn ontstaan.
Zware mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat het letsel van [slachtoffer] , gelet op de aard en ernst daarvan, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Vervolgens is de vraag of verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van dat zwaar lichamelijk letsel. Uit de bewijsmiddelen, waaronder ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting, blijkt niet dat verdachte met zijn handelen vol opzet had om [slachtoffer] zwaar te mishandelen. Daarom dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank oordeelt dat ook van voorwaardelijk opzet geen sprake is geweest. Verdachte is in een vechtpartij verzeild geraakt, waarbij hij en [slachtoffer] over en weer klappen hebben uitgedeeld en verdachte heeft [slachtoffer] daarbij meerdere keren geraakt tegen het hoofd. Direct na de laatste klap van verdachte is [slachtoffer] gevallen. In hoeverre dat het gevolg is van de kracht van de klap van verdachte dan wel de toestand waarin [slachtoffer] verkeerde – hij was onder invloed van alcohol – is onduidelijk gebleven. Ook is onduidelijk gebleven of het letsel van [slachtoffer] is veroorzaakt door de klappen die verdachte heeft gegeven of door de val. Het dossier biedt al met al onvoldoende inzicht in met name de kracht waarmee verdachte heeft geslagen. Daardoor kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar letsel bewust heeft aanvaard.
Anders dan de officier van justitie, oordeelt de rechtbank dan ook dat (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Mishandeling
Zoals hiervoor besproken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft gestompt dan wel geslagen als gevolg waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank dan ook in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer is, op grond van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), vereist dat verdachte zich noodzakelijkerwijs verdedigde tegen een
ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Deze verdediging mag de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden.
Vaststaat dat [slachtoffer] verdachte als eerste sloeg en dat verdachte hem daarop heeft teruggeslagen. Er was op dat moment sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lichaam van verdachte door [slachtoffer] . In beginsel komt aan verdachte dan ook een beroep op noodweer toe. Uit de beelden in het dossier blijkt echter dat op meerdere momenten tijdens de vechtpartij verdachte en [slachtoffer] bij elkaar vandaan liepen. Verdachte had zich op die momenten aan de situatie kunnen en moeten onttrekken. Bij de laatste klappen die verdachte aan [slachtoffer] heeft gegeven was geen sprake meer van een verdediging die in redelijke verhouding stond tot de ernst van de aanval die van [slachtoffer] uitging. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 januari 2022 te Zwolle
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem meerdere keren tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een breuk van de (linker)oogkas en;
- een breuk van het (linker)jukbeen en (linker)slaapbeen en;
- bloed in de voorhoofdsholte en;
- bloedingen op meerdere plaatsen in het hoofd, waaronder onder het harde hersenvlies en tussen het spinnenwebvlies en de hersenen en;
- een hersenkneuzing t.h.v. de rechterslaap en links in het hoofd ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 Sr. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit strafbaar is, nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ook zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdediging heeft in dit verband een (uiterst subsidiair) beroep gedaan op noodweerexces, wat wordt verworpen. Hiervoor heeft de rechtbank reeds overwogen dat verdachte zich weliswaar kon en mocht verdedigen tegen de eerste aanval van [slachtoffer] , maar zich daarna had kunnen en moeten onttrekken aan de situatie. Nu geen sprake (meer) was van een noodweersituatie, kan verdachte geen beroep op noodweerexces doen.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het volwassenenstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren (subsidiair 90 dagen hechtenis), waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Met de reclassering is de raadsman van mening dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. In het kader van de strafmaat heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is gediagnostiseerd met ADHD en heeft speciaal onderwijs gevolgd. Daarnaast is verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict veroordeeld en heeft het voorval veel impact op hem gehad. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht om in geval van een bewezenverklaring te volstaan met een grotendeels voorwaardelijke werkstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Op 4 januari 2022 heeft een vechtpartij plaatsgevonden waarbij verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge. Verdachte was bang dat [slachtoffer] kwaad in de zin had en sprak [slachtoffer] daarom aan. De rechtbank hecht eraan op te merken dat het te prijzen is dat verdachte actie heeft ondernomen – in de zin van aanspreken – omdat sprake leek te zijn van een verdachte situatie. Na het aanspreken escaleerde de situatie. Nadat [slachtoffer] verdachte eerst aanviel, sloeg verdachte [slachtoffer] meermalen tegen zijn hoofd. Na de laatste klap viel [slachtoffer] op de grond. Als gevolg van deze mishandeling heeft [slachtoffer] onder andere een hersenkneuzing, hersenbloedingen en meerdere botbreuken opgelopen. Verdachte is met zijn handelen te ver gegaan en heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft pijn en letsel opgelopen en uit zijn verklaring van 21 juli 2022 blijkt dat het handelen van verdachte grote impact op hem heeft gehad.
Persoon van verdachte
Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 25 november 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 28 november 2022. Uit dit advies blijkt dat bij verdachte sprake is van ADHD en dat zijn psychosociaal functioneren als risicofactor kan worden aangemerkt omdat hij impulsief kan reageren. De reclassering schrijft dat het voorval veel impact op verdachte heeft gehad. Zo kon hij zich niet meer concentreren en is hij uiteindelijk met zijn mbo-opleiding gestopt. De thuissituatie en het sociaal milieu van verdachte worden als beschermende factor gezien en de reclassering schat het recidiverisico laag in. De reclassering adviseert om het jeugdstrafecht toe te passen. Verdachte was 20 jaar ten tijde van het bewezenverklaarde feit, maar is in zijn gedrag jonger. Verdachte heeft ook speciaal onderwijs gevolgd. Daarnaast is sprake van pedagogische beïnvloeding en woont hij nog bij zijn ouders. Ten slotte adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Toepassing jeugdstrafrecht?
Omdat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit 20 jaar oud was, is in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
Anders dan de officier van justitie, oordeelt de rechtbank dat berechting van verdachte volgens het jeugdstrafrecht het meest passend is, kijkend naar de persoon van verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit. Uit voornoemd reclasseringsrapport blijkt immers dat er duidelijke indicaties aanwezig zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
De straf
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor jeugdigen. Deze geven als uitgangspunt voor een mishandeling (meerdere klappen) een taakstraf van 40 uren. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter zitting naar voren gekomen. Verdachte heeft open gesproken over zijn handelen en spijt betuigd en de rechtbank weegt de impact die de voorval op verdachte zelf heeft gehad mee. Ten slotte houdt de rechtbank er, in het voordeel van verdachte, rekening mee dat hij zijn leven sinds kort beter op orde heeft. Verdachte blowt minder, volgt cursussen en is gemotiveerd om ondernemer te worden.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 60 uren (subsidiair 30 dagen jeugddetentie), waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair, het misdrijf:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
30 (dertig) uren subsidiair 15 (vijftien) dagen jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.
Buiten staat
Mr. M.W. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022036454. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 21 januari 2022, p. 81, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) V: Vertel eens wat er gebeurd is op dinsdag 4 januari 2022 aan de Werkerlaan te Zwolle? A: Ik stond in het winkelcentrum Stadshagen met vrienden. Ik zag dat er een man achter mij liep met 3 meisjes. Ik hoorde dat de man tegen de meisjes zei: ‘Kom maar mee met mij, dan laat ik je zien waar ik woon’. (…) Ik ben met mijn vrienden en scooter naar het portiek gegaan. (…) Ik heb toen aan die man gevraagd wat zijn plan was. (…) Ik vroeg toen aan de meisjes waar ze de man van kende. De meisjes schrokken en die zeiden dat ze hem van de stepjes kende. De leeftijd was rond de 8 a 9 jaar van de meisjes. Ik heb toen gevraagd aan de man of hij een pedo was. (…) Hij liep van het portiek richting mij en (…) gaf mij een slag in het gezicht. Toen heb ik hem 1 klap teruggeven. Vanuit daar is het heen en weer gegaan met slaan. Hij sloeg mij en ik sloeg hem. Ik ben op de grond gevallen, ik gleed uit. (…) Toen ik weer opstond begon hij te lachen en wilde hij weer met mij vechten. Toen is er weer heen en weer geslagen. Uiteindelijk heb ik hem een klap gegeven, waarna hij met zijn achterhoofd op de grond viel. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 21 juli 2022, p. 87, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Ik zag toen uit mijn rechter ooghoek dat hij op mij afkwam dat hij aan het molenwieken was. Vanaf dat moment is het allemaal weg en weet ik het pas weer vanaf de ambulance broeders er waren. Vanaf toen ook politie en toen werd ik in arrest gesteld. Ik was nog maar twee minuten in de cel. Het ging helemaal verkeerd. Ik moest kotsen. De rit naar het ziekenhuis en de opname weet ik niks meer van. (…) Ik ben twee weken in het ziekenhuis geweest. (…). Daarna heb ik nog 3 weken in het vogellanden revalidatiecentrum. Ik heb nog steeds dat ik slecht slaap. Ik krijg nog steeds migraine aanvallen. Die migraine aanvallen heb ik een paar keer per week. (…)

3. Een schriftelijk bescheid, te weten een forensisch geneeskundige letselverklaring, opgesteld door forensisch arts T. Gelderman van 18 februari 2022, p. 56-58, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) BE is door T. Gelderman op 6 januari 2022 rond 9:45 uur onderzocht in het Isala ziekenhuis te Zwolle. (…) Op de CT-scan werd het volgende gezien:
• een breuk van de buitenzijde van de oogkas links;
• een breuk van het jukbeen links;
• een breuk van het slaapbeen links;
• bloed in de voorhoofdsholte;
• bloedingen op verscheidene plaatsen in het hoofd onder het harde hersenvlies en tussen het spinnenwebvlies en de hersenen (links, rechts, op de linker en rechter slaap, tussen beide hersenhelften, tussen de grote en kleine hersenen, in de kleine hersenen);
• hersenkneuzing t.h.v. rechterslaap en links voor in het hoofd;
• een verhoogde druk op de rechter zijventrikel en enige verplaatsing van de middenlijn tussen de beide ventrikels naar links.
(…) BE werd opgenomen in de kliniek en een expectatief beleid werd afgesproken. (…) BE werd op 12 januari in een stabiele situatie naar huis ontslagen. BE werd aangemeld voor poliklinische revalidatie. (…)