In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 19 april 2023, wordt ingegaan op de procesrechtelijke gevolgen van het overlijden van de oorspronkelijke eiser, [eiser]. De procedures, die betrekking hebben op twee rechtszaken, zijn na het overlijden van de eiser geschorst op grond van artikel 225 Rv. De erfgenaam, [erfgenaam], heeft na de schorsing een akte tot hervatting ingediend, waarin hij verklaart de procedures te willen voortzetten op zijn eigen naam. De gedaagden, die familie zijn van de eiser, maken bezwaar tegen de naam van de eisende partij en willen dat de procedures worden voortgezet op naam van de erflater.
De rechtbank oordeelt dat de procedures kunnen worden voortgezet door [erfgenaam] in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar. De rechtbank stelt vast dat [erfgenaam] de zoon van de eiser is en als enige erfgenaam is benoemd in het testament. Hij heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, wat hem de status van vereffenaar geeft. De rechtbank concludeert dat er geen rechtens relevant belang is om de procedures op naam van de oorspronkelijke eiser voort te zetten, aangezien de nalatenschap een afgescheiden vermogen vormt.
De rechtbank bepaalt dat de procedures worden hervat met [erfgenaam] als eisende partij en dat de zaken opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door [erfgenaam]. De gedaagden krijgen de gelegenheid om te reageren met een antwoordakte. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.