ECLI:NL:RBOVE:2023:1690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/08/288473 / FA RK 22-2827
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gegrondverklaring ontkenning vaderschap door de voogd van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man met betrekking tot de minderjarige [belanghebbende 1]. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling (GI), die als voogd van [belanghebbende 1] optreedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI bevoegd is om dit verzoek in te dienen, aangezien zij op het moment van indienen de formele wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige was. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en geconcludeerd dat het in het belang van [belanghebbende 1] is dat het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de man niet de biologische vader van [belanghebbende 1] is en dat het voor de minderjarige belastend is dat de man als zijn vader geregistreerd staat, terwijl hij nooit contact met hem heeft gehad.

De rechtbank heeft de GI in haar verzoek ontvangen en heeft geoordeeld dat het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap moet worden toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van deze gegrondverklaring op de geboorteakte van [belanghebbende 1] moet maken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/288473 / FA RK 22-2827

beschikking van 24 maart 2023

inzake

Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI,
gevestigd Zwolle,
verzoeker,
advocaat: mr. W.H. van Wijk,
in de hoedanigheid als voogd van:

[belanghebbende 1] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
verder te noemen: [belanghebbende 1] ,
en

[belanghebbende 2] ,

verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
en

[belanghebbende 3] ,

verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbenden.
De rechtbank merkt als informant aan:

de heer en mevrouw [informant] ,

de (voormalig) pleegouders van [belanghebbende 1] ,
verder te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 3] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 16 november 2022 is de zaak door de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen doorverwezen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 17 november 2022;
  • een brief van de GI, met bijlage, binnengekomen op 20 december 2022;
  • een e-mail van de GI, met bijlagen, binnengekomen op 23 december 2022;
  • een brief van de man, binnengekomen op 1 februari 2023.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 20 februari 2023 met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen en gehoord zijn:
- [belanghebbende 1] ;
- [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] namens de GI, bijgestaan door mr. Van Wijk;
- de pleegouders van [belanghebbende 1] .
Aan [naam 1] , begeleider van pleegzorg, is bijzondere toegang verleend.
De man en de vrouw zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De feiten

De man en de vrouw zijn op 12 mei 2004 te Londen met elkaar gehuwd.
Tijdens dit huwelijk is op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] geboren
[belanghebbende 1] ,verder te noemen: [belanghebbende 1] .
Op 9 november 2005 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 8 januari 2009 is de GI benoemd tot voogd van [belanghebbende 1] .
[belanghebbende 1] is op [geboortedatum] 2022 meerderjarig geworden.

Het verzoek

De GI verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: de ontkenning van het vaderschap van de man met betrekking tot [belanghebbende 1] gegrond te verklaren;
II. subsidiair: een bijzondere curator voor [belanghebbende 1] aan te stellen, die namens hem een verzoek tot gegrondverklaring ontkenning van het vaderschap kan indienen.
Ter onderbouwing van het verzoek verwijst de GI naar de overgelegde stukken. Ter aanvulling verklaart de GI dat [belanghebbende 1] vlak voor zijn 18e verjaardag heeft geprobeerd een aanvullende beurs bij DUO aan te vragen. Tijdens deze aanvraag kwam de naam van de man naar voren. De GI was niet eerder bekend met het feit dat de man nog als de vader van [belanghebbende 1] geregistreerd staat. Voor [belanghebbende 1] is het vervelend dat de man overal terug te zien is als zijn vader, terwijl de man niet zijn biologische vader is. [belanghebbende 1] heeft de man nog nooit gezien en heeft al zijn hele leven geen contact met hem.

De standpunten van belanghebbenden

[belanghebbende 1] staat achter het verzoek van de GI.
Uit de brief van de man, binnengekomen op 1 februari 2023, blijkt dat hij geen bezwaren heeft tegen het verzoek van de GI.
De vrouw heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om haar standpunt naar voren te brengen.

De beoordeling

Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap
De ontvankelijkheid
De GI heeft namens [belanghebbende 1] een verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap. Allereerst moet worden beslist of de GI kan worden ontvangen in dit verzoek. De rechtbank overweegt als volgt.
Het onderhavige verzoek is binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn ingediend.
Volgens artikel 1:245 lid 1 BW staan minderjarigen onder gezag. Op grond van het tweede en vierde lid van dit artikel heeft het gezag, waaronder ook begrepen de voogdij, betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. Het onderhavige verzoek is ingediend bij de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen op 1 november 2022. Op dat moment was [belanghebbende 1] nog minderjarig. Dit betekent dat de GI – als voogd van [belanghebbende 1] – ten tijde van het indienen van het verzoek bevoegd was om namens [belanghebbende 1] in rechte op te treden. Naar het oordeel van de rechtbank valt onder de taak van de voogd ook het indienen van een verzoek zoals het onderhavige. Het juridisch vaderschap van de man raakt [belanghebbende 1] immers in zijn persoon en zijn vermogen, nu [belanghebbende 1] steeds wordt geconfronteerd met de naam van de man en hij door het juridisch vaderschap wordt belemmert, bijvoorbeeld bij het aanvragen van studiefinanciering.
Artikel 1:212 BW bepaalt dat in zaken van afstamming het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist. Uit de tekst en de toelichting bij artikel 1:212 BW blijkt echter niet dat een namens een minderjarig kind ingediend verzoek als het onderhavige uitsluitend door de bijzondere curator kan worden ingediend. Bovendien is het de rechtbank niet gebleken dat er sprake is van een belangenconflict tussen [belanghebbende 1] en de GI. Gelet hierop zou het omslachtig zijn als de GI de rechtbank uitsluitend zou kunnen verzoeken een bijzondere curator te benoemen, waarna de bijzondere curator vervolgens namens [belanghebbende 1] een tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap moet indienen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de GI, die op het moment van het indienen van het verzoek formeel wettelijk vertegenwoordiger was van [belanghebbende 1] , ook gedurende deze afstammingsprocedure als vertegenwoordiger van [belanghebbende 1] worden beschouwd.
Gelet op al het voorgaande kan de GI in haar verzoek worden ontvangen. De rechtbank zal de zaak inhoudelijk beoordelen.
Het wettelijk kader
Het vaderschap kan, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, worden ontkend:
door de vader of de vrouw van het kind (artikel 1:200 lid 1 sub a BW);
door het kind zelf (artikel 1:200 lid 1 sub b BW).
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in het belang van [belanghebbende 1] dat het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap wordt toegewezen. Zoals reeds is overwogen bij beschikking van de rechtbank Zutphen van 8 januari 2009, is genoegzaam komen vast te staan dat de man niet de biologische vader van [belanghebbende 1] is. [belanghebbende 1] heeft door de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap geen juridisch vader meer, maar de rechtbank is van oordeel dat dit in dit geval niet aan toewijzing van het verzoek van de GI in de weg staat. [belanghebbende 1] heeft de man nooit gezien en heeft zijn hele leven geen contact gehad met de man. Hij is op de dag van zijn geboorte bij de pleegouders komen wonen. Het is niet in het belang van [belanghebbende 1] te achten dat een man die niet de biologische vader van [belanghebbende 1] is en die hem nimmer feitelijk heeft verzorgd, in zijn geboorteakte staat vermeld. Bovendien heeft [belanghebbende 1] er last van dat hij steeds wordt geconfronteerd met de naam van de man, bijvoorbeeld bij het aanvragen van een aanvullende beurs bij DUO. Het is de rechtbank gebleken dat [belanghebbende 1] zich ook bewust is van de mogelijke nadelen die een gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap met zich meebrengt.
Gelet op het voorgaande is aan de wettelijke grond voor toewijzing van het verzoek voldaan. De rechtbank zal daarom het verzoek van de GI tot gegrondverklaring tot ontkenning vaderschap toewijzen.
De geslachtsnaam van [belanghebbende 1]
De rechtbank overweegt nog dat ingevolge artikel 1:202, eerste lid, van het BW, het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man over [belanghebbende 1] wordt geacht nimmer gevolg te hebben gehad, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent dat [belanghebbende 1] vanaf dat moment alleen in familierechtelijke betrekking tot de vrouw zal staan. [belanghebbende 1] zal de geslachtsnaam “ [naam 2] ” houden.
De bijzondere curator
Nu het verzoek van de GI tot gegrondverklaring tot ontkenning vaderschap wordt toegewezen, komt de rechtbank niet aan het subsidiaire verzoek van de GI toe.

De beslissing

De rechtbank:
I. verklaart gegrond het door de GI ingediende verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man over:
[belanghebbende 1] ,geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
II. gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente een latere
vermelding op te maken van voormelde gegrondverklaring van de ontkenning van het door
het huwelijk ontstane vaderschap en deze toe te voegen aan de geboorteakte van [belanghebbende 1] ;
III. verstaat dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en slechts indien geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente;
IV. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Mensink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Ruiter als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.