ECLI:NL:RBOVE:2023:1633

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
9891547 \ CV EXPL 22-1876
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens lekkages en proceskostenveroordeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan tussen de eisers [A] en [B] en de gedaagden [C] c.s. over schadevergoeding als gevolg van lekkages. De eisers hebben vorderingen ingesteld in conventie, terwijl de gedaagden in reconventie schadevergoeding hebben gevorderd. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 20 december 2022 geoordeeld dat de vorderingen van de eisers in conventie worden afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd voor de gestelde schade die zou zijn ontstaan door lekkages op 27 december 2021 en 18 januari 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisers de proceskosten van de gedaagden moeten vergoeden, begroot op € 398,00.

In reconventie heeft [C] c.s. een bedrag van € 4.202,93 aan schadevergoeding gevorderd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat de schade het gevolg is van de lekkage op 18 januari 2022. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagden niet in staat zijn geweest om de schade die zij claimen te specificeren en te onderbouwen. De vorderingen van [C] c.s. zijn afgewezen, en zij zijn in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 396,00 aan de zijde van de eisers. Het vonnis is uitgesproken op 11 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9891547 \ CV EXPL 22-1876
Vonnis van 11 april 2023
in de zaak van

1.[A] ,

te [woonplaats] ,
2.
[B],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie, gedaagde partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [A] en [B] ,
gemachtigde: mr. H.G. Ruis,
tegen

1.[C] ,

te [woonplaats] (Duitsland),
hierna te noemen [C] ,
2.
[D] V.O.F.,
te [woonplaats] ,
hierna te noemen [D] ,
3.
[E],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [E] ,
gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [C] c.s.,
gemachtigde: mr. E.J. Postma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2022;
- de akte in reconventie van 17 januari 2023 van [C] c.s.;
- de antwoordakte in reconventie van 10 februari 2023 van [A] en [B] .
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 20 december 2022 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vorderingen van [A] en [B] in conventie zullen worden afgewezen. [A] en [B] worden dus in het ongelijk gesteld. Zij moeten daarom in conventie de proceskosten van [C] c.s. betalen. Deze worden begroot op € 398,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 199,00).
in reconventie
2.2.
In reconventie heeft [C] c.s. een bedrag van € 4.202,93 aan schadevergoeding ten gevolge van lekkages gevorderd. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 20 december 2022 geoordeeld dat de schade die volgens [C] c.s. is ontstaan door een gebrek aan het dak niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.3.
[C] c.s. heeft ook gesteld dat zij schade heeft geleden door de lekkage van 18 januari 2022, die is ontstaan na het overstromen van de wastafel van het naastgelegen pand, dat eigendom is van [A] en [B] . Volgens [C] c.s. is er daardoor schade ontstaan aan de koelwerkbank, de koelvitrine, de pizza-oven en het systeemplafond. Ook stelt [C] c.s. kosten te hebben gemaakt om de schade te laten vaststellen.
Samenvatting beslissingen
2.4.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 20 december 2022 overwogen dat partijen het erover eens zijn dat er op 18 januari 2022 lekkage is geweest als gevolg van een overstroomde gootsteen in het naastgelegen pand. [A] en [B] hebben echter betwist dat de door [C] c.s. gevorderde schade het gevolg is van deze lekkage. Daarom is [C] c.s. in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen welk deel van de gevorderde schade het gevolg is van de lekkage door de overstroomde wastafel op 18 januari 2022.
2.5.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [C] c.s. de afzonderlijke gevolgen van de lekkage op 18 januari 2022 niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt en zal de vordering in reconventie afwijzen. De kantonrechter motiveert dit oordeel als volgt.
Lekkage op 27 december 2021
2.6.
Voordat [C] c.s. in de akte een toelichting geeft op de schade als gevolg van de lekkage op 18 januari 2022, stelt [C] c.s. dat [A] en [B] ook schadeplichtig zijn voor de gevolgen van een lekkage op 27 december 2021. Volgens [C] c.s. moet ook die lekkage door toedoen van [A] en [B] zijn ontstaan vanuit het andere pand van [A] en [B] . Als argument voert [C] c.s. alleen aan dat het op 27 december 2021 niet regende, terwijl er wel een lekkage was. Ter onderbouwing van die lekkage verwijst [C] c.s. naar een filmpje dat die dag zou zijn gemaakt. Dit is onvoldoende om vast te stellen dat ook op 27 december 2021 een lekkage is veroorzaakt vanuit het andere pand van [A] en [B] . Op basis van het filmpje kan namelijk zonder nadere toelichting niet de oorzaak van de lekkage worden vastgesteld. Dit betekent dat op grond van het eerdere tussenvonnis alleen moet worden beoordeeld wat de schade is als gevolg van de lekkage op 18 januari 2022.
Lekkage op 18 januari 2022
2.7.
Omdat er meerdere lekkages zijn geweest, moest [C] c.s. in de akte toelichten welke schade het gevolg is van de lekkage op 18 januari 2022. De kantonrechter is van oordeel dat [C] c.s. onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke schade zij heeft geleden door de lekkage van 18 januari 2022 en welk deel van het bedrag van de gevorderde schade dat dan betreft. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
2.8.
Ten aanzien van de koelwerkbank, de koelvitrine en de pizza-oven is onvoldoende gebleken dat de schade aan die apparaten het gevolg is van de lekkage op 18 januari 2022 en niet van bijvoorbeeld eerdere lekkages of een andere oorzaak. [C] c.s. had dit wel moeten specificeren, vooral omdat de betreffende apparatuur op het filmpje van 18 januari 2022 niet direct op de plek van de lekkage staat. [C] c.s. heeft alleen door [F] uit [plaats] laten vaststellen welk onderdeel van het betreffende apparaat moet worden hersteld of vervangen en hoeveel het herstellen of vervangen daarvan zal kosten, maar nergens blijkt uit wat de oorzaak is van het feit dat deze apparaten niet meer werken. Ook de facturen van een nieuwe koelwerkbank en een nieuwe koelvitrine tonen dat niet aan. De factuur van de koelvitrine is bovendien van 7 januari 2022, dus van vóór de betreffende lekkage. [C] c.s. heeft de stelling dat er aan de koelwerkbank, de koelvitrine en de pizza-oven schade is ontstaan door de lekkage van 18 januari 2022 dus onvoldoende onderbouwd.
2.9.
Met betrekking tot het systeemplafond en de isolatie overweegt de kantonrechter dat op de overgelegde filmpjes duidelijk te zien is dat er water op de plafondplaten staat. [A] en [B] hebben echter gemotiveerd betoogd dat zij nieuwe plafondplaten hebben verstrekt aan [C] c.s. en dat daarmee de schade op die plek afdoende is verholpen. [C] c.s. heeft dat niet weersproken. Hij heeft ten aanzien van de plafondplaten alleen gesteld dat de door [A] en [B] geleverde plafondplaten niet brandwerend zijn. Die stelling kan niet worden gevolgd, omdat [A] en [B] op basis van de overgelegde productinformatie hebben betoogd dat de verstrekte plafondplaten wel brandwerend zijn. [C] c.s. heeft geen feiten gesteld waaruit volgt dat die productinformatie niet klopt. [A] en [B] zijn daarom niet gehouden om het gevorderde bedrag voor het vervangen van het plafond aan [C] c.s. te betalen.
2.10.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [C] c.s., waaronder ook die tot vergoeding van de kosten voor het opnemen van de schade, worden afgewezen.
De proceskosten
2.11.
[C] c.s. wordt in reconventie in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten aan de zijde van [A] en [B] betalen. Deze worden tot op heden begroot op € 396,00 aan salaris gemachtigde (3 x 0,5 punt x tarief € 264,00).

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [A] en [B] in de proceskosten van [C] c.s., tot op heden begroot op € 398,00;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen af;
3.5.
veroordeelt [C] c.s. in de proceskosten van [A] en [B] , tot op heden begroot op € 396,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023. (SB)