ECLI:NL:RBOVE:2023:1601

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
08.104329.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel als gevolg

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar, na een verkeersongeval op 23 april 2022 in Haaksbergen. De verdachte, die zwaar onder invloed van alcohol verkeerde, heeft met zijn bestelauto een ongeval veroorzaakt waarbij een andere bestuurder letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat resulteerde in een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval. De verdachte reed met een snelheid die aanzienlijk hoger was dan de toegestane maximumsnelheid en heeft een voor hem rijdende medeweggebruiker links ingehaald, terwijl deze voornemens was om linksaf te slaan. De rechtbank achtte het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel, maar wel als letsel dat leidde tot tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden. Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf legde de rechtbank een taakstraf op van 240 uur en ontzegde de verdachte de rijbevoegdheid voor drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving, en de impact van het ongeval op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.104329.22 (P)
Datum vonnis: 4 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 april 2022 in de gemeente Haaksbergen:
feit 1
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden is ontstaan,
(primair), dan wel dat hij door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd
(subsidiair);
feit 2
onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 23 april 2022 te Haaksbergen, althans in de gemeente
Haaksbergen, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, (Enschedesestraat), zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
rijdend over voornoemde weg met een snelheid aanzienlijk hoger dan de toegestane
maximum snelheid van 60 kilometer per uur te rijden, terwijl hij verkeerde onder
invloed van een forse hoeveelheid alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest
weten, dat het gebruik de rijvaardigheid kon verminderen en/of (daarbij)
een voor hem rijdende medeweggebruiker links in te halen, terwijl die
medeweggebruiker voornemens was om linksaf te slaan en/of (daarbij)
de snelheid van zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende, aan te passen aan een
snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (daarbij)
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij voornoemde rijbaan kon overzien en waarover deze vrij was en/of (vervolgens)
(hard) op/tegen de linkerzijde van voornoemde weggebruiker(s) is gebotst en/of
gereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten open beenwond, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2022 te Haaksbergen, in de gemeente Haaksbergen,
als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg,
Enschedesestraat,
met een snelheid aanzienlijk hoger dan de toegestane maximum snelheid van 60
kilometer per uur heeft gereden, terwijl hij verkeerde onder invloed van een forse
hoeveelheid alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
de rijvaardigheid kon verminderen en/of (daarbij)
een voor hem rijdende medeweggebruiker links in is gaan halen, terwijl die
medeweggebruiker voornemens was om linksaf te slaan en/of (daarbij)
de snelheid van zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan
een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (daarbij)
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij voornoemde rijbaan kon overzien en waarover deze vrij was en/of (daarbij)
(hard) op/tegen de linkerzijde van voornoemde weggebruiker(s) is gebotst en/of
gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 23 april 2022 te Haaksbergen, in de gemeente Haaksbergen, als bestuurder van een motorrijtuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2.40 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard. Verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank een ongeval veroorzaakt waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Volgens de officier van justitie is sprake van een ernstige mate van schuld in het verkeer.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting op 21 april 2023 een bekennende verklaring afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank is, met inachtneming van het voorgaande, van oordeel dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad [1] zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van art. 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Het staat vast dat verdachte heeft gereden onder invloed, de ter plaatse geldende maximumsnelheid aanzienlijk heeft overtreden, een vóór verdachte rijdende medeweggebruiker links heeft ingehaald, terwijl die medeweggebruiker voornemens was om linksaf te slaan, zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en hard tegen de linkerzijde van voornoemde medeweggebruiker is aangereden.
De rechtbank ziet in genoemde omstandigheden niet een zodanig ernstige mate van schending van verkeersregels dat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte zal van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Wel leiden deze omstandigheden volgens de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte, zoals eveneens is tenlastegelegd, zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Daarmee is sprake van ernstige schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Het door het slachtoffer opgelopen letsel kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Wel acht de rechtbank – gelet op de aard van het letsel en de daaruit voortgekomen complicaties waarvan blijkt uit de verklaring van het slachtoffer – bewezen dat verdachte zodanig letsel heeft veroorzaakt dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank komt hiertoe op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte de gedragingen zoals omschreven in de ten laste legging heeft bekend en nadien door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 april 2023, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 4 tot en met 7;
  • het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 39;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 2] , pagina 42.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [2]
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 april 2023, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
- het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 14 en 15;
- een geschrift, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer van MaasstadLab, Maasstad Ziekenhuis, genummerd 923220414314, op 6 mei 2022 opgemaakt door dr. T.M. Bosch, pagina 19 en 20.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in 4.3 opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 23 april 2022 in de gemeente Haaksbergen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Enschedesestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
rijdend over voornoemde weg met een snelheid aanzienlijk hoger dan de toegestane maximum snelheid van 60 kilometer per uur, terwijl hij verkeerde onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol, waarvan hij wist dat het gebruik de rijvaardigheid kon verminderen en (daarbij)
een voor hem rijdende medeweggebruiker links in te halen, terwijl die medeweggebruiker voornemens was om linksaf te slaan en (daarbij)
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende, aan te passen aan een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en (daarbij)
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen ben de afstand waarover hij voornoemde rijbaan kon overzien en waarover deze vrij was en
- hard tegen de linkerzijde van het motorrijtuig van voornoemde weggebruiker is gereden,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
2
hij op 23 april 2022 in de gemeente Haaksbergen, als bestuurder van een motorrijtuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2.40 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van vijf jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
- het verrichten van een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis,
- een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden waarvan 20 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest en met oplegging van een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte vindt de eis van de officier van justitie redelijk.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft als bestuurder van een bestelauto aan het verkeer deelgenomen terwijl hij zwaar onder invloed van alcohol verkeerde. Daarbij heeft hij te hard en zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven. Verdachte is met het door hem bestuurde voertuig tegen de naar links afbuigende personenauto aangereden. De bestuurder van dit voertuig, [slachtoffer] , heeft hierdoor letsel opgelopen. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
Het ongeval heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het slachtoffer. Door het ongeluk heeft hij niet alleen letsel opgelopen, maar heeft hij als gevolg van lichamelijke complicaties niet meer als mantelzorger voor zijn echtgenote kunnen optreden. Er is bij hem sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat in beginsel, in gevallen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 waarbij - zoals hier het geval is - sprake is van een “zeer hoge mate van schuld” als uitgangspunt bij een ongeval waarbij het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en waarbij sprake is van alcoholgebruik van meer dan 570 µg/l, een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een rijontzegging van drie jaren wordt genomen. De rechtbank zal deze straf tot uitgangspunt nemen gelet op de forse hoeveelheid alcohol (2,4 promille) en het gevaarlijke rijgedrag.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de omstandigheid dat hij zich ter terechtzitting schuldbewust heeft getoond en dat hij zijn verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen voor wat er is gebeurd, aanleiding om af te zien van oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank begrijpt dat een dergelijke straf het leven van de verdachte nog meer zal ontregelen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf verder rekening met de volgende omstandigheden.
Uit het Uittreksel Justitiële documentatie van 22 maart 2023 op naam van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van een soortgelijke strafbare feit.
Over verdachte is door Tactus Verslavingszorg op 31 maart 2023 een rapport opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat verdachte in het verleden tot tweemaal toe een detox-opname bij Tactus Verslavingszorg heeft gehad vanwege zijn alcoholverslaving. Van een daadwerkelijke behandeling is het nooit gekomen. Vanaf 2006 komt verdachte niet meer in aanraking met justitie. Ogenschijnlijk lijkt er niet heel veel met hem aan de hand te zijn: hij heeft een nieuwe baan gevonden, heeft huisvesting en zijn financiën zijn redelijk op orde. Vanwege het onderhavige feit heeft verdachte een schuld van € 17.000,-- omdat de auto waarin hij ten tijde van het ongeval reed, afbetaald moet worden. Verdachte gaat niet over tot actie om hier een regeling voor te treffen, maar laat het aankomen op loonbeslag. Op verschillende leefgebieden wekt hij de indruk dat hij actie zal ondernemen, maar de daadwerkelijke actie blijft vooralsnog uit. De vraag rijst dan ook of verdachte beschikt over voldoende coping vaardigheden. Hij heeft aangegeven dat hij alle hulp kan gebruiken. Ondanks dat verdachte zegt dat hij enige tijd geleden reeds gestopt is met het drinken van alcoholhoudende drank, lijkt alcohol een terugkerend probleem in zijn leven te zijn. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld omdat alcohol een terugkerend probleem is en daardoor een recidive verhogende factor terwijl er nog geen hulp aanwezig is. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden kan niet ingeschat worden omdat verdachte niet eerder een toezicht met bijzondere voorwaarden opgelegd heeft gekregen. De reclassering acht het in dat kader wenselijk dat verdachte wordt begeleid en behandeld in verband met zijn alcoholverslaving. De reclassering heeft voorwaarden genoemd in het rapport waaronder deze begeleiding en behandeling zou kunnen plaatsvinden. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een alcoholverbod en meewerken aan schuldhulpverlening.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 21 april 2023 verklaard dat hij bereid is om zich te houden aan de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Rekening houdend met alle omstandigheden acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze straf de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 WVW 1994 met overtreding van artikel 8 WVW 1994 verdisconteerd.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient niet alleen als stok achter de deur voor verdachte, om hem er in de toekomst van te weerhouden zich schuldig te maken aan een strafbaar feit, maar ook om begeleiding en behandeling door de reclassering mogelijk te maken. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf dan ook de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd om hierbij een proeftijd van vijf jaren op te leggen. De rechtbank acht een proeftijd van drie jaar passend.
Een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Met oplegging van deze bijkomende straf wordt niet alleen beoogd verdachte ervan te doordringen dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig is voor andere verkeersdeelnemers, maar ook om verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag. De tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest zal op deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 179 WVW 1994 en 9, 22c, 22d, 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1 primair en 2,eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na start van het toezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren;
  • bepaalt dat van deze
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. R.J. Joustra, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.
Buiten staat
Mr. C.C.S. Bordenga-Koppes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 1 juni 2004, LJN A05822
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022537246. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.