In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen die na hun echtscheiding in een geschil zijn verwikkeld over de verkoop van hun echtelijke woning. De eiseres, bijgestaan door haar advocaat mr. G.J. Ligtenberg, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.J. Krijgsman, zou meewerken aan de verkoop en levering van de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de eiseres uiterlijk op 15 maart 2023 moet ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening, anders moet hij meewerken aan de verkoop van de woning.
De partijen waren op 13 juli 2007 getrouwd en hebben op 5 februari 2021 de echtscheiding uitgesproken. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning aan [het adres] te [woonplaats] aan de man zou worden toebedeeld, maar de gedaagde heeft niet tijdig een hypotheekaanbieding verkregen om de eiseres uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de eiseres om de woning te verkopen, aangezien zij niet langer in een onverdeeldheid kan blijven zitten en er een aanzienlijke overwaarde in de woning zit.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsom. De rechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen partijen in het kader van de verkoop van de woning en de gevolgen van de echtscheiding.