ECLI:NL:RBOVE:2023:1530

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
08.259572.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en diefstal in Deventer

De rechtbank Overijssel heeft op 2 mei 2023 een 27-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor poging doodslag en diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 oktober 2022 in het centrum van Deventer, waar de man in beschonken toestand samen met het slachtoffer was. Tijdens een vechtpartij heeft de man het slachtoffer meerdere keren geslagen en geschopt, waardoor deze op de grond viel en ernstig letsel opliep, waaronder een gebroken neus en andere verwondingen. Na het geweld heeft de man de portemonnee van het slachtoffer gestolen. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Naast de gevangenisstraf is de man ook verplicht om een schadevergoeding van 2.500 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.259572.22 (P)
Datum vonnis: 2 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (Roemenië),
nu verblijvende in PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.R. Buisman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D. Eijpe, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 18 april 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 oktober 2022 in Deventer:
feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan (primair) een poging doodslag, dan wel (subsidiair) een zware mishandeling of (meer subsidiair) een poging daartoe, dan wel (meest subsidiair) een mishandeling;
feit 2:een portemonnee heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2022 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] , terwijl deze al dan niet op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de vuist en/of de vlakke hand in/op het gezicht, althans het hoofd gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] , terwijl deze reeds op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal,(met kracht) op/tegen/in derichting van het hoofd van die [slachtoffer] gestampt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 oktober 2022 te Deventer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere hechtingen in de neus en/of het voorhoofd (boven het linkeroog) en/of de (boven)lip en/of de mond, heeft toegebracht, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] , terwijl deze al dan niet op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de vuist en/of de vlakke hand in/op het gezicht, althans het hoofd gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] , terwijl deze reeds op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal,(met kracht) op/tegen/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] gestampt en/of geschopt;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 10 oktober 2022 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] , terwijl deze al dan niet op de grond lag(en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de vuist en/of de vlakke hand in/op het gezicht, althans het hoofd gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] , terwijl deze reeds op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal,(met kracht) op/tegen/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] gestampt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 10 oktober 2022 te Deventer [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] , terwijl deze al dan niet op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de vuist en/of de vlakke hand in/op het gezicht, althans het hoofd gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] , tenvijl deze reeds op de
grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] gestampt en/of geschopt;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2022 te Deventer een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - overeenkomstig een op schrift gesteld requisitoir - op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de diefstal wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - overeenkomstig een op schrift gestelde pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag, de zware mishandeling en de poging tot zware mishandeling. Voor wat betreft de ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal van de portemonnee.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. [1]
Feit 1
Feiten en omstandigheden
In de ochtend van 10 oktober 2022 krijgt de politie een melding dat een vechtpartij heeft plaatsgevonden in het centrum van Deventer. [2] Ter plaatse treffen de politieagenten op de straat tussen de terrassen van [café] en [restaurant 1] verdachte en aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aan. De politieagenten zien [slachtoffer] op dat moment bewegingsloos op de grond liggen, met zijn hoofd naar de grond gekeerd. [3]
Op de camerabeelden van het nabijgelegen restaurant [restaurant 2] is te zien dat beide personen eerder die ochtend op een bankje van een terras zitten. [4] Op enig moment zijn wilde bewegingen op de camerabeelden te zien. Een moment later maakt verdachte meerdere slaande bewegingen richting [slachtoffer] , waarna [slachtoffer] op de grond valt. Hierna is te zien dat verdachte meerdere malen slaande en schoppende bewegingen maakt richting de op de grond liggende [slachtoffer] . Deze geweldshandelingen vinden gedurende een periode van minder dan twee minuten plaats. [5]
[slachtoffer] is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd en heeft één dag in het ziekenhuis gelegen. In het ziekenhuis zijn verwondingen aan het voorhoofd, de mondhoek en de kaak van aangever geconstateerd en gehecht en is een gebroken neus geconstateerd. [6]
Verdachte was op het moment van de vechtpartij onder invloed van alcohol. [7] Het alcoholpromillage in zijn bloed bedroeg enkele uren na de vechtpartij een 545 µg/l. [8]
Bewijsoverwegingen
Tijdens het politieverhoor verklaart verdachte dat hij zich moest verdedigen tegen [slachtoffer] . Verdachte verklaart vervolgens onder meer aan de hand van de aan hem getoonde camerabeelden van [restaurant 2] dat hij [slachtoffer] meer dan één keer met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. Daarnaast verklaart verdachte dat hij op deze beelden ziet dat hij in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt. [9] Ter terechtzitting verklaart verdachte - na het opnieuw bekijken van de camerabeelden - dat hij niet in de richting van het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt, maar in de richting van zijn borst. Ook verklaart verdachte dat hij [slachtoffer] bij zijn borst/schouder heeft geraakt. [10] Hij ontkent [slachtoffer] met zijn schoppende bewegingen tegen het hoofd geraakt te hebben.
In het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden van [restaurant 2] beschrijft verbalisant [verbalisant 1] dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte met zijn rechterbeen drie keer een trappende beweging maakt richting het hoofd van [slachtoffer] . Vlak hierna is te zien dat verdachte met zijn linkerbeen een trappende beweging richting het hoofd van [slachtoffer] maakt. [11] Dat [slachtoffer] ook daadwerkelijk op zijn hoofd – en niet tegen andere dichtbij gelegen lichaamsdelen, zoals de schouder - is geraakt, leidt de rechtbank af uit het feit dat bij [slachtoffer] alleen maar hoofdletsel is geconstateerd, op een blauwe plek bij de broekrand na. De letselrapportage beschrijft verschillende (schaaf)wonden en zwellingen, een gebroken neus en een hersenschudding. Ook heeft [slachtoffer] enige tijd zijn bewustzijn verloren. [12] Letsel aan de schouder en/of de borst is niet geconstateerd.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen op zijn hoofd en in zijn gezicht heeft geslagen. Daarnaast acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen tegen zijn hoofd heeft geschopt. De ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Kwalificatie
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Hierbij wordt vooropgesteld dat uit de verklaring van verdachte onvoldoende blijkt dat hij daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Van vol opzet is dus geen sprake. De vraag die overblijft is of sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en
wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De
beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in
het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis
toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheid waaronder deze is verricht.
Daarbij kunnen sommige handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op een
bepaald gevolg zijn gericht dat het niet anders kan zijn dan dat sprake is van opzettelijk
handelen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aangever meerdere malen in het gezicht/tegen het hoofd te slaan en meerdere malen tegen het hoofd te schoppen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] hieraan zou kunnen komen te overlijden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de geweldshandelingen gedurende een periode van ruim anderhalve minuut plaatsvonden, waarbij het merendeel van deze geweldshandelingen werd uitgeoefend toen [slachtoffer] op de grond lag. Ook acht de rechtbank van belang dat in het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden van [restaurant 2] wordt beschreven dat verdachte elf keren met zijn hand een slaande beweging maakt richting het hoofd van [slachtoffer] en dat verdachte hem daarnaast zeven keer tegen het hoofd raakt met slaande/zwaaiende bewegingen. Het handelen van verdachte wordt voor wat betreft de uiterlijke verschijningsvorm dan ook geacht gericht te zijn op het overlijden van aangever, omdat verdachte vaak en lang door is gegaan met het uitoefenen van geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met de vereiste voorwaardelijke opzet op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Feit 2
Feiten en omstandigheden
In het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden van [café] beschrijft verbalisant [verbalisant 2] dat, terwijl [slachtoffer] op de grond ligt en verdachte hem omdraait, te zien is dat spullen uit de jas van [slachtoffer] vallen, waaronder een zwart voorwerp. Een moment later is te zien dat verdachte het zwarte voorwerp in zijn hand heeft. Nog een moment later is te zien dat verdachte dit voorwerp in zijn linker broekzak stopt. [13] Tijdens de aanhouding en fouillering van verdachte is de portemonnee van [slachtoffer] aangetroffen in één van de broekzakken van verdachte. [14] Verdachte erkent dat hij de portemonnee van [slachtoffer] heeft opgepakt en in zijn broekzak heeft gestopt. Hij verklaart hierbij niet de intentie te hebben gehad de portemonnee te stelen. [15]
Bewijsoverwegingen
Door het in de broekzak stoppen van de portemonnee van [slachtoffer] heeft verdachte de beschikkingsmacht over de portemonnee gekregen. Daarmee heeft hij het goed zichzelf wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 oktober 2022 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij – verdachte - die [slachtoffer] , terwijl deze al dan niet op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen, met de vuist en/of de vlakke hand in/op het gezicht, althans het hoofd gestompt en/of geslagen en die [slachtoffer] , terwijl deze op de grond lag (en/of buiten kennis was) meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 oktober 2022 te Deventer een portemonnee (met inhoud) die aan [slachtoffer] , in toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte een gevangenisstraf op te leggen die ten hoogste gelijk is aan het voorarrest. Ook heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. In de ochtend van 10 oktober 2022 bevond verdachte zich in beschonken toestand samen met [slachtoffer] in het centrum van Deventer. Op enig moment maakte verdachte slaande bewegingen richting [slachtoffer] , waardoor deze op de grond viel. Hierna heeft verdachte [slachtoffer] gedurende een relatief lange periode meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen en meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt. Door aldus te handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en bewust het risico genomen dat [slachtoffer] dodelijk geraakt zou worden. [slachtoffer] kon zich hiertegen niet verweren. Daarbij komt dat het geweld is gepleegd in de ochtend in het centrum van Deventer in het zicht van toevallige voorbijgangers en omwonenden. Dit draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte, nadat hij [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt en [slachtoffer] ten gevolge daarvan op de grond lag, zijn portemonnee gestolen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 7 maart 2023. Hieruit komt naar voren dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is echter wel eerder veroordeeld in Groot-Brittannië voor strafbare feiten in verband met onder andere de openbare orde of verstoring van de openbare rust, waarbij verdachte ook onder invloed was van alcohol.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de hiervoor omschreven omstandigheden en heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd.
De rechtbank zal alles overwegende aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur die is gevorderd door de officier van justitie en met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich bij feit 1 van het ten laste gelegde als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.500,- [zegge: vijfentwintighonderd euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit schadebedrag bestaat volledig uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gehele gevorderde bedrag kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het gevorderde bedrag door benadeelde - gelet op het standpunt van de raadsman dat niet is gebleken van zwaar lichamelijk letsel - aan de hoge kant is en verzoekt de rechtbank om de vordering te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden, nu op grond van het procesdossier voldoende is komen vast te staan dat hij door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen en op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De hoogte van de immateriële schadevergoeding dient vervolgens naar billijkheid te worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van de aantasting in de persoon en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Verdachte heeft de hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding betwist, maar hij heeft deze betwisting in het geheel niet onderbouwd, reden waarom de rechtbank hieraan voorbijgaat. Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde bedrag van € 2.500,00 gelet op de onderbouwing van de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, redelijk en billijk. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2, het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
-bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 2.500,00 (volledig bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00, (zegge: vijfentwintighonderd), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022578558. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 9, zesde alinea, eerste zin en zevende alinea, eerste en tweede zin.
3.Pagina 10, tweede, derde en vierde alinea in samenhang met pagina 48, twaalfde alinea.
4.Pagina 101, tiende tot en met twaalfde alinea en pagina 102, eerste alinea, eerste zin en tweede alinea, aanhef en eerste zin.
5.Pagina 102, negende en tiende alinea, pagina 103, eerste tot en met derde alinea en aanhef vierde alinea.
6.Pagina 121 en pagina 122.
7.Pagina 10, vijfde alinea.
8.Pagina 80 en bijbehorend uitslagformulier op pagina 81.
9.Pagina 102, tiende alinea en pagina 103, eerste alinea.
10.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 april 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Pagina 103, eerste alinea, eerste volzin en tweede zin.
12.Pagina 121 en pagina 122.
13.Pagina 96, tweede alinea, eerste zin en vijfde tot en met achtste alinea, met bijbehorende fotobijlage, pagina 97. tot en met 99 in samenhang met pagina 139, zesde alinea, eerste tot en met vierde zin.
14.Pagina 10, zevende alinea, derde zin.
15.Pagina 139, zesde alinea.