ECLI:NL:RBOVE:2023:1527

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
08.007641.23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging in Almelo

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 januari 2023 in Almelo, waar de verdachte samen met een mededader de woning van de aangever binnenging en daar zendapparatuur heeft gestolen. Tijdens de diefstal bedreigde de verdachte de partner van de aangever met een mes en dwong haar om informatie te geven over de locatie van de gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de pleitbezorging van de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank achtte de bedreiging met geweld en de diefstal in vereniging bewezen. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van ruim 3.000 euro te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die door de bedreiging in hun eigen woning een gevoel van onveiligheid hebben ervaren. De verdachte had een strafblad en was voorwaardelijk in vrijheid gesteld ten tijde van het delict, wat de rechtbank als verzwarend heeft meegewogen. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd eveneens toegewezen, waardoor de verdachte 487 dagen extra gevangenisstraf moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.007641.23 (P) en
08-760044-19 (herroeping v.i. (v.i. nummer 99-000602-36))
Datum vonnis: 2 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP aan [adres 1]
en daar verblijvende.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.P.R. van Andel en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Geerdink, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: op
6 januari 2023 in Almelo met anderen of alleen uit de woning van [aangever 1] zendapparatuur heeft gestolen en daarbij [aangever 2] , de partner van [aangever 1] , met geweld heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2023,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(allerlei) zendapparatuur (onder andere een (stuur)zender en/of versterkers en/of
ander toebehoren),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [aangever 2] (zijnde de
vriendin/partner van die [aangever 1] ),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
-zich naar de woning van die [aangever 1] (gelegen aan [adres 2] ) heeft/hebben
begeven,
-(vervolgens) de woning van die [aangever 1] is/zijn binnen gegaan, waar (op dat
moment) voornoemde [aangever 2] aanwezig was,
-(vervolgens) in de richting van die [aangever 2] (schreeuwend) heeft/hebben
geroepen/gevraagd – zakelijk weergegeven – waar [aangever 1] was en/of “Zeg maar dat
[verdachte] hier was”,
-(vervolgens) die [aangever 2] heeft/hebben gevraagd waar de zender stond en/of
die [aangever 2] heeft/hebben meegedeeld dat het afgelopen is en dat er niet meer
gedraaid wordt,
-(vervolgens) (naar voren) in de richting van die [aangever 2] is/zijn gestapt en/of
(vlak) voor die [aangever 2] is/zijn gaan staan,
-(vervolgens) die [aangever 2] heeft/hebben meegedeeld: “Nu hou je je mond
dicht, want ik heb een mes en als je niet doet wat ik zeg steek ik je neer” en/of “Je
moet het zeggen, anders schiet ik je kapot en schiet ik de honden kapot en andere
dieren en pak ik je hele familie” en/of (daarbij) (voortdurend) een (ingeklapt) mes,
althans een voor afdreiging geschikt voorwerp (op korte afstand) aan die [aangever 2]
heeft/hebben getoond en/of die [aangever 2] heeft/hebben
voorgehouden en/of
-(vervolgens) die [aangever 2] naar boven (waar de zendapparatuur stond)
heeft/hebben gedirigeerd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Er is geen sprake van medeplegen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde feit. Volgens de raadsman bevat het dossier onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Voor zover er al bewijs is, overtuigt dit niet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
[aangever 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 6 januari 2023 ‘s avonds alleen thuis was in de woning van haar partner [aangever 1] op [adres 2] . Rond 20:40 uur zag zij een man in de woonkamer staan, die zij later op basis van de door [aangever 1] getoonde foto’s herkende als verdachte. Verdachte heeft haar achtereenvolgens met verheven stem gevraagd waar [aangever 1] [ [aangever 1] , toevoeging rechtbank] was, gezegd dat [aangever 1] niet meer mocht draaien en dat zij aan hem moest vertellen “dat [verdachte] er was.” Verdachte vroeg vervolgens waar de zender stond. Toen [aangever 2] antwoordde dat zij dat niet wist, deed verdachte een stap in haar richting zodat hij vlak voor haar stond en zei: “Je moet het zeggen, anders schiet ik je kapot en schiet ik de honden kapot en andere dieren en pak ik je hele familie!”. Op dat moment zag [aangever 2] dat verdachte een groot ingeklapt mes in haar richting hield. [aangever 2] heeft daarop aan verdachte verteld waar de zendapparatuur lag en is met hem meegelopen naar boven. Verdachte heeft de eindversterker gepakt en de stuurzender en daiwa-meter aan [aangever 2] gegeven. Zij zijn daarmee samen naar beneden gelopen. Beneden zag
[aangever 2] dat een vrouw in de achtertuin stond, die later op basis van door [aangever 1] getoonde foto’s als [naam] herkend werd. Verdachte heeft de zendapparatuur uit de handen van [aangever 2] gepakt en is samen met [naam] weggelopen.
Op 8 januari 2023 heeft [aangever 2] aan deze verklaring toegevoegd dat verdachte ook tegen haar gezegd heeft “Nu hou je, je mond dicht want ik heb een mes, en als je niet doet wat ik zeg steek ik je neer”.
De verklaringen van [aangever 2] zijn uitgebreid, gedetailleerd en consistent.
Naar aanleiding van de aangifte van [aangever 2] heeft op 7 januari 2023 een doorzoeking van de woning van medeverdachte [naam] aan [adres 3] plaatsgevonden. In de kelderkast van die woning is een eindversterker aangetroffen waarvan de serienummer(s) en beschadigingen overeenkomen met de eindversterker van [aangever 1] .
Verdachte heeft zich in zijn verhoren beroepen op zijn zwijgrecht.
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank in de verklaring van aangeefster dat zij op 6 januari 2023 [naam] in de tuin heeft gezien én het feit dat de eindversterker in de woning van [naam] is aangetroffen alsmede dat zij geen verklaring heeft willen geven over de herkomst van de eindversterker, voldoende aanknopingspunten om te concluderen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam] en verdachte. De rechtbank acht dan ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2023,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(
allerlei) zendapparatuur (onder andereeen
(stuur
)zender en
/ofeen versterker
sen
/of
ander toebehoren
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgd vandoor
geweld en/of
bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [aangever 2] (zijnde de
vriendin/partner van die [aangever 1] ),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat verdachte
en/of zijn mededader
(s):
-zich naar de woning van die [aangever 1] (gelegen aan [adres 2] ) heeft/hebben
begeven,
-
(vervolgens
)de woning van die [aangever 1] is/zijn binnen gegaan, waar (op dat
moment) voornoemde [aangever 2] aanwezig was,
-
(vervolgens
)in de richting van die [aangever 2] (schreeuwend) heeft/hebben
geroepen/gevraagd – zakelijk weergegeven – waar [aangever 1] was en
/of“Zeg maar dat
[verdachte] hier was”,
-
(vervolgens
)die [aangever 2] heeft/hebben gevraagd waar de zender stond en
die [aangever 2] heeft/hebben meegedeeld dat het afgelopen is en dat er niet meer
gedraaid wordt,
-
(vervolgens
) (naar voren
)in de richting van die [aangever 2] is/zijn gestapt en/of
(vlak
)voor die [aangever 2] is/zijn gaan staan,
-
(vervolgens
)die [aangever 2] heeft/hebben meegedeeld: “Nu hou je je mond
dicht, want ik heb een mes en als je niet doet wat ik zeg steek ik je neer” en
/of“Je
moet het zeggen, anders schiet ik je kapot en schiet ik de honden kapot en andere
dieren en pak ik je hele familie” en
/of (daarbij
) (voortdurend
)een
(ingeklapt
)mes,
althans een voor afdreiging geschikt voorwerp (op korte afstand
)aan die [aangever 2]
heeft/hebben getoond
en/of die [aangever 2] heeft/hebben
voorgehoudenen
/of
-
(vervolgens
)die [aangever 2] naar boven
(waar de zendapparatuur stond
)
heeft/hebben gedirigeerd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking in de zin van artikel 38z Sr wordt opgelegd, te weten een contact- en locatieverbod ten aanzien van de slachtoffers [aangever 2] en [aangever 1] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
Als verdachte wordt veroordeeld, neemt de raadsman het standpunt in dat het locatieverbod ten aanzien van [aangever 1] moet worden afgewezen omdat verdachte zelf ook in Almelo woont. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte is op 6 januari 2023 ’s avonds rond 20.40 uur samen met een ander naar de woning van [aangever 1] toegegaan en heeft daar zonder toestemming zendapparatuur weggenomen dat aan [aangever 1] toebehoorde. Terwijl verdachte zich in de woning bevond, heeft hij [aangever 2] – die op dat moment alleen thuis was – een ingeklapt mes getoond en gedreigd haar, haar familie en haar honden neer te steken als zij niet zou vertellen waar de zendapparatuur lag. Met dit handelen heeft verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit, gezondheid, veiligheid en eigendom van een ander. Daar komt nog bij dat een woning een veilige omgeving voor de bewoners hoort te vormen. Het is voor slachtoffers zeer beangstigend om in hun eigen woning te worden overvallen met (dreiging van) geweld. Een dergelijke ervaring heeft veel impact op de slachtoffers, zoals ook in dit geval uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken. Bovendien veroorzaken zulke feiten in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van
25 januari 2023, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor zowel geweldsdelicten als vermogensdelicten. Ten tijde van de pleegdatum van dit feit was verdachte bovendien voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Toch heeft dit verdachte er niet van weerhouden opnieuw een misdrijf plegen.
De rechtbank heeft verder gelet op de inhoud van het over verdachte geschreven reclasseringsrapport van 15 maart 2023. Daaruit blijkt dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor strafbare feiten. Alcohol wordt gezien als grote risicofactor en verdachte heeft tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling tot driemaal toe het alcoholverbod overtreden. Daarnaast ziet de reclassering problemen op het gebied van psychosociaal functioneren. Er lijkt sprake te zijn van een licht verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidstrekken. Ook zijn er aanwijzingen voor een gebrekkige coping. Dit alles maakt dat de reclassering het risico op recidive hoog acht, maar zij ziet op dit moment geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Zij is daarom van mening dat een onvoorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden passend is.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het feit niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gestelde oriëntatiepunt voor een woningoverval, waarbij sprake is van licht geweld/bedreiging, is een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken.
Volgens de rechtbank valt niet te verwachten dat verdere begeleiding of toezicht in het kader van een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbenemende maatregel het risico op recidive zal doen afnemen. Bij dit oordeel weegt mee dat eerdere behandelingen en toezicht verdachte er niet van hebben weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Ook de reclassering geeft aan dat zij op dit moment geen mogelijkheden meer ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken. De rechtbank zal deze maatregel daarom niet opleggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.512,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten ter hoogte van € 12,00. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
Ook [aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.653,60 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade betreft de volgende posten:
  • Schade aan de eindtrap: € 575,00;
  • Aanschaf camera’s en bel: € 209,60;
  • Stuurzender: € 450,00;
  • Daiwa-meter: € 189,00;
  • Veiligheidssloten: € 230,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de vordering van [aangever 2] integraal moet worden toegewezen. De vordering van [aangever 1] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.014,60, namelijk alleen ten aanzien van de posten: eindtrap, aanschaf camera’s en bel en veiligheidssloten.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman moet de vordering [aangever 2] als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. [aangever 2] heeft namelijk geen stukken overgelegd die het ontstane psychologische letsel of de reiskosten kunnen staven.
Ook de vordering van [aangever 1] moet worden afgewezen. Volgens de raadsman staat niet vast dat de kosten voor de aanschaf van de veiligheidssloten door het tenlastegelegde feit zijn ontstaan. De woning was namelijk niet op slot. Verder is niet duidelijk welke kosten uiteindelijk met het herstel/de reparatie van de eindtrap, daiwa-meter en stuurzender gemoeid zijn. [aangever 1] heeft namelijk vlak voor de zitting zijn vordering nog gewijzigd en een hoger bedrag gevorderd. De offertes die hij bij deze nieuwe vordering heeft overlegd, ogen gekunsteld, aldus de raadsman.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2]
De immateriële schade
Psychisch letsel kan onder omstandigheden als immateriële schade worden aangemerkt. Daarvoor is noodzakelijk dat vast komt te staan dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast in zin van artikel 6:106, onder b, Burgerlijk Wetboek (BW). De Hoge Raad [1] heeft bepaald dat voor de toewijsbaarheid van een vordering op deze grondslag in principe nodig is dat het bestaan van het psychische letsel naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Op het uitgangspunt dat psychisch letsel moet zijn aangetoond kan echter een uitzondering worden gemaakt in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier zo’n uitzonderingssituatie voor waar de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen zonder verdere onderbouwing. [aangever 2] is in haar woning met een mes bedreigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort geweldsdelicten grote gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers. Uit de verklaringen van [aangever 2] blijkt dat zij sinds het voorval angstig is en slecht slaapt. Zij is hiervoor doorverwezen naar de psycholoog. De gevolgen zijn voor haar dus aanzienlijk geweest. Dit maakt dat [aangever 2] in principe recht heeft op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank moet de hoogte van de schade naar billijkheid vaststellen. De rechtbank acht – mede gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare gevallen zijn toegewezen – een vergoeding van € 2.000,00 billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
6 januari 2023. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De materiële schade
De door [aangever 2] opgevoerde materiële schade van € 12,00 is niet vast komen te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 1]
De materiële schade van [aangever 1]
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de kosten van de aanschaf van nieuwe veiligheidssloten, respectievelijk een deurbel en camera’s geen schade is, die veroorzaakt is door het bewezenverklaarde. De rechtbank begrijpt de vordering van [aangever 1] namelijk zo dat het gaat om de aanschafkosten van sloten, camera’s en een deurbel die er ten tijde van het misdrijf nog niet waren én die bedoeld zijn ter preventie van nieuwe diefstallen. Deze kosten zijn echter niet als schade aan te merken en de rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
De kosten van het herstel, respectievelijk de vervanging van de eindtrap, stuurzender en daiwa-meter zullen daarentegen worden toegewezen. Op basis van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte een aan [aangever 1] toebehorende daiwa-meter, stuurzender en eindversterker heeft weggenomen en dat [aangever 1] daardoor in zijn vermogen is geraakt. De kosten voor het repareren of vervangen van deze goederen komen dus voor vergoeding in aanmerking.
De raadsman heeft de hoogte van de door [aangever 1] gestelde schade betwist, maar in de door [aangever 1] overgelegde stukken zijn de kosten voldoende onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze onderbouwing te twijfelen en zal de vordering van [aangever 1] toewijzen tot een bedrag van € 1.214,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2023.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte tegenover de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 30 respectievelijk 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 26 januari 2023 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend voor een periode van 487 dagen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft overtreden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft tijdens de terechtzitting om afwijzing van de vordering verzocht. Volgens de raadsman staat niet vast dat verdachte zich tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zodat voor deze herroeping geen grondslag bestaat.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 5 februari 2021 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Op 4 januari 2022 heeft het Openbaar Ministerie beslist dat verdachte in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Op 17 januari 2022 is de verdachte feitelijk in vrijheid gesteld. De voorwaardelijke invrijheidstellingperiode bedraagt 487 dagen. De proeftijd eindigt op 22 mei 2023.
Uit artikel 6:2:13a Sv volgt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk kan worden herroepen, onder andere wanneer er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Deze algemene voorwaarde houdt in dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit (artikel 6:2:11 Sv).
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis heeft verdachte de algemene voorwaarde niet nageleefd. Verdachte heeft immers het hier bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is daarmee toewijsbaar.
De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte het gedeelte van de vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 487 dagen, alsnog moet ondergaan.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid van het feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
het misdrijf
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van benadeelde partij
[aangever 2]toe tot een bedrag van
€ 2.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- wijst de vordering van benadeelde partij
[aangever 1]toe tot een bedrag van € 1.214,00 (bestaande uit materiële schade);
- wijst de vordering van [aangever 1] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 2]van een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 januari 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 1]van een bedrag van € 1.214,00 (zegge: duizendtweehonderdenveertien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 januari 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,00, (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
6 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde
[aangever 2], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.214,00
(zegge: duizendtweehonderdenveertien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde
[aangever 1], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[aangever 2]voor een deel van € 12,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-nummer 99-000 602-36
  • wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
  • gelastdat het
    gedeelte van de vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
    487 dagen, alsnog
    wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.
Mr. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost -Nederland met nummer PL0600-2023009798. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 6 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 16 en 17.
Ik doe aangifte van diefstal met geweld uit de woning. Op 6 januari 2023 was ik bij mijn partner, [aangever 1] , in huis aan [adres 2] te Almelo. Ik hoorde de achterdeur en er stapte een voor mij onbekende man de woonkamer binnen. De man vroeg, schreeuwend, waar [aangever 1] was. De man riep dat [aangever 1] niet mocht draaien. De man zei tegen mij: "Zeg maar dat [verdachte] er was". [verdachte] vroeg waar de zender stond. Ik vertelde dat ik dat niet wist en dat ik niet hier woon. [verdachte] zei: "Je moet het zeggen, anders schiet ik je kapot en schiet ik hem de honden kapot en andere dieren en pak ik je hele familie!". Ik zag dat [verdachte] een groot mes achter zijn broek wegpakte. Dit was een ingeklapt mes een zwart lemmet, circa 20-25 cm groot. Hij hield het mes in de rechterhand vast en hield het in mijn richting.
[verdachte] stond op zeer korte afstand van mij, het was ongeveer 30 centimeter.
Ik heb hem toen verteld dat de spullen boven stonden en vertelde hem in welke kamer. [verdachte] pakte de Daiwa-meter en de stuurzender en gaf dit in mijn handen. [verdachte] nam zelf de eindtrap versterker in zijn handen. Hiermee zijn we naar beneden gelopen. Toen ik beneden kwam zag ik dat er een blonde vrouw in de achtertuin stond. [verdachte] nam de goederen uit mijn handen en liep met alles opgestapeld in eigen handen de woning uit.
[verdachte] is samen met de blonde vrouw de poort naar de gang uitgelopen.
2.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [aangever 2] van 8 januari 2023 met nummer PL0600-2023009798-23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik hoorde dat hij zei: "Nu hou je, je mond dicht want ik heb een mes, en als je niet doet wat ik zeg, steek ik je neer.".
3.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van
16 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 13:
Op 6 januari 2023 bevonden wij, verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] , ons in de woonkamer aan [adres 2] te Almelo.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [aangever 1] een foto toonde op zijn telefoon. Op deze foto was een man en een vrouw te zien. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat op de foto een vrouw stond met blond haar en een tatoeage op haar borst. Ik zag ook dat een man op de foto stond. Ik zag dat onderaan de foto de volgende naam te zien was: [verdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [aangever 1] deze foto toonde aan [aangever 2] . Ik hoorde [aangever 1] zeggen: "Kijk dit is [verdachte] ". Ik hoorde [aangever 2] zeggen: "Ja dat is hem, dat is die man die bij mij in de woning stond". "Hij heeft dezelfde kleding aan en dat is ook de vrouw die in mijn achtertuin stond".
4.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] van 7 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 30:
Op 7 januari 2023 nam ik contact op met aangever [aangever 1] en vroeg hem of hij in het bezit was van foto's van de weggenomen apparatuur. [aangever 1] verklaarde dat hij foto's had en stuurde vervolgens foto's van:
- Een eindtrap (eindversterker)
- Een stuurzender
- Een Daiwameter (filmpje)
Op 7 januari 2023 werd binnengetreden ter inbeslagname op in perceel [adres 3] , zijnde de woning van verdachte [naam] .
Op de vloer in een kelderkast werd de weggenomen eindtrap (eindversterker) aangetroffen. Ik vergeleek de ingebouwde onderdelen met de foto's die ik van aangever [aangever 1] had ontvangen en zag dat twee serienummers op onderdelen en specifieke beschadigingen overeenkwamen. Zodoende kon ik vaststellen dat het om de eindtrap (eindversterker) van aangever [aangever 1] ging.

Voetnoten

1.HR 15 maart 2019: ECLI:NL:HR:2019:376