ECLI:NL:RBOVE:2023:1476

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
08/028054-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op sushirestaurant met bedreiging en openlijke geweldpleging

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige man, die werd beschuldigd van een gewapende overval op een sushirestaurant in Zwolle. De verdachte bedreigde op 6 januari 2023 de medewerkers van het restaurant met een vuurwapen en eiste geld. Hij richtte het vuurwapen op het hoofd van een van de medewerkers en verliet het restaurant zonder buit. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte de medewerkers daadwerkelijk heeft bedreigd, ondanks zijn ontkenning dat hij hen met een vuurwapen heeft bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging voldoende angst heeft opgewekt bij de slachtoffers.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en openlijke geweldpleging. Op 8 januari 2023 vond er een vechtpartij plaats in het winkelcentrum waar het restaurant is gevestigd, waarbij de verdachte betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/028054-23 (P)
Datum vonnis: 26 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.P.R. van Andel en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 13 april 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 6 januari 2023 [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2 primair:op 7 januari 2023 [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2 subsidiair: op 7 januari 2023 een vuurwapen met bijbehorend patroonmagazijn (gevuld met munitie) voorhanden heeft gehad;
feit 3:op 8 januari 2023 in vereniging met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 januari 2023 te Zwolle [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- [slachtoffer 2] vast te pakken en een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen

gelijkend voorwerp, op hem te richten;

- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1]

te richten;

2 primair
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Zwolle [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- In de auto naar die [slachtoffer 3] te rijden als hij die [slachtoffer 3] op straat ziet lopen,
- uit de auto te stappen en die [slachtoffer 3] om en/of bij zijn nek te pakken en een
vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de ribben
van die [slachtoffer 3] te duwen en/of te houden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij in de kofferbak moet gaan liggen;
2 subsidiair

hij op of omstreeks de periode van 6 januari 2023 tot en met 11 januari 2023, althans op 7 januari 2023 te Zwolle, althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 mm met bijbehorend patroonmagazijn, van het zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of munitie, te weten vier (4) kogelpatronen van het merk Sellier&Bellot, kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad;

3
hij op of omstreeks 8 januari 2023 te Zwolle openlijk, te weten, in restaurant [restaurant] gevestigd aan Dobbe 2 te Zwolle en/of
in het aldaar gelegen winkelcentrum [winkelcentrum] , in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten:
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 2]

door:

- In restaurant [restaurant] een kruk te pakken en die boven zijn hoofd te houden,
- achter die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] aan rennen als zij

wegrennen bij [restaurant] ,,

- samen met die [slachtoffer 3] ten val te komen,
- met een kruk die [slachtoffer 3] tegen zijn lichaam te slaan,
- die [slachtoffer 3] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een dienblad tegen zijn

lichaam te slaan,

- die [slachtoffer 3] meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan

en/of te stompen,

- die [slachtoffer 4] bij zijn been en/of zijn broek, vast te pakken,
- die [slachtoffer 4] vast te pakken en meerdere keren, in elk geval eenmaal, op het

hoofd van die [slachtoffer 4] te slaan en/of te stompen,

- die [slachtoffer 4] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een dienblad tegen zijn

hoofd te slaan,

- die [slachtoffer 4] om zijn nek vast te pakken,
- die [slachtoffer 3] bij zijn been en/of zijn broek vast te pakken en/of naar de grond te

trekken,

- die. [slachtoffer 3] meerdere keren op zijn rug en/of zijn hoofd, in elk geval het

lichaam, te slaan en/of te stompen,

- die [slachtoffer 3] eenmaal met een schoen op/tegen zijn hoofd te slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde. Zij stelt zich op het standpunt dat het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat sprake is van een alternatief scenario (verdachte speelde de zojuist gebeurde overval na in plaats van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te bedreigen) dat niet strijdig is met de door het Openbaar Ministerie opgevoerde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 bepleit de verdediging vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Op vrijdag 6 januari 2023 omstreeks 21.30 uur wordt het restaurant ‘ [restaurant] ’ overvallen door een gemaskerd persoon. Verdachte en de andere aanwezige medewerkers worden hierbij bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en de overvaller eist van hen geld. De overvaller slaat met dit voorwerp op het hoofd van een van die medewerkers, genaamd [naam] , en rent dan zonder buit het restaurant uit. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte een minuut voor de overval een schoudertasje weglegt. Nadat de overvaller is weggerend, haalt verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit dit schoudertasje en rent achter de overvaller aan. Korte tijd later komt verdachte terug in het restaurant. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte vervolgens met het voorwerp in zijn hand op het overige personeel, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afloopt, [slachtoffer 2] bij de kraag/keel grijpt en het voorwerp op hen richt. [2]
Verdachte ontkent het personeel met een vuurwapen dan wel met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand te hebben bedreigd. Ter terechtzitting verklaart verdachte wel dat hij een voorwerp in zijn hand had en gericht hield op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [3] , maar over wat dit precies voor een voorwerp was, laat hij zich niet uit. Voorts heeft verdachte – naar eigen zeggen – slechts de overval nagespeeld en de personeelsleden dus niet bedreigd.
Volgens vaste jurisprudentie is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval een zodanige indruk heeft gemaakt dat daadwerkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd heeft gevoeld. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden hebben plaatsgevonden dat deze naar algemene ervaringsregels een dergelijke vrees kan opwekken. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval aan voornoemd vereiste is voldaan. Verdachte heeft op korte afstand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de twee jonge werknemers gericht en dat terwijl er net een gewapende overval had plaatsgevonden in het restaurant. Verdachte heeft hierbij ook één van de twee werknemers ( [slachtoffer 2] ) vastgepakt bij zijn keel/kraag. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank voldoende beangstigend dat hierdoor de vrees voor een misdrijf gericht tegen het leven wordt opgewekt.
Het verdient daarbij opmerking dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , al dan niet via hun ouders, door de politie zijn benaderd. In beide gevallen waren de ouders niet van het incident op de hoogte. Uit het proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 1] in eerste instantie zijn vader wel heeft verteld over de overval, maar niet dat er door verdachte een vuurwapen op hem is gericht. Later geeft [slachtoffer 1] via zijn vader te kennen dat hij geen
“snitch”wil zijn en daarom geen verklaring af wil leggen, dan wel aangifte wil doen. [4] [slachtoffer 2] verklaart zich niet bedreigd gevoeld te hebben, zodat hij geen verklaring af wil leggen. [5]
Concluderend acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 6 januari 2023 met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht de alternatieve verklaring van verdachte ongeloofwaardig en niet aannemelijk, nu verdachte pas in een laat stadium met dit scenario komt en dit scenario geen steun vindt in de camerabeelden of anderszins in het dossier.
Ondanks dat verdachte niet heeft willen verklaren wat voor een voorwerp hij precies in zijn hand had, terwijl dit gelet op de vorm van het voorwerp – zoals te zien op de camerabeelden – wel om een uitleg vraagt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat het voorwerp een echt vuurwapen betrof. De rechtbank stelt vast dat het voorwerp in ieder geval op een vuurwapen lijkt.
Feit 2
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de ingang van het parkeerterrein van de Dommel in Zwolle, in de bosjes ter hoogte van het bord
“ [bedrijf] ”, wordt op 11 januari 2023 een vuurwapen aangetroffen. [6] In de patroonhouder zitten vier patronen. [7] Kort nadat het wapen is gevonden, ziet de politie dat er twee mannen en een vrouw aan komen lopen. Eén van deze mannen blijkt [slachtoffer 3] te zijn. Hij wijst naar de struiken, waar het wapen was aangetroffen. Ramdan verklaart aangifte te hebben gedaan van bedreiging met een vuurwapen en dit vuurwapen is volgens hem op die plek door verdachte in de bosjes gegooid. [8] Verdachte erkent aangever te hebben gezien. [9]
Uit onderzoek van het vuurwapen is gebleken dat het gaat om een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 mm met bijpassend patroonmagazijn en kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm. Voornoemd pistool betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 (artikel 2 lid 1 categorie III Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM)). De munitie betreffen vier kogelpatronen voorzien van bodemstempel 7.65. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 (categorie III). [10] Uit het NFI-rapport van 6 april 2023 volgt dat er een DNA-match is met het DNA van verdachte en de bemonstering op het gehele patroonmagazijn, met uitzondering van de bodemplaat en sinsticker. DNA-profiel AAOH0960NL#01 is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon. [11]
Gelet op het bovenstaande concludeert de rechtbank dat het DNA van verdachte is aangetroffen op het patroonmagazijn van het vuurwapen. Deze DNA-match rechtvaardigt, mede gelet op de plek waarop dit DNA is aangetroffen en de verklaring van Ramdan, de conclusie dat verdachte het pistool en de munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft hiervoor ook geen andere, concrete verklaring kunnen geven. Hij verklaart immers enkel dat hij mogelijk eens in een tas gegrabbeld heeft waar dat patroonmagazijn dan misschien in heeft gezeten.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 6 januari 2023 tot en met 11 januari 2023 een vuurwapen met bijbehorende patroonhouder en munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op zondag 8 januari 2023 vindt er ter hoogte van het restaurant ‘ [restaurant] ’ een vechtpartij plaats tussen meerdere personen. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte met twee jongens komt aanlopen bij het sushirestaurant, terwijl op datzelfde moment een zwarte auto komt aanrijden, waaruit drie andere jongens stappen. De rechtbank concludeert dat de jongens die uit de auto stappen volgens de tenlastelegging respectievelijk de heren [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) moeten zijn.
Om 19.11 uur loopt het groepje jongens het winkelcentrum in, waarin het sushirestaurant is gevestigd. Zij lopen vervolgens aan de achterzijde het sushirestaurant in. Op de camerabeelden is te zien dat een vechtpartij ontstaat in het sushirestaurant, waarbij onder andere met een barkruk wordt geslagen. Het groepje jongens uit de zwarte auto rent naar buiten en verdachte en zijn broer rennen achter hen aan. Verdachte komt met een stoel/kruk boven zijn hoofd naar buiten gerend en slaat met deze stoel/kruk op [slachtoffer 3] . Vervolgens verliest hij de stoel/kruk en maakt hij slaande bewegingen naar [slachtoffer 3] . Uiteindelijk gaan [slachtoffer 3] en verdachte uit elkaar waarna verdachte zich mengt in het gevecht tussen zijn broer en [slachtoffer 4] . Verdachte slaat [slachtoffer 4] meerdere keren in het gezicht. Verder wordt er door alle mannen over en weer geslagen en geschopt. [12] Naar het oordeel van de rechtbank dekken de camerabeelden alle in de bewezenverklaring genoemde gedragingen.
De camerabeelden vinden onder andere steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] verklaart dat ongeveer acht personen met elkaar op de vuist gingen in het winkelcentrum. Een paar sloegen elkaar met de vuist en één van de jongens – de rechtbank begrijpt verdachte – sloeg een ander met een stoel. [13] [getuige 2] is bezorger bij [restaurant] en verklaart dat zijn baas en een vriend buiten stonden te praten met drie jongens. De sfeer was niet goed. Ze praatten in het magazijn verder en gingen vervolgens met elkaar op de vuist. Er werd met stoelen gegooid en er werd tegen hoofden getrapt. Het was heftig en er lag bloed op de grond. [14]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 8 januari 2023 in vereniging schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 6 januari 2023 te Zwolle
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door:
- [slachtoffer 2] vast te pakken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem te richten;
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] te richten;
feit 2 subsidiair
hij in de periode van 6 januari 2023 tot en met 11 januari 2023, te Zwolle, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 mm met bijbehorend patroonmagazijn, zijnde een vuurwapen en vier (4) kogelpatronen van het merk Sellier&Bellot, kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op 8 januari 2023 te Zwolle
openlijk, te weten,
in het winkelcentrum [winkelcentrum] ,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen te weten:
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 2]
door:
- achter die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] aan te rennen als zij
wegrennen bij [restaurant] ,
- samen met die [slachtoffer 3] ten val te komen,
- met een kruk die [slachtoffer 3] tegen zijn lichaam te slaan,
- die [slachtoffer 3] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een dienblad tegen zijn
lichaam te slaan,
- die [slachtoffer 3] meerdere malen tegen het gezicht en het hoofd te slaan
en te stompen,
- die [slachtoffer 4] bij zijn been en zijn broek, vast te pakken,
- die [slachtoffer 4] vast te pakken en meerdere keren op het
hoofd van die [slachtoffer 4] te slaan,,
- die [slachtoffer 4] in elk geval eenmaal met een dienblad tegen zijn
hoofd te slaan,
- die [slachtoffer 4] om zijn nek vast te pakken,
- die [slachtoffer 3] bij zijn been en zijn broek vast te pakken en naar de grond te
trekken,
- die. [slachtoffer 3] meerdere keren op zijn rug en zijn hoofd, in elk geval het
lichaam, te slaan en te stompen,
- die [slachtoffer 3] eenmaal met een schoen tegen zijn hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2, subsidiair
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2.
Strafbaarheid feit 3
5.2.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 een beroep gedaan op noodweer, nu sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waarin de verdediging noodzakelijk en proportioneel was. Immers, [slachtoffer 3] en zijn vrienden begonnen met het geweld in het sushirestaurant van verdachte en zijn broer. Blijkens de camerabeelden werden er met meubilair slaande bewegingen gemaakt in de richting van verdachte dan wel zijn medewerkers.
5.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit verweer van de verdediging verworpen dient te worden, nu van een noodweersituatie geen sprake is geweest.
5.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer allereerst moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed - dan wel een dreigend gevaar daarvoor - waartegen verdediging noodzakelijk was. De rechtbank acht, gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, in het bijzonder de hiervoor in het kader van de bewijsvraag aangehaalde bewijsmiddelen, dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een dergelijke ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Verdachte is zelf de confrontatie aangegaan met de andere jongens door ze achterna te rennen met een kruk/stoel boven zijn hoofd, op het moment dat de jongens het sushirestaurant al hadden verlaten. Verdachte had zich gemakkelijk uit de confrontatie kunnen onttrekken door bijvoorbeeld in het sushirestaurant te blijven, nadat de jongens het restaurant uit waren gerend. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht en zich niet in een noodweersituatie bevond.
5.2.4.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestaan van een rechtvaardigingsgrond ten aanzien van feit 3 niet aannemelijk is geworden. Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 141 Wetboek van Strafrecht (Sr) en 55 WWM.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van verdediging
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van noodweerexces. Er was sprake van een hevige gemoedsbeweging bij de verdachte als gevolg van de confrontatie tussen hem en de andere jongens
.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit verweer verworpen dient te worden, nu van een noodweersituatie geen sprake is geweest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Van noodweerexces kan sprake zijn als in een noodweersituatie de grenzen van een toelaatbare verdediging worden overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging. Zoals hiervoor (onder 5.2.3.) is overwogen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een noodweersituatie, zodat de rechtbank het beroep op noodweerexces verwerpt.
6.4
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van die tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, indien het komt tot een strafoplegging, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en derhalve een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Daarbij komt dat de verdediging stelt dat aan verdachte voor de onder 1 ten laste gelegde bedreiging geen straf opgelegd moet worden (onder toepassing van artikel 9a Sr) omdat in elk geval één van de twee slachtoffers heeft aangegeven zich niet bedreigd te hebben gevoeld en het andere slachtoffer kennelijk ook geen reden heeft gezien om aangifte te doen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in drie dagen tijd schuldig gemaakt aan drie zeer ernstige, strafbare feiten.
Allereerst de bedreiging van zijn medewerkers met een misdrijf tegen het leven gericht. Vlak nadat het sushirestaurant waar de medewerkers werkzaam waren het doelwit was geworden van een gewapende overval, is verdachte opnieuw het restaurant binnengelopen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Verdachte heeft dit voorwerp van dichtbij op twee van zijn medewerkers gericht en hierbij één medewerker stevig vastgepakt bij zijn keel en kraag. De medewerkers moeten zich – naar algemene ervaringsregels – door het handelen van verdachte bedreigd hebben gevoeld, maar ook hebben gevreesd voor hun leven.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorend patroonmagazijn met munitie op de openbare weg. Het bezit van vuurwapens leidt vaak tot het daadwerkelijke gebruik daarvan en alle ernstige gevolgen van dien. Er dient daarom streng te worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke gevaarlijke voorwerpen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging. Het geweld vond plaats in een winkelcentrum te midden van winkelend publiek en bestond onder meer uit het slaan en schoppen tegen het lichaam en hoofd. Daarnaast is er door verdachte met krukken/stoelen op anderen geslagen. Verdachte heeft aan het openlijk geweld een wezenlijke bijdrage geleverd. Openlijk geweld in vereniging leidt in de samenleving tot gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven.
De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Persoon van de verdachteDe rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 30 januari 2023, waaruit volgt dat verdachte niet eerder (voor soortgelijke feiten) is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het door de reclassering over verdachte opgemaakte rapport van 12 april 2023. Nu verdachte zich beroepen heeft op zijn zwijgrecht, heeft de reclassering niet met hem over de feiten kunnen spreken. Hierdoor is geen zicht verkregen op mogelijke verbanden tussen de verschillende leefgebieden en mogelijke risico’s ten aanzien van het delictgedrag. De reclassering signaleert geen zorgen ten aanzien van de verschillende leefgebieden. Verdachte lijkt zijn leven in het algemeen op orde te hebben. Er zijn geen signalen van verslavingsproblematiek en de reclassering ziet op dit moment ook geen aanwijzingen voor psychosociale problematiek. De reclassering ziet met name de dagbesteding (opleiding) als een beschermende factor en acht het van groot belang voor een jongvolwassene in ontwikkeling om deze te behouden. Om meer zicht te krijgen op verdachte en de mogelijke risicofactoren kan reclasseringstoezicht van meerwaarde zijn.
De reclassering kan met de beschikbare informatie niet adviseren of toepassing van het jeugdstrafrecht wenselijk is. Voor wat betreft handelingsvaardigheden ziet de reclassering op basis van de huidige informatie geen indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen. Anderzijds maakt verdachte actief deel uit van een gezinsleven en is hij schoolgaand, waarbij continuering wenselijk wordt geacht. Dit geeft indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering acht in elk geval inzet vanuit de volwassenreclassering passend voor verdachte.
Adolescentenstrafrecht
De reclassering ziet zowel aanwijzingen voor toepassing van het volwassenenstrafrecht als voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geen grond om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal daarom, in lijn met het uitgangspunt, het volwassenenstrafrecht toepassen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De proceshouding van verdachte spreekt niet in zijn voordeel. Hij is nog erg jong en geeft vrijwel geen openheid van zaken. Er is duidelijk sprake van eigenrichting. Verdachte neemt het recht in eigen hand en denkt zelf zaken wel op te lossen, zonder hulp van de politie. Dit maakt ook dat de rechtbank een deels voorwaardelijke straf met toezicht van de reclassering niet passend vindt. Alles afwegende en acht slaande op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelde

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De vordering heeft betrekking op het onder feit 2 primair ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr .

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder
2 primairten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
1, 2 subsidiair en 3ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2, subsidiair
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder
1, 2 subsidiair en 3bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2 primair) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. V.P.K van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
Buiten staat
Mr. Van Rosmalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met onderzoeksnaam en nummer ANDESVOS / ON1R023002. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen “camerabeelden overval horecazaak” van 19 januari 2023, p. 7-8.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
4.Het proces-verbaal van bevindingen “vervolg op proces verbaal 17” van 3 februari 2023, p. 30.
5.Het proces-verbaal van bevindingen “vervolg op proces verbaal 17”, van 3 februari 2023, p. 30.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2023, p. 57.
7.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 11 januari 2023, p. 60.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2023, p. 67.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
10.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 102; het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 11 januari 2023, p. 60.
11.Het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in Zwolle op 11 januari 2023, p. 3-4.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2023, p. 157-158; printscreens van camerabeelden, p. 160 e.v; het proces-verbaal van herkenning verdachten en handelingen op camerabeelden, p. 173 e.v. en 221 e.v.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 januari 2023, p. 126.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 januari 2023, p. 138.