ECLI:NL:RBOVE:2023:1471

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
08/184495-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor ontucht met een slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 juli 2022 in Zwolle, waarbij het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door alcoholgebruik. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar ontkende dat deze onder dwang waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer niet in staat was om weerstand te bieden en dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het delict op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het ontbreken van een strafblad voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.307,40 aan schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/184495-22 (P)
Datum vonnis: 26 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Jager en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.J.M. Pinners, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair:op 3 juli 2022 [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verkracht;
subsidiair:zich op 3 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl zij in een staat van bewusteloosheid/verminderd bewustzijn/lichamelijke onmacht verkeerde.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Zwolledoor geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkheid,[slachtoffer]heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uitof mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer] ,te weten- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of- het likken van de tepels en/of de borsten van die [slachtoffer] en/of- het brengen van zijn vingers in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of- het brengen van zijn penis tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris, althanstegen de schaamlippen van die [slachtoffer] ,waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreigingmet geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaandat verdachte- een of meerdere kledingstukken van die [slachtoffer] uit heeft getrokken en/of- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en/of- die [slachtoffer] op het bed heeft gedrukt/gehouden, toen die [slachtoffer] op wilde staanen/of- (een of meerdere keren) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbalesignalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of- (hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht tegen opzichte van die[slachtoffer] en/of het feit dat die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid,verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, aangezien die [slachtoffer]dronken was en/of (een of meerdere keren) in slaap viel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Zwollemet [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat vanbewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,te weten- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of- het likken van de tepels en/of de borsten van die [slachtoffer] en/of- het brengen van zijn vingers in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of- het brengen van zijn penis tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris, althanstegen de schaamlippen van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, omdat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar vindt, deze voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en verdachte wisselend verklaart over de gebeurtenissen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Er is sprake geweest van seks tussen verdachte en [slachtoffer] op vrijwillige basis, waarbij [slachtoffer] wakker was. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en [slachtoffer] hebben op 2 juli 2022 met elkaar afgesproken in Zwolle. Beiden hadden een vriendschappelijke intentie bij de afspraak. [1] Zij hebben overdag met elkaar allerlei activiteiten ondernomen, waarbij zij gedurende de dag ook veel alcohol hebben gedronken. [2] In de avond zijn ze samen met een vriend van verdachte, [naam 1] (hierna: [naam 1] ), naar de woning van een tweede vriend van verdachte, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), gegaan. In die woning hebben ze ook nog alcohol gedronken. [3] Verdachte kon zien dat [slachtoffer] dronken was. [4] Ze praatte anders. [5] [naam 2] dacht dat [slachtoffer] dronken was omdat zij lachte zonder reden, opstond en viel en wankel liep. [6] [slachtoffer] gaf hierna aan dat zij erg moe was en vroeg of ze ergens kon slapen. [7] Verdachte is toen met haar naar de slaapkamer in de woning gegaan, waar ze samen op het bed zijn gaan liggen. [8] Daar heeft verdachte [slachtoffer] gezoend en de ten laste gelegde seksuele handelingen, met uitzondering van tongzoenen, bij [slachtoffer] verricht, terwijl hij zichzelf bevredigde. [9] [slachtoffer] heeft verdachte niet (terug)gezoend en ook geen seksuele handelingen bij hem verricht. [10] Nadat verdachte was klaargekomen en hij de seksuele handelingen had beëindigd, is [slachtoffer] in paniek geraakt. Ze kwam huilend de slaapkamer uit en ze heeft tegen [naam 1] en [naam 2] gezegd dat ze pijn had, waarbij ze wees naar haar vagina. [11] Ze heeft toen huilend en in paniek een vriend gebeld en is de woning uitgerend. Het was toen omstreeks 00:25 uur ‘s nachts. [12] Verdachte is haar achterna gegaan. [13] Buiten is [slachtoffer] bij twee onbekende jongens op een scooter gestapt en heeft hen gevraagd weg te rijden van verdachte, de jongen die haar pijn heeft gedaan. [14] Iets verderop is ze bij onbekenden in huis opgevangen. Steeds moest [slachtoffer] hard huilen en was zij overstuur, ook toen de politie ter plaatse kwam. [15]
Uit urineonderzoek blijkt dat [slachtoffer] die avond onder invloed was van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. In de urine die om 5.00 uur bij haar is afgenomen zat een concentratie alcohol van 1,4 milligram per liter urine. [16] Omgerekend komt dit erop neer dat vijf uur eerder, ongeveer om 00:00 uur ’s nachts, het alcoholgehalte in haar
bloedwaarschijnlijk tussen de 1,4 en 2,4 milligram per milliliter is geweest. De effecten van een dergelijk promillage bij een gematigde alcoholgebruiker kunnen variëren van (onder meer) coördinatiestoornissen en gedragsveranderingen, duidelijke dronkenschap en significante verslechtering van lichaamsfuncties tot onsamenhangende spraak, slechte spiercontrole en ernstige verstoringen van waarneming en beoordelingsvermogen. [17]
Juridisch oordeel
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] heeft gezoend en bij [slachtoffer] de seksuele handelingen heeft verricht die ten laste zijn gelegd. Verdachte heeft dit ook bij de politie en grotendeels ter terechtzitting bekend. De rechtbank houdt verdachte aan zijn bekennende verklaring bij de politie, waar deze ziet op het brengen van zijn penis tussen de schaamlippen en bij de clitoris van [slachtoffer] , nu hij deze verklaring kort na het gebeurde heeft afgelegd en daarom als meest betrouwbaar moet worden beschouwd.
De verklaring van verdachte en die van [slachtoffer] staan haaks op elkaar als het gaat om de vrijwilligheid van de seks. [slachtoffer] zegt dat verdachte haar heeft gedwongen en verdachte zegt dat [slachtoffer] de seks wilde.
In zedenzaken komt het vaak voor dat de verklaring van het slachtoffer tegenover de verklaring van de verdachte staat die de beschuldiging ontkent. Ook in deze zaak is dat het geval. De strafwet verlangt in zo’n situatie dat er ook ander steunbewijs voorhanden is waarmee het misdrijf kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het onder het primaire feit ten laste gelegde bestanddeel ‘dwang’, nu die ‘dwang’ enkel uit de aangifte van [slachtoffer] kan worden opgemaakt en haar verklaring op dat punt niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde verkrachting.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. [slachtoffer] was onder invloed van een dusdanig grote hoeveelheid alcohol, dat van haar niet in redelijkheid kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan verdachte, van wie het initiatief uitging. Verdachte wist ook dat [slachtoffer] onder invloed was. Verdachte en [slachtoffer] hadden die dag samen veel alcohol gedronken en verdachte heeft gezien dat [slachtoffer] dronken was. Daar komt bij dat [slachtoffer] had aangegeven dat zij erg moe was en op bed wilde liggen om te slapen. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat [slachtoffer] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] op enige wijze heeft ingestemd met de seksuele handelingen die verdachte heeft verricht en ook niet dat zij een vooropgezet plan had om verdachte te verleiden om seks met hem te hebben. Overigens zou instemming van [slachtoffer] ook niet aan een bewezenverklaring in de weg staan, gelet op de achtergrond van de wetsbepaling.
De rechtbank acht dan ook het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 3 juli 2022 te Zwollemet [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde,handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,te weten- het zoenen van die [slachtoffer] en;- het likken van de tepels van die [slachtoffer] en;- het brengen van zijn vingers in de vagina en de anus van die [slachtoffer] en;- het brengen van zijn penis tussen de schaamlippen en tegen de clitoris van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
met iemand van wie hij weet dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Verdachte heeft hierdoor misbruik gemaakt van de omstandigheid dat [slachtoffer] niet in staat was haar wil te bepalen omtrent de seksuele handelingen en zag in deze situatie kennelijk een kans om zijn eigen seksuele behoeften te bevredigen. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke, psychische en seksuele integriteit van [slachtoffer] . De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] komt duidelijk naar voren dat het gebeurde grote impact op [slachtoffer] heeft gehad.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het door de reclassering over verdachte opgemaakte rapport van 3 maart 2023. De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor reclasseringsinterventies. Verdachte bekent weliswaar het seksuele contact, maar ontkent het overschrijdende, strafbare karakter daarvan, omdat hij vindt dat [slachtoffer] wel bij bewustzijn was en de seksuele handelingen had kunnen weigeren.
Voorts adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen. Na een beoordeling middels het ASR-wegingskader ziet de reclassering geen aanwijzingen voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Met de beschikbare informatie kan de reclassering niet adviseren of een interventie dan wel toezicht nodig is. Betrokkene heeft zijn leven redelijk op orde en kan bovendien begeleiding ontvangen vanuit een externe organisatie. Op praktisch vlak zijn dan ook geen interventies geïndiceerd. Ten aanzien van het tenlastegelegde ontkent verdachte de strafbaarheid, zodat de reclassering ook geen indicaties ziet voor bijvoorbeeld een behandeling.
Tot slot stelt de reclassering dat verdachte in staat wordt geacht een werkstraf uit te voeren.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken en rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het niet passend is om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, die langer duurt dan de inverzekeringstelling die hij na aanhouding voor onderhavig feit is ondergaan. In verband met de ernst van het feit ziet de rechtbank aanleiding daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Concluderend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 240 uren die, wanneer die niet naar behoren wordt verricht, wordt vervangen door 120 dagen hechtenis.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 40.594,33 (zegge: veertigduizend vijfhonderdvierennegentig euro en drieëndertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten à € 807,40;
- studievertraging à € 22.725,--;
- reiskosten à € 261,36;
- mantelzorg à € 3.204,--;
- verlies verdienvermogen à € 1.096,57.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 12.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. De raadsvrouw acht de gehele vordering onvoldoende onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De schadepost
“medische kosten”is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 807,40, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De schadeposten
“studievertraging””en
“verlies verdienvermogen”zijn onvoldoende komen vast te staan, omdat het rechtstreekse verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit onvoldoende is onderbouwd. Voor de schadepost
“mantelzorg”geldt dat dit geen schade is die de benadeelde zelf heeft geleden. Van de schadepost “
reiskosten”is het onduidelijk of dit schade betreft die de benadeelde zelf heeft geleden en in zoverre is ook deze post onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om voornoemde schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Een vergoeding voor immateriële schade kan slechts worden toegekend in één van de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde gevallen, te weten: indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in de eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De vraag die in dit geval voorligt, is of de benadeelde partij
“op andere wijze”in haar persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het feit en de nadelige gevolgen zoals door de benadeelde partij zijn onderbouwd, voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij
“op andere wijze in haar persoon is aangetast”.
De door de advocaat van de benadeelde partij aangehaalde uitspraken ter onderbouwing van de hoogte van het immateriële schadebedrag wijken naar het oordeel van de rechtbank te veel af van de gebeurtenissen in onderhavige zaak. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de immateriële schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.500,-- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schadevergoeding tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij in totaal toe tot een bedrag van
€ 2.307,40, bestaande uit een vergoeding voor de medische kosten en de geleden immateriële schade. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder
primairten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
subsidiairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair
het misdrijf:
met iemand van wie hij weet dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder
subsidiairbewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
93 (zegge: drieënnegentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 2.307,40 (zegge: tweeduizend driehonderdzeven euro en veertig cent), bestaande uit medische kosten en immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.307,40 (zegge: tweeduizend driehonderdzeven euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.307,40 (zegge: tweeduizend driehonderdzeven euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
33 (drieëndertig)dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mr. J.T. Pouw en
mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
Buiten staat
Mr. Van Rosmalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
4.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
5.De verklaring van verdachte, p. 100.
6.De verklaring van getuige [naam 2] , p. 73.
7.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 juli 2022, p. 103-111.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023; het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 juli 2022, p. 109.
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 5 juli 2022, p. 70-76; het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 5 juli 2022, p. 79-82.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige J. Kappen van 4 juli 2022, p. 66.
13.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022; het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 juli 2022, p. 103-111; Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2023.
14.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 4 juli 2022, p. 16-24; het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 3 juli 2022, p. 6-9.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 3 juli 2022, p. 6-9.
16.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon van verbalisant [verbalisant 2] van 18 juli 2022, p. 30-33.
17.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) Aanvullende vragen naar aanleiding van toxicologisch onderzoek, p. 3-5.