ECLI:NL:RBOVE:2023:146

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
10137585 \ EJ VERZ 22-313
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een schuttingdeur op een pad met erfdienstbaarheid

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 januari 2023, gaat het om een geschil tussen twee buren, [eiser] en [gedaagde], over de verwijdering van een schuttingdeur die op een pad staat dat met een erfdienstbaarheid is bezwaard. [eiser] woont sinds 2019 aan [adres 1] en [gedaagde] sinds 2000 aan [adres 2]. Het pad, dat voor de helft eigendom is van [eiser], biedt [gedaagde] toegang tot de achterzijde van zijn perceel. De schuttingdeur, die door [gedaagde] in 2008 is vervangen, staat op het deel van het pad dat eigendom is van [eiser].

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] de schuttingdeur mag verwijderen, omdat hij de eigenaar is van de grond waarop de deur staat. De wet stelt dat de eigenaar van de grond ook eigenaar wordt van alles wat duurzaam met die grond is verenigd. De schuttingdeur is bevestigd aan een kozijn dat aan de grond van [eiser] is verbonden, waardoor [eiser] het recht heeft om de deur te verwijderen. De kantonrechter benadrukt dat het feit dat de schuttingdeur er al 22 jaar staat, niet relevant is voor het eigendomsrecht van [eiser].

Daarnaast heeft de kantonrechter overwogen dat [gedaagde] de schuttingdeur op zijn eigen grond of op de erfgrens mag plaatsen, maar dat hij de deur moet teruggeven aan [eiser] om te voorkomen dat [eiser] onterecht verrijkt wordt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de kantonrechter is dat [eiser] gerechtigd is om de schuttingdeur te verwijderen, maar dat hij deze aan [gedaagde] moet teruggeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10137585 \ EJ VERZ 22-313
Vonnis van 13 januari 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna in enkelvoud te noemen: [eiser] ,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
hierna in enkelvoud te noemen: [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Partijen hebben hun geschil door middel van een aanmeldformulier aangemeld bij de Overijsselse Overlegrechter. Dit is een vorm van rechtspraak als bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
Het geschil is op 14 december 2022 door de kantonrechter behandeld. De kantonrechter is daarbij aan [straatnaam] in [plaats] ter plaatse geweest voor een bezichtiging van de situatie. Daarna is de zaak verder behandeld op de rechtbank in Enschede. Daarbij waren [eiser] en [gedaagde] aanwezig.
1.3.
Partijen zijn niet onderling tot afspraken gekomen om het geschil op te lossen. Daarom hebben zij de kantonrechter gevraagd om vonnis te wijzen.

2.Waarover gaat deze zaak?

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn naaste buren. [eiser] woont sinds 2019 aan [adres 1] en [gedaagde] woont sinds 2000 aan [adres 2].
2.2.
Langs de woning van [eiser] loopt een pad (dat voor de helft van [eiser] is en voor de helft van de eigenaar van [adres 3]) naar de achterzijde van de percelen. Achteraan de percelen loopt het pad uit op een T-splitsing, rechtsaf naar het perceel van de buren van [adres 3] en linksaf over het erf van [eiser] naar de achterzijde van het perceel van [gedaagde] . Op het deel van het pad dat eigendom is van [eiser] , is een erfdienstbaarheid (recht van voetpad) ten behoeve van het perceel van [gedaagde] gevestigd, zodat [gedaagde] over dit pad de achterzijde van zijn perceel kan bereiken.
2.3.
Er staat een schuttingdeur op het deel van het pad van [eiser] dat met de erfdienstbaarheid is bezwaard. [gedaagde] heeft de sleutel van deze schuttingdeur.
Wat wil [eiser] ?
2.4.
[eiser] wil dat [gedaagde] de schuttingdeur verwijdert. De schuttingdeur staat op zijn erf en hij wil bij de schutting aan de achterzijde van zijn erf kunnen komen om onderhoud te kunnen verrichten, zonder daarvoor afhankelijk te zijn van de medewerking van [gedaagde] .
Wat wil [gedaagde] ?
2.5.
[gedaagde] voert aan dat er al een schuttingdeur stond toen hij er – 22 jaar geleden – kwam wonen. Hij heeft deze in 2008, in verband met de ouderdom, vervangen door een nieuwe schuttingdeur. [gedaagde] wil dan ook dat de schuttingdeur blijft staan. Het waarborgt de privacy en voorkomt dat onbevoegden via het pad de achterzijde van het perceel van [gedaagde] kunnen betreden.

3.De beoordeling

Wat vindt de kantonrechter van de zaak?
3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de schuttingdeur weg mag halen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
3.2.
Tussen partijen is niet exact duidelijk waar de juridische erfgrens tussen de percelen van [eiser] en [gedaagde] ligt. Partijen zijn het er echter wel over eens dat de schuttingdeur op het perceel van [eiser] staat. Dat betekent dat [eiser] eigenaar is van de schuttingdeur. In de wet staat namelijk dat de eigenaar van de grond ook eigenaar wordt van alles dat duurzaam met die grond is verenigd. [1] De schuttingdeur hangt in dit geval in een kozijn dat aan de ene kant is bevestigd aan een gemetselde zuil en aan de andere kant aan een betonnen paal, die beide duurzaam met de grond van [eiser] zijn verenigd.
3.3.
Het feit dat [eiser] eigenaar is van de grond en van de schuttingdeur, betekent dat hij het recht heeft om daarover vrij te beschikken. Een eigendomsrecht is namelijk het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan hebben. [eiser] mag de schuttingdeur dan ook verwijderen of laten weghalen. [eiser] wordt daarbij niet gehinderd door het bestaande recht van erfdienstbaarheid, want dat recht van erfdienstbaarheid verschaft aan [gedaagde] alleen het recht om via dit pad te voet naar de achterzijde van zijn eigen perceel te lopen.
3.4.
Dat de schuttingdeur er al 22 jaar staat, betekent niet dat de schuttingdeur moet blijven staan. Het feit dat de schuttingdeur er al zo lang staat, zou enkel verschil kunnen maken, indien [gedaagde] de grond eronder en erachter al zo lang in bezit zou hebben genomen, dat hij inmiddels door verjaring eigenaar zou kunnen geworden. Maar [gedaagde] betoogt niet dat hij door langdurig bezit eigenaar is geworden van de grond onder en achter de schuttingdeur, waar het voetpad naar zijn perceel loopt en waar de erfdienstbaarheid op rust. Er is geen sprake van inbezitneming van het afgesloten stuk voetpad door [gedaagde] . [gedaagde] erkent immers dat hij het voetpad gebruikt op grond van de erfdienstbaarheid die op het pad rust en dat die grond in eigendom aan [eiser] toebehoort. Zoals hiervoor onder 3.3. al overwogen, betekent dat, dat de met de grond van [eiser] verbonden deur ook van [eiser] is. [eiser] mag daar dus mee doen wat hij wil.
3.5.
Overigens mag [gedaagde] het deel van het pad dat eigendom is van [eiser] ook niet op een andere wijze afsluiten. Het gebruikmaken van een recht van overpad moet plaatsvinden op de minst bezwarende wijze. Dat betekent dat [gedaagde] het pad niet mag afsluiten op het deel van het pad dat van [eiser] is. Alleen op zijn eigen erf (of op de erfgrens) mag [gedaagde] een schuttingdeur plaatsen. Als hij de schuttingdeur op de erfgrens plaatst, wordt de schuttingdeur mandelig (dat betekent: gemeenschappelijk eigendom van [gedaagde] en [eiser] ). Het is echter maar zeer de vraag of dat laatste verstandig is, omdat [eiser] en [gedaagde] dan gezamenlijk eigenaar worden van de schuttingdeur en zij zich als mede-eigenaren jegens elkaar overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid zullen moeten gedragen. De kantonrechter heeft de indruk gekregen dat de relatie tussen deze buren daar niet goed genoeg voor is.
3.6.
Hoewel partijen hierover tijdens de mondelinge behandeling niet hebben gediscussieerd, overweegt de kantonrechter dat [eiser] de schuttingdeur in beginsel wel aan [gedaagde] zal moeten teruggeven. [eiser] wordt anders zonder rechtvaardiging verrijkt. Zijn vermogen wordt immers vermeerderd met de (waarde van de) schuttingdeur. [gedaagde] zou daardoor juist worden verarmd. Hij heeft de schuttingdeur in 2008 immers op zijn kosten vervangen. De eerdergenoemde regel, die bepaalt wie eigenaar van de schuttingdeur is, rechtvaardigt niet dat [eiser] door de eigendomsverkrijging van de schuttingdeur wordt verrijkt. Daarom moet [eiser] de schuttingdeur bij wijze van schadevergoeding aan [gedaagde] teruggeven. Maar [gedaagde] doet er dan wel verstandig aan om zijn medewerking te verlenen aan de verwijdering van de deur (bijvoorbeeld door de sleutel ter beschikking te stellen), of de verwijdering van de deur zelfs helemaal zelf ter hand te nemen. Anders moet [eiser] de deur misschien beschadigen om deze te kunnen verwijderen. Enig overleg hierover tussen [gedaagde] en [eiser] lijkt in ieder geval niet overbodig.
Conclusie
3.7.
[eiser] mag de schuttingdeur verwijderen. Hij moet de schuttingdeur wel aan [gedaagde] teruggeven. [gedaagde] mag de schuttingdeur op zijn eigen grond of op de erfgrens plaatsen.
De proceskosten
3.8.
Partijen hebben gekozen voor een procedure bij de Overijsselse Overlegrechter. Uitgangspunt hierbij is dat de proceskosten worden gecompenseerd, inhoudende dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter ziet in deze procedure geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
bepaalt dat [eiser] gerechtigd is om de schuttingdeur te verwijderen;
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023. (SB)

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 20 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.