ECLI:NL:RBOVE:2023:1456

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
9572828 \ CV EXPL 21-5003
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over geluids- en stankoverlast door huisdieren

In deze zaak heeft de Stichting Woonbedrijf Ieder1 een vordering ingesteld tegen de huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], vanwege klachten van buurtbewoners over geluids- en stankoverlast veroorzaakt door hun honden. De eisende partij vordert dat de rechter gedragsregels oplegt aan de gedaagden om de overlast te verminderen, waaronder het niet alleen thuis laten van de honden en het opruimen van hondenpoep en -urine binnen een bepaalde tijd. De gedaagden betwisten de overlast en stellen dat de vorderingen afgewezen moeten worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de honden daadwerkelijk overlast veroorzaken en heeft een deel van de vorderingen van Ieder1 toegewezen. De gedaagden zijn veroordeeld om overlast door huisdieren zoveel mogelijk tegen te gaan en om na het overlijden van een hond niet meer dan één hond tegelijk te houden. Ook zijn zij verplicht om hondenuitwerpselen en urine binnen een kwartier op te ruimen, op straffe van een dwangsom. De vordering om de honden niet alleen te laten is afgewezen, omdat de gedaagden al verplicht zijn om overlast te voorkomen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Ieder1 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9572828 \ CV EXPL 21-5003
Vonnis van 11 april 2023
in de zaak van
STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1,
gevestigd te Deventer,
eisende partij,
hierna te noemen: Ieder1,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen,
(toevoeging [nummer] ).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal mondelinge uitspraak van 17 mei 2022,
- de akte overlegging productie van Ieder1 van 31 mei 2022,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 augustus 2022 aan de zijde van Ieder1,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 december 2022 aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
- de conclusie na enquête en contra-enquête, tevens antwoord in relatie tot akte 31 mei 2022, tevens overlegging producties van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van 28 februari 2023,
- de conclusie na enquête en contra-enquête, tevens akte wijziging van eis van Ieder1 van
28 februari 2023,
- de antwoordakte eiswijziging van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van 28 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Ieder1 verhuurt een woning aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Buurtbewoners hebben bij Ieder1 geklaagd dat de twee honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geluids- en stankoverlast veroorzaken. Ieder1 vordert daarom – na eiswijziging – dat de rechter [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verschillende gedragsregels oplegt om deze overlast tegen te gaan, waaronder dat zij hun honden niet alleen thuis laten en hun honden minstens vier keer per dag uitlaten. Ook vordert Ieder1 dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de hondenpoep- en urine in hun tuin of op de stoep binnen een kwartier opruimen en dat zij een dwangsom moeten betalen als zij dat niet doen. Als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het maximum van de dwangsom hebben bereikt, wil Ieder1 dat zij de huurwoning ontruimen. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is er geen sprake van overlast en moeten de vorderingen van Ieder1 worden afgewezen.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering voor een deel toe. Zij is van oordeel dat vast staat dat de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geluids- en stankoverlast veroorzaken. Dat een deel van de vordering wordt afgewezen, komt doordat een grondslag daarvoor ontbreekt.

3.De procedure tot nu toe

3.1.
Ieder1 verhuurt sinds 13 december 2013 de woning aan [het adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van juni 2006 van toepassing. Daarin staat onder andere de volgende bepaling:
“(…)7.3
Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden, zoals het een goed huurder betaamt. Hieronder wordt in elk geval verstaan dat huurder:
a.
aan omwonenden geen overlast of hinder veroorzaakt; Dit geldt ook voor huisgenoten, huisdieren of derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Onder overlast wordt ondermeer verstaan: iedere vorm van overlast, zoals geluidsoverlast, overlast als gevolg van bijvoorbeeld alcoholgebruik, drugsgebruik, drugshandel, prostitutie, in of nabij het gehuurde, (huis)dieren die overlast veroorzaken. (…)”
3.2.
Vanaf 2020 hebben drie omwonenden geklaagd over overlast van de witte herdershonden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De schriftelijke klachten hebben onder meer betrekking op het vele en aanhoudende blaffen van de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Dit zou geluidsoverlast opleveren. De heer [A] , voormalig bewoner van de woning aan [het adres] , heeft meerdere verklaringen afgelegd en geluidsfragmenten gemaakt. Ook klagen omwonenden dat de honden poepen en plassen in de achtertuin en op de stoep, waardoor stankoverlast ontstaat.
3.3.
Ieder1 heeft daarom in eerste instantie gevorderd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun honden verwijderen en verwijderd houden en ook geen andere (overlastgevende) huisdieren in de woning mogen houden, op straffe van een dwangsom.
3.4.
De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling van 17 mei 2022 geoordeeld dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de stellingen van Ieder1 voldoende hebben betwist. Gezien haar bewijsaanbod, is Ieder1 opgedragen te bewijzen dat de twee honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (1) geluidsoverlast veroorzaken doordat zij vaak en lang blaffen en (2) stankoverlast veroorzaken doordat zij in de achtertuin en op de stoep poepen en plassen.

4.Het geschil

4.1.
Ieder1 vordert, na eiswijziging van 28 februari 2023, dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld om:
  • overlast door huisdieren vanuit het gehuurde zoveel mogelijk tegen te gaan,
  • hondengeblaf vanuit het gehuurde zoveel mogelijk tegen te gaan door geen honden alleen te laten in het gehuurde,
  • na het overlijden of het definitieve vertrek van één van de honden uit de huurwoning, daar niet meer dan één hond tegelijk te houden,
  • voor zover zij in het gehuurde een hond of honden houden, elke hond of honden tenminste vier keer per dag uit te (doen) laten door ze uit het gehuurde te (doen) leiden om de honden dan hun behoefte te kunnen laten doen,
  • voor zover de hond of honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun behoefte doen in de tuin of op de stoep bij het gehuurde, de hondenurine binnen een kwartier met water weg te spoelen en de hondenuitwerpselen binnen een kwartier op te ruimen en in een afvalcontainer te deponeren op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per gebeurtenis, met een maximum van € 5.000,00, waarvoor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld,
  • het gehuurde te ontruimen na ommekomst van het bereiken van het maximum aan verbeurde dwangsommen als bedoeld onder (5).
  • de proceskosten en de nakosten hoofdelijk te betalen.
4.2.
Ieder1 stelt dat de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geluids- en stankoverlast veroorzaken. Dit is in strijd met artikel 7.3 van de algemene voorwaarden en dat maakt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tekortkomen in de nakoming van de overeenkomst. Ieder1 stelt dat zij op 18 januari 2023 een buurtonderzoek heeft gehouden. Daaruit is, zo schrijft zij, naar voren gekomen dat het hondengeblaf volgens omwonenden nu meevalt, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vaker thuis zijn en de honden dus minder vaak alleen gelaten worden. Wel is volgens Ieder1 erover geklaagd dat de stankoverlast blijft bestaan, omdat de hondenpoep niet meteen wordt opgeruimd en de urine niet meteen wordt weggespoeld. Verder heeft Ieder1 aangegeven dat zij uitgaat van de toezegging van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat zij, als één van de honden overlijdt of vertrekt, geen tweede hond in huis zullen nemen. Dit heeft Ieder1 doen besluiten om de oorspronkelijk gevorderde gedragsaanwijzing aan te scherpen en te beperken door middel van een eiswijziging.
4.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat de vorderingen van Ieder1 moeten worden afgewezen, omdat een grondslag daarvoor ontbreekt. Daarnaast betwisten zij de door Ieder1 gestelde geluids- en stankoverlast.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De eiswijziging
5.1.
De eerste vraag die de kantonrechter zal beantwoorden is of de eiswijziging van Ieder1 toelaatbaar is. Zij stelt in dat verband vast dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op de eiswijzing en daarvan gebruik hebben gemaakt. Hoewel dat in hun reactie niet met zoveel woorden wordt gezegd, lijken [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bezwaar te maken tegen de eiswijziging van Ieder1. Voor zover dat het geval is, overweegt de kantonrechter het volgende.
5.2.
Artikel 129 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eiser te allen tijde zijn eis kan verminderen. Op grond van artikel 130 Rv is een eiser, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte, te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde partij is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eiswijziging van Ieder1 voor het grootste deel een (toelaatbare) eisvermindering inhoudt. Er werd namelijk eerst gevorderd dat de honden uit de woning verwijderd moesten worden. Nu mogen de honden in de woning blijven, maar worden verschillende gedragsregels gevorderd om de overlast zoveel mogelijk tegen te gaan. De daaraan gekoppelde ontruiming (bij het bereiken van een maximum aan verbeurde dwangsommen), zoals onder 6 is gevorderd, is nieuw en moet naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als een eisvermeerdering. Dat brengt mee dat beoordeeld moet worden of deze eisvermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval, omdat de vordering tot ontruiming in een te ver verwijderd verband van de oorspronkelijke vordering staat. Wat ook meeweegt is dat Ieder1 geen grondslag voor de ontruiming heeft aangevoerd. Deze eiswijziging zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
De bewijsopdracht
5.4.
De kantonrechter zal zich vervolgens buigen over de vraag of Ieder1 is geslaagd in haar bewijsopdracht, die inhoudt dat de twee honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (1) geluidsoverlast veroorzaken doordat zij vaak en lang blaffen en (2) stankoverlast veroorzaken doordat zij in de achtertuin en op de stoep poepen en plassen. Ieder1 stelt dat zij in haar bewijsopdracht is geslaagd, maar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat. De kantonrechter overweegt in dit verband het volgende.
5.5.
Op 30 mei 2022 heeft Ieder1 een rapport geluidonderzoek duurmeting ingebracht, dat is opgesteld door het bedrijf [X] . Uit dat rapport volgt dat in de periode van 19 mei 2022 tot en met 23 mei 2022 een microfoon is opgesteld in de woning van [A] . Als [A] geluidsoverlast van de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervaarde, kon hij de installatie inschakelen. Dat heeft hij zeventien keer gedaan. Bij het analyseren van deze fragmenten bleek de geluidsnorm van veertig decibel A veertien keer te zijn overschreden.
5.6.
Op 22 augustus 2022 hebben aan de zijde van Ieder1 getuigenverhoren plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord twee buren ( [A] en mevrouw [B] ), de wijkagent en een woonconsulent van [E] Wonen. Met uitzondering van de wijkagent, verklaren al deze personen dat sprake is (geweest) van geluids- en stankoverlast. Uit de verklaringen van de buren volgt dat de geluidsoverlast met name aan de orde is als de honden alleen thuis zijn. [A] heeft verklaard dat hij de honden vaak hoort blaffen als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet thuis zijn en dan een paar minuten lang om de 10 of 15 minuten. Hij heeft daar meerdere geluidsopnames van gemaakt. [B] heeft verklaard dat de honden soms uren achter elkaar aan het janken en blaffen zijn wanneer ze alleen zijn.
Ook verklaren de getuigen dat de stankoverlast wordt veroorzaakt doordat de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun behoefte in de tuin of op de stoep doen. [A] heeft verder aangegeven dat hij, vanwege de stress die hij door de overlast ervaart, heeft besloten te verhuizen.
5.7.
Op 19 december 2022 zijn er getuigen gehoord aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Daarbij zijn gehoord [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , een ambulante begeleider van stichting [C] Zorg en een huishoudelijk hulp van [D] . Zij benoemen allemaal dat de honden blaffen als er wordt aangebeld, en volgens [gedaagde sub 2] ook wel eens tijdens het spelen, maar dat het daarbij blijft. Als de honden in de tuin poepen of plassen, wat in de zomer wel eens gebeurt, wordt dat volgens de getuigen meteen opgeruimd.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is Ieder1 erin geslaagd te bewijzen dat de twee honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geluidsoverlast veroorzaken doordat zij vaak en lang blaffen. Dat leidt de kantonrechter af uit het rapport dat [X] heeft opgesteld en uit de verklaringen van de getuigen [A] en [B] . Bij de geluidsmeting vanuit de woning van [A] is de grenswaarde van veertig decibel A veertien keer overschreden. Het hondengeblaf hield volgens het rapport steeds vijftig tot zeventig seconden aan. De hoogste overschrijding was 15,7 decibel A ten opzichte van de gestelde norm. Daarbij is van belang dat bij het stellen van de norm rekening is gehouden met ontbrekende correcties, zoals nagalmen en achtergrondniveaus, waardoor de toetsingsnorm is verhoogd met vijf decibel A. De opvatting van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat de overschrijding in sommige gevallen te gering is, deelt de kantonrechter daarom niet. Verder weegt de kantonrechter mee dat de buren voornamelijk last hebben van het geblaf als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet thuis zijn en dat de honden dan gedurende langere tijd blaffen. Alle getuigenverklaringen die aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn afgelegd, zien op de situatie dat er wél iemand aanwezig is in de woning. De getuigenverklaringen aan de zijde van Ieder1 en aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] sluiten elkaar in zoverre dus niet uit. Bovendien ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de geluidsopnames van [A] . De enkele stelling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat het niet hun honden zouden zijn, is daarvoor onvoldoende, gelet op het ondersteunende bewijs van onder meer het rapport.
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Ieder1 ook met succes heeft bewezen dat de twee honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stankoverlast veroorzaken doordat zij in de achtertuin en op de stoep poepen en plassen. Dat volgt in de opvatting van de kantonrechter uit de getuigenverklaringen aan de zijde van Ieder1. Zo verklaart [A] dat de stoep aan de achterzijde vol met hondenpoep ligt en stinkt naar urine. Hij en de andere buurtbewoner merken verder allebei op dat als de deur van de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opengaat, zich een onaangename geur verspreidt. Dit onderdeel vindt steun in de verklaring van de woonconsulent van [E] Wonen. De oorzaak van de stankoverlast is volgens deze getuigen dat de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun behoefte in de tuin en op de stoep doen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben erkend dat dit het geval is, maar zij voeren aan dat zij de uitwerpselen meteen opruimen en de tegels regelmatig schoonmaken. Wel valt uit hun verklaringen op te maken dat de achterdeur in de zomermaanden continu openstaat en dat de honden zelfstandig naar buiten kunnen lopen. [gedaagde sub 1] verklaart daarover dat hij daar niet iedere keer achteraan gaat lopen. Die uitlating laat zich naar het oordeel van de kantonrechter moeilijk rijmen met de verklaring dat de hondenpoep en -urine meteen wordt opgeruimd. Weliswaar bevestigt de huishoudelijk hulp van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat de hondenpoep en -urine meteen wordt opgeruimd, maar zij is slechts twee uur per week in de woning aanwezig, terwijl de buren – met name in de zomerperiode – zich veel vaker in de omgeving bevinden. Datzelfde geldt voor de ambulant begeleider van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , die bovendien ook heeft verklaard dat zij pas in beeld is gekomen nadat de klachten over stankoverlast werden ingediend. De kantonrechter hecht daarom meer waarde aan de verklaringen van de buren.
De verdere beoordeling
5.10.
De kantonrechter stelt voorop dat, zoals hiervoor is overwogen, is vast komen te staan dat de twee honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geluids- en stankoverlast veroorzaken. Dat brengt mee dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in strijd handelen met artikel 7.3 van de algemene huurvoorwaarden. Daarmee is hun tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst een gegeven.
5.11.
Gelet op die achtergrond is de kantonrechter van oordeel dat de vordering dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overlast door huisdieren vanuit het gehuurde zoveel mogelijk tegen moeten gaan toewijsbaar is. De vordering dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] na het overlijden of het definitieve vertrek van één van de honden uit de huurwoning, daar niet meer dan één hond tegelijk zullen houden zal ook worden toegewezen. De kantonrechter weegt daarbij mee dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zelf te kennen hebben gegeven dat zij niet meer een tweede hond in huis zullen nemen als er een hond overlijdt of vertrekt. Daarnaast ligt het voor de hand dat het houden van één hond, in plaats van twee honden, bijdraagt aan het tegengaan van de overlast. De vordering dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de hondenpoep en -urine in de tuin en op de stoep binnen een kwartier moeten opruimen en schoonmaken zal ook worden toegewezen, omdat daar geen verweer tegen is gevoerd. Voor het geval [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daar niet (op tijd) aan voldoen, zal de kantonrechter een dwangsom van € 250,00 opleggen, met een maximum van
€ 5.000,00.
5.12.
De kantonrechter zal de vordering dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun honden niet alleen mogen laten in het gehuurde afwijzen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden namelijk al veroordeeld om overlast door huisdieren zoveel mogelijk tegen te gaan. Er is in deze procedure gebleken dat de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geluidsoverlast veroorzaken als zij alleen thuis worden gelaten. Op basis daarvan zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dus al verplicht om de honden niet te vaak en te lang alleen thuis te laten. De vordering om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te verplichten hun honden tenminste vier keer per dag uit te (doen) laten zal ook worden afgewezen, omdat de grondslag daarvan onvoldoende is onderbouwd. De stankoverlast houdt immers geen verband met het vier keer per dag uitlaten van de honden, maar met het feit dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de hondenpoep en -urine in de tuin en op de stoep niet (op tijd) opruimen dan wel schoonmaken. Gezien het feit dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daartoe nu wel worden veroordeeld, ligt het voor de hand dat de stankoverlast zal afnemen. Overigens wijst de kantonrechter erop dat het regelmatig uitlaten van een hond wel verwacht mag worden van de eigenaar.
5.13.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] krijgen voor het grootste deel ongelijk en zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Ieder1 als volgt vastgesteld:
- dagvaarding
105,64
- griffierecht
126,00
- salaris gemachtigde
895,50
(4,5 punten × € 199,00)
- kosten getuigen
47,50
Totaal
1.174,64
5.14.
Verder worden de nakosten, begroot op € 99,50, toegewezen (dat is een half punt van het liquidatietarief).

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om overlast door huisdieren vanuit het gehuurde zoveel mogelijk tegen te gaan,
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om na het overlijden of het definitieve vertrek van één van de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uit de huurwoning, daar niet meer dan één hond tegelijk te houden,
6.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om voor zover de honden hun behoefte doen in de tuin of op de stoep bij het gehuurde, de hondenurine binnen een kwartier met water weg te spoelen en de hondenuitwerpselen binnen een kwartier op te ruimen en in een afvalcontainer te deponeren, op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom na betekening van dit vonnis van € 250,00 per gebeurtenis, met een maximum van € 5.000,00,
6.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Ieder1 tot dit vonnis vastgesteld op € 1.174,64,
6.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de nakosten en begroot deze op € 99,50,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023. (ED)