Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
dossiernummer : BM 18022
1.De procedure
2.De beoordeling
6 februari 2023 de misgelopen bijzondere bijstand heeft teruggestort.
Helaas is de bijzondere bijstand vanaf november 2021 niet aangevraagd en ook niet toegekend’. Het is opmerkelijk dat Obin vervolgens niet tot de conclusie komt de misgelopen bijzondere bijstand te vergoeden. Pas na een verzoek hiertoe op 25 januari 2023 vergoedt Obin op 6 februari 2023 de misgelopen bijzondere bijstand van € 1.101,23 over de periode van 1 november 2021 tot en met 17 oktober 2022.
22 december 2021 is aan Obin verzocht deze overboeking nader toe te lichten. Omdat een reactie van Obin uitbleef, is op 26 april en 11 november 2022 een herinnering verstuurd. Op 15 december 2022 stelt Obin dat deze overboeking te maken heeft met achterstallige bewindvoerderskosten. Vervolgens wordt op 25 januari 2023 aan Obin gevraagd op welke periode deze achterstallige kosten betrekking hebben, omdat de achterstand niet uit het dossier blijkt. Obin stelt op 6 februari 2023 dat de achterstallige kosten betrekking hebben op de maanden mei tot en met augustus 2020 (4 x € 116,26). Deze verklaring is niet te volgen, omdat rechthebbende in 2020, naast het bedrag van € 465,04, de volledige reguliere beloning heeft betaald. Ter zitting van 23 maart 2023 verklaart Obin vervolgens dat rechthebbende te weinig heeft betaald in de jaren 2009, 2010 en 2011, maar dat zij die kosten niet alsnog in rekening wil brengen en het bedrag van € 465,04 heeft teruggestort. Opmerkelijk is dat Obin pas in 2014 tot bewindvoerder is benoemd. De verklaring van Obin ter zitting valt hiermee niet te rijmen. Weliswaar heeft Obin het bedrag van € 465,04 teruggestort, maar onduidelijk is gebleven waarom Obin dit bedrag in eerste instantie in rekening heeft gebracht.
Mijns inziens zijn er in totaal 11 betalingen verricht, zie hiervoor bijgevoegde specificatie. Er zijn in totaal 10 volledige maanden aan mentorkosten betaald in 2021. Ik verzoek u vriendelijk mij verder te informeren omtrent het feit dat u stelt dat er 14 mentorbetalingen zijn gedaan’.Op 25 januari 2023 moet Obin er vervolgens op gewezen worden dat meerdere maanden mentorschapsbeloning zijn weggeschreven onder de specificatie van de bewindvoerderskosten. Pas dan, op 6 februari 2023, komt Obin tot de conclusie dat rechthebbende 2 maanden te veel mentorschapskosten heeft betaald en merkt zij op dat zij dit aan rechthebbende heeft terugbetaald. Een bewijs van deze terugstorting is echter niet overgelegd.
4.4 In het dossier BM 20844 is gebleken dat Obin over een periode van 16 juni 2020 (aanvang bewind) tot en met 31 december 2021 niet de gebruikelijke 18,5 maanden aan bewindvoerderskosten in rekening heeft gebracht, maar in totaal 27 maanden. Zo wordt in september 2021 alleen al 7 keer de maandbeloning van € 154,88 in rekening gebracht. Bij navraag hierover schrijft Obin op 5 januari 2023 dat dit komt door een fout in het systeem en dat de te veel betaalde bewindvoerderskosten van in totaal € 1.393,92 op 5 januari 2023 zijn terugbetaald aan rechthebbende.
5.2 Uit onderzoek is gebleken dat Obin in diverse dossiers verzuimd heeft werkzaamheden te verrichten ten aanzien van de schulden. Daarnaast heeft zij in een aantal gevallen wel de hogere beloning voor problematische schulden in rekening gebracht.
Wij hadden betrokkene eerder kunnen aanmelden voor schuldhulpverlening, maar in onze ogen heeft betrokkene geen financiële schade geleden door het late aanmelden bij schuldhulpverlening, gezien het feit wij geen hoog tarief innen en de eventuele bijkomende kosten worden meegenomen in een schuldhulpverleningstraject’.Zoals eerder overwogen vindt de kantonrechter deze opvatting onbegrijpelijk.
6 februari 2023 op dat er werkzaamheden zijn verricht in het jaar 2023. Bij brief van
27 februari 2023 wordt opgemerkt dat nog steeds niet duidelijk is welke werkzaamheden er zijn verricht in de periode van september 2021 tot en met 31 december 2021 en dat de door Obin genoemde werkzaamheden heel recent hebben plaatsgevonden. Obin verklaart vervolgens in haar brief van 20 maart 2023 dat er onvoldoende adequate werkzaamheden ten aanzien van de schulden zijn verricht in die periode. Obin stelt dat zij daarom het verschil tussen de hogere beloning die zij in die periode in rekening heeft gebracht en de lagere beloning aan rechthebbende heeft vergoed. Rechthebbende had geen recht op bijzondere bijstand.
6 februari 2023 reageert Obin dat dit schulden waren waarvoor geen regeling kon worden getroffen met het CJIB. Pas bij brief van 20 maart 2023 verklaart Obin dat de schuld bij [bedrijf 2] betrekking heeft op de bestuursrechtelijke premie uit het jaar 2018 en dat er in 2018 voldoende inkomsten waren om een betalingsregeling te treffen. Obin verklaart vervolgens het volgende:
‘De extra kosten betreffen € 135,15 (incassokosten) en € 28,38 (BTW), totaal € 163,53. Gelet op het feit dat deze extra kosten zijn ontstaan door nalaten OBIN , heeft OBIN deze kosten aan betrokkene vergoed. Zie bijgevoegd betaalbewijs.’Hieruit blijkt dat Obin het bedrag pas op 17 maart 2023 heeft vergoed. Ook nu is weer kenmerkend dat er wisselend wordt verklaard en dat Obin pas na meerdere schriftelijke rondes en na aandringen overgaat tot vergoeding van schade.
13 april 2022 dat er slechts één schuldeiser was en dat de schuld bij DUO van ruim € 37.000,- was kwijtgescholden. Vervolgens stond de schuld van DUO wel vermeld in de eindrekening en verantwoording. Bij navraag hierover heeft Obin op 5 januari 2023 verklaard dat de schuld bij DUO niet is kwijtgescholden.
Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. t.h.o.d.n. Obin, postadres: Postbus 340, 4100 AH Culemborg , als bewindvoerder;
- bepaalt dat geen eindrekening en -verantwoording hoeft te worden afgelegd;
- bepaalt dat geen kosten in rekening mogen worden gebracht voor het opmaken van de eindrekening;
- benoemt met ingang van 1 mei 2023
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
(civiele griffie: Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden).