ECLI:NL:RBOVE:2023:1447

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
08.049430.22, 08.035115.22 (gev.ttz) en 08.083711.21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met dodelijke afloop in Enschede

Op 21 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling en mishandeling van een medebewoner in Enschede. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met daarnaast een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De zaak betreft twee incidenten: op 13 september 2021 heeft de verdachte het slachtoffer mishandeld, en op 23 februari 2022 heeft hij het slachtoffer zwaar mishandeld, wat uiteindelijk leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, wat resulteerde in een fatale longontsteking als gevolg van de opgelopen verwondingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen gewogen en geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk geweld heeft gebruikt, ondanks zijn beroep op noodweer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de problematiek van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijk strafdeel, gezien de eerdere overtredingen van schorsingsvoorwaarden door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.049430.22, 08.035115.22 (gev.ttz) en 08.083711.21 (tul) (P)
Datum vonnis: 21 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Tromp en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een vordering aanpassing feiten in de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 27 januari 2023 (08.049430.22), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.049430.22
primair
[slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, met de dood als gevolg;
subsidiair
[slachtoffer] heeft mishandeld, met de dood als gevolg;
parketnummer 08.035115.22
[slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.049430.22
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2022 tot en met
25 februari 2022 te Enschede, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
een breuk in de schedelbasis, reikend tot aan het rechterjukbeen en/of
een breuk van de linker oogkas en/of een bloeding onder het harde hersenvlies en/of
een of meerdere breuken in de ribben en/of
een breuk in het borstbeen,
heeft toegebracht, door
- (meermaals) die [slachtoffer] met een stoel en/of een rollator, althans met een voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en/of
- (meermaals) die [slachtoffer] (met kracht) met de vuist en/of met de platte hand tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, op de arm van die [slachtoffer] te staan en/of met zijn knie op de borstkas van die [slachtoffer] te drukken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2022 tot en met
25 februari 2022 te Enschede, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- (meermaals) die [slachtoffer] met een stoel en/of een rollator, althans
met een voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en/of
- (meermaals) die [slachtoffer] (met kracht) met de vuist en/of met de platte hand tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, op de arm van die [slachtoffer] te staan en/of met zijn knie op de borstkas van die [slachtoffer] te drukken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
parketnummer 08.035115.22
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Enschede, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen in/op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of trappen/schoppen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Parketnummer 08.035115.22
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) meerdere keren tegen het hoofd en lichaam heeft gestompt en geschopt. [slachtoffer] heeft daarvan aangifte gedaan en ook verdachte heeft zich na het geweldsincident gemeld bij de politie. Daar heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] meerdere schoppen en vuistslagen had gegeven. De politie is vervolgens naar [slachtoffer] gegaan. Zij zagen verschillende letsels op het hoofd en lichaam van [slachtoffer] , die ook zijn waargenomen door een arts en zijn vastgelegd in een geneeskundige verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank past het bij [slachtoffer] waargenomen letsel bij de door hem beschreven toedracht, te weten het slaan/stompen en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam door verdachte. Verdachte heeft bovendien bekend dat hij [slachtoffer] één of twee tikken/klappen heeft gegeven en dat hij hem op zijn neus heeft geraakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Parketnummer 08.049430.22
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De officier van justitie vindt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het causale verband tussen de zware mishandeling en de dood van [slachtoffer] , zodat zij vordert verdachte vrij te spreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair ten laste gelegde en zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van het geobjectiveerde bestanddeel dat het feit de dood ten gevolge heeft gehad, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
4.6.1
Inleiding
Op 25 februari 2022 omstreeks 18:00 uur kwam bij het meldcentrum van de politie de melding binnen dat er aan [adres 2] in Enschede een persoon bewusteloos in de woning op de grond zou liggen. De betreffende woning was opgedeeld in zes kamers. Verdachte was de bewoner van kamer [nummer 1] , op de zolder, en [slachtoffer] de bewoner van kamer [nummer 2] , op de begane grond. De ter plaatse gekomen verbalisanten zagen in de woning een hal waar meerdere kamers aan geschakeld waren. De deur van de voorste kamer stond open. In die kamer lag [slachtoffer] voor de openstaande deur. [slachtoffer] lag op zijn buik, was bebloed, verminderd aanspreekbaar, maar ademde wel. Door de politie werd [slachtoffer] naar zijn rug gerold. [slachtoffer] had een blauw oog en een gele huidskleur. [slachtoffer] kreunde, maar kon niet praten. [slachtoffer] had vers bloed op zijn handen. Boven het hoofd van [slachtoffer] lag een omgevallen stoel. De stoel was besmeurd met bloedvegen. Naast de stoel lag een mes, ook besmeurd met bloedvegen. Het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel heeft zich over [slachtoffer] ontfermd. Door het ambulancepersoneel werden geen recente snij- of steekwonden aangetroffen. Bij [slachtoffer] werd door het ambulancepersoneel een lichaamstemperatuur van 34 graden gemeten. [slachtoffer] werd vervolgens overgebracht naar ziekenhuis Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede waar hij werd opgenomen in comateuze toestand. Tijdens het onderzoek op de plaats delict werd door de politie een medebewoner, [getuige] (hierna: [getuige] ), gehoord. [getuige] verklaarde onder meer dat hij getuige was geweest van een geweldsincident op 24 februari 2022 tussen [slachtoffer] en verdachte. [getuige] heeft op
25 februari 2022 zijn buurman gevraagd om de politie te bellen. In verband met de verklaring van [getuige] en het feit dat verdachte op 23 februari 2022 aangifte had gedaan van mishandeling door [slachtoffer] , werd verdachte op 25 februari 2022 buiten heterdaad aangehouden op verdenking van poging tot doodslag. Op 28 februari 2022 is [slachtoffer] in het ziekenhuis overleden.
4.6.2
De feiten en omstandigheden
[slachtoffer] is op dinsdag 22 februari 2022 omstreeks 14:30 uur bij zijn huisarts geweest. [slachtoffer] heeft zijn huisarts verteld dat hij door één en later door twee huisgenoten was aangevallen, dat met geweld zijn bankpas en simkaart van hem waren afgepakt en dat hij aangifte wilde doen. Door de huisarts werd gezien dat [slachtoffer] aan zijn linkerhand wondjes had aan zijn vingers. De huisarts heeft de ribbenkast bekeken en zag geen blauwe plekken. De ribben waren aan de rechterkant wat drukgevoelig, maar er waren geen tekenen van eventuele breuken. Verder had [slachtoffer] geen zichtbaar letsel aan zijn hoofd of gelaat.
[slachtoffer] is op woensdag 23 februari 2022 tussen 12:30 uur en 17:00 uur aan de balie geweest bij de assistente van de huisarts. In het huisartsenjournaal is met de hand geschreven: “Woe 23-2 in de middag aan balie assistente. Geen zichtbaar letsel, liep zelfde als anders, helder en alert, wilde afspraak maken op s.u.”. Op 23 februari 2022 om 13:50 uur heeft verdachte aangifte gedaan van mishandeling door [slachtoffer] . Dat zou volgens verdachte eerder die dag zijn gebeurd.
Op vrijdag 25 februari 2022 omstreeks 18:18 uur is [slachtoffer] aan [adres 2] in Enschede bewusteloos op de grond in zijn kamer aangetroffen. [slachtoffer] is overgebracht naar het ziekenhuis waar hij op 28 februari 2022 is overleden.
Op 3 maart 2022 werd onder toeziend oog van forensisch patholoog drs. B.G.H. Latten (hierna: Latten) van het NFI sectie op het lichaam van [slachtoffer] uitgevoerd door
drs. I. Hundscheid, klinisch patholoog, naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke aard van overlijden. In het (herziene) rapport van 20 januari 2023 (hierna: sectierapport) wordt onder meer beschreven dat het gaat om een zeer magere man bij wie meerdere letsels zijn waargenomen, te weten een breuk in de schedelbasis, reikend tot aan het rechterjukbeen, een breuk van de linker oogkas, een bloeding onder het harde hersenvlies, meerdere breuken in de ribben en een breuk van het borstbeen. Tevens werd vastgesteld dat de röntgenfoto van de borstkas van 28 februari 2022 een beeld toont verdacht voor een longontsteking. In het sectierapport wordt beschreven dat het uiteindelijk overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door een longontsteking.
Die longontsteking is een verwikkeling na eerdere nood tot ziekenhuisopname. De nood tot ziekenhuisopname is veroorzaakt door een bewustzijnsvermindering. De bewustzijnsvermindering kan zijn ontstaan door zuurstoftekort als gevolg van verminderde ademhalingsbewegingen die kunnen zijn ontstaan door botbreuken in de borststreek. De bewustzijnsvermindering kan ook zijn ontstaan door een bloeding onder het harde hersenvlies. Al dan niet in combinatie met de bekende longafwijkingen (COPD) en algehele slechte conditie van [slachtoffer] , kan het letsel op de borst leiden tot verminderde ademhalingsbewegingen, het ontstaan en versnellen van een longontsteking en verminderd bewustzijn. Bij de klassieke acute bloeding onder het harde hersenvlies treden symptomen (zoals progressieve bewustzijnsvermindering, misselijkheid, braken, hoofdpijn) snel op, van onmiddellijk tot na enkele uren, en meestal binnen de eerste 72 uren. Het is ook mogelijk dat de symptomen later optreden en daarmee de bewustzijnsdaling (of nood tot medische zorg). Latten heeft in een aanvullende rapportage van 30 maart 2023 beschreven dat dit met name is gekend bij oudere personen. Het is mogelijk dat het incident op 22 februari 2022 (de rechtbank begrijpt: 23 februari 2022) heeft geleid tot een bewustzijnsvermindering en nood tot ziekenhuisopname op 25 februari 2022. Een waarschijnlijkheid hiervan kan niet worden gegeven. Er waren geen overige door krachtinwerking opgeleverde afwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of die hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest.
Ter terechtzitting heeft Latten naar aanleiding van vragen een toelichting op het rapport gegeven en zijn conclusie gehandhaafd.
4.6.3
Bewijsoverwegingen
Zwaar lichamelijk letsel?
Gelet op de hiervoor omschreven aard en totaliteit van het letsel, onder meer diverse breuken in hoofd en borstkas, is naar het oordeel van de rechtbank sprake (geweest) van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Opzet op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel?
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting het volgende verklaard. Op 23 februari 2022 heeft er in de woning aan [adres 2] in Enschede tussen hem en [slachtoffer] een confrontatie plaatsgevonden. [slachtoffer] stond in de deuropening van zijn eigen kamer en hield een mes vast. Hij, verdachte, wilde een gesprek met [slachtoffer] aangaan en is de kamer van [slachtoffer] ingegaan. De man van kamer [nummer 3] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige] ) kwam de trap af. Die zag dat hij een discussie had met [slachtoffer] . Vervolgens escaleerde de situatie en werd hij, verdachte, aangevallen door [slachtoffer] met een mes. Hij heeft [slachtoffer] geslagen en geduwd. Hij heeft een rollator en een stoel gebruikt om het mes af te weren. Hij heeft met de rollator tegen [slachtoffer] aangezwaaid. Hij heeft toen een hoofdwondje bij [slachtoffer] gezien. Toen [slachtoffer] op de grond lag heeft hij, verdachte, met zijn voeten op de armen van [slachtoffer] gestaan en ook zijn knie op diens borst gezet. Toen hij, verdachte, vervolgens ging zoeken naar zijn zoekgeraakte telefoon en deze onder de matras van [slachtoffer] vond, werd hij naar eigen zeggen zo boos, dat hij [slachtoffer] , die toen op de grond lag, een klap heeft verkocht. Na de confrontatie heeft hij de woning aan [adres 2] verlaten, heeft hij aangifte gedaan van het incident en is hij niet meer teruggekeerd naar de woning aan [adres 2] . Hij heeft de nachten daarop bij zijn moeder doorgebracht en is overdag naar zijn dagbesteding gegaan.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij beneden kwam en zag dat zijn buurman van
nummer [nummer 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte) iemand uit nummer [nummer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) aan het slaan was. De buurman van nummer [nummer 1] sloeg met diverse stoelen die in de
kamer stonden. De vechtpartij vond plaats in de kamer van nummer [nummer 2] , de Irakees. De buurman van nummer [nummer 1] zei toen dat het slachtoffer hem had uitgescholden en zijn mobieltje had verstopt.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van verdachte en getuige [getuige] vindt de rechtbank het aannemelijk dat de verklaringen hetzelfde incident betreffen. Dat de getuige verklaart dat het incident heeft plaatsgevonden op de 24e doet aan het voorgaande en de betrouwbaarheid van die verklaring niet af. De rechtbank zal deze verklaring dan ook voor het bewijs gebruiken.
Uit voornoemde verklaring van verdachte en de verklaring van [getuige] leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] met een stoel of een rollator, tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en [slachtoffer] (met kracht) met de vuist of met de platte hand tegen het hoofd of het lichaam heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] op de grond viel en terwijl [slachtoffer] op de grond lag, op de arm van die [slachtoffer] is gaan staan en met zijn knie op de borstkas van [slachtoffer] te drukken.
Door op deze wijze geweld te gebruiken tegen een zeer magere man op leeftijd met een slechte lichamelijke conditie heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Causaliteit gedraging en zwaar lichamelijk letsel
Wat betreft de vraag of het geconstateerde zwaar lichamelijk letsel het gevolg is van het door verdachte toegepaste geweld overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het sectierapport volgt wat betreft de gebroken ribben en de breuk in het borstbeen dat deze botbreuken, nu er niet gereanimeerd is, kunnen zijn ontstaan door een (samen)drukkende krachtinwerking op de borst (zoals door druk uitoefenen op de borstkas en/of op de borstkas zitten), hetgeen kan leiden tot verminderde ademhalingsbewegingen,
zuurstoftekort en een bewustzijnsdaling (= traumatische asfyxie). De verklaring van
met de knie druk uitoefenen op de borstkas kan hierbij passen. Ook kunnen de botbreuken worden verklaard door meerdere stomp botsende krachtinwerkingen op de borstkas (zoals slaan of vallen), of een combinatie van beide krachtsinwerkingstypes.
Voorts blijkt uit het sectierapport dat de letsels in het gezicht/hoofd (waaronder de bloeding onder het harde hersenvlies) alle kunnen worden verklaard door een of meerdere stomp botsende (en mogelijk samendrukkende) krachtinwerkingen (zoals door vallen of geslagen worden, al dan niet met een voorwerp, al dan niet met een gefixeerd hoofd). Gezien de breuk van de schedelbasis, is deze krachtinwerking deels hevig geweest. De verklaring van slaan met een rollator kan hier bijvoorbeeld goed bij passen.
Voor een alternatieve toedracht, zoals de door de verdediging geschetste val uit bed, bestaan onvoldoende aanknopingspunten. Bovendien heeft Latten desgevraagd ter zitting van
7 april 2023 toegelicht dat door een val van het slachtoffer letsel kan zijn ontstaan, maar zeker niet (al) het geconstateerde letsel. Ook overigens bevat het dossier geen aanknopingspunten voor een alternatieve toedracht. Geschreeuw,
waarschijnlijkafkomstig uit de woning aan [adres 2] tussen 23:00 uur en 23:30 uur op donderdag 24 februari 2022, waarover een getuige verklaart, maakt dat niet anders.
Uit het hiervoor overwogene volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat het bij [slachtoffer] geconstateerde zwaar lichamelijke letsel het gevolg is van het door verdachte toegepaste geweld.
Causaliteit zwaar lichamelijk letsel en de dood
Wat betreft de vraag of de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van het zwaar lichamelijk letsel dient de vraag te worden beantwoord of de geweldshandelingen van verdachte in de keten van gebeurtenissen die tot de dood van het slachtoffer hebben geleid een noodzakelijke factor zijn geweest.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Zoals immers blijkt uit het sectierapport, wordt het uiteindelijke overlijden van het slachtoffer verklaard door een longontsteking. Die longontsteking is een verwikkeling na eerdere nood tot ziekenhuisopname. De nood tot ziekenhuisopname is veroorzaakt door een bewustzijnsvermindering. De bewustzijnsvermindering kan zijn ontstaan door zuurstoftekort als gevolg van verminderde ademhalingsbewegingen, die kunnen zijn ontstaan door botbreuken in de borststreek. De bewustzijnsvermindering kan ook zijn ontstaan door een bloeding onder het harde hersenvlies. De bloeding onder het harde hersenvlies kan volgens Latten, blijkens zijn brief van 30 maart 2023, zijn ontstaan binnen het tijdsbestek van 22 februari 2022 tot en met
25 februari 2022. Ook blijkt uit de brief van Latten dat het mogelijk is dat de symptomen pas later zichtbaar worden en dat bewustzijnsdaling (of nood tot medische zorg) pas later kan optreden. Dat is met name gekend bij oudere personen, aldus Latten. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de omstandigheid dat het slachtoffer op 24 februari 2022 mogelijk nog gezien is door getuigen niet onverenigbaar is met het causale verband tussen het zwaar lichamelijk letsel en de dood van het slachtoffer.
Hierboven is reeds overwogen dat genoegzaam is komen vast te staan dat het bij het slachtoffer geconstateerde letsel, te weten de breuken in de borst(kas) en de letsels in het gezicht/hoofd (waaronder de bloeding onder het harde hersenvlies), het gevolg is van het door verdachte toegepaste geweld. Nu deze breuken en/of de bloeding onder het harde hersenvlies rechtstreeks verband houden met de bewustzijnsvermindering die de nood tot ziekenhuisopname veroorzaakte en daarmee de longontsteking, kan worden vastgesteld dat de geweldshandelingen van verdachte in de keten van gebeurtenissen die tot de dood van het slachtoffer hebben geleid een noodzakelijke factor zijn geweest.
De vraag is vervolgens of ook aannemelijk is dat het overlijden met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt.
Het slachtoffer was bekend met COPD en een algehele slechte conditie. In combinatie met de breuken kan dit volgens het sectierapport hebben geleid tot verminderde ademhalingsbewegingen, het ontstaan en versnellen van een longontsteking. Uit het sectierapport blijkt dat de longen zwaar waren met in beide longen een longontsteking. Een longontsteking is volgens het sectierapport een bekende complicatie van bedlegerigheid tijdens ziekenhuisopname. Zijn slechte lichamelijke conditie en medische voorgeschiedenis, al dan niet in combinatie met het staken van de behandeling, hebben de snelheid van het overlijden bevorderd.
De rechtbank acht deze medische complicaties echter niet van zodanige aard, dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van de handelingen van verdachte aan verdachte kan worden toegerekend. Immers, in het algemeen is te voorzien dat het drukken van een knie op de borstkas en het slaan van een stoel of rollator tegen het hoofd tot zwaar lichamelijk letsel met dodelijk gevolg kan leiden. Daar komt in het onderhavige geval bij dat verdachte letsel heeft toegebracht aan het lichamelijk in zeer slechte conditie verkerende slachtoffer, welke omstandigheid een ziekenhuishuisopname met mogelijke bijkomende medische complicaties nog waarschijnlijker maakte.
Het voorgaande betekent dat het bewezen verklaarde letsel en het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.049430.22
primair
hij op 23 februari 2022 te Enschede, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
een breuk in de schedelbasis, reikend tot aan het rechterjukbeen en een breuk van de linker oogkas en een bloeding onder het harde hersenvlies en meerdere breuken in de ribben en een breuk in het borstbeen, heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] met een stoel of een rollator, tegen het hoofd te slaan, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en
- die [slachtoffer] (met kracht) met de vuist of met de platte hand tegen het hoofd of het lichaam te slaan, waardoor die [slachtoffer] op de grond viel en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, op de arm van die [slachtoffer] te staan en met zijn knie op de borstkas van die [slachtoffer] te drukken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
parketnummer 08.035115.22
hij op 13 september 2021 te Enschede, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd en lichaam te stompen en schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummers 08.049430.22 primair en 008.035115.22 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08.049430.22 heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweer. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte door [slachtoffer] werd bedreigd met een mes en vervolgens ook met het mes is gestoken. Volgens verdachte was bij voortduren sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, althans de onmiddellijke dreiging met een (hernieuwde) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor een zodanige aanranding.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] een mes vasthield. [slachtoffer] sprak beschuldigende woorden en verdachte is op hem afgelopen, riep “hier, steek maar” en is vervolgens de kamer van [slachtoffer] ingegaan waar hij [slachtoffer] , ook toen hij op de grond lag, heeft geslagen. Verdachte heeft ook verklaard niet bang te zijn geweest, omdat hij dacht dat [slachtoffer] toch niet zou gaan steken.
Uit de verklaringen van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte, nadat de situatie escaleerde, de confrontatie heeft gezocht en die is blijven zoeken, terwijl voor verdachte de mogelijkheid bestond om zich uit de situatie te onttrekken. Zelfs toen [slachtoffer] op de grond lag heeft verdachte hem mishandeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen, maar eerder van een situatie waarin verdachte de confrontatie met [slachtoffer] is aangegaan.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 302 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.035115.22 primair
het misdrijf: zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
parketnummer 08.083711.21
het misdrijf: mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweerexces. De raadsman heeft aangevoerd dat voor zover de grenzen van de noodzakelijke verdediging zouden zijn overschreden, deze overschrijding het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, ontstaan door de relevante voorgeschiedenis, de persoonlijkheidsstructuur van verdachte en de handelwijze en woordkeuze van [slachtoffer] .
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces dient verdachte te hebben gehandeld in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging tegen een aanranding, maar is hij daarbij, als onmiddellijk gevolg van een hevige, door de (onmiddellijk dreigende) aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging, verder gegaan dan geboden is.
Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Daarom kan het beroep op noodweerexces niet slagen en wordt het verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, ongeacht de bewijsbeslissing, verzocht om in geen geval een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het reeds ondergane voorarrest overschrijdt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling op 13 september 2021 en de zware mishandeling op 23 februari 2022 van het slachtoffer in de woning aan [adres 2] in Enschede, waar zij in die periode allebei een kamer huurden. Het laatstgenoemde feit heeft tot de dood van het slachtoffer geleid. Het slachtoffer was een kwetsbare man op leeftijd, die kampte met de nodige (gezondheids)problemen. Niet alleen is hij op een afschuwelijke manier in zijn eigen kamer toegetakeld, het lijkt er ook op dat hij enkele dagen later eenzaam is gestorven. Na zijn overlijden hebben zich geen familieleden van hem gemeld.
D
e persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van
19 maart 2023;
- het pro Justitia rapport van 27 mei 2022, opgemaakt door dr. M. ten Berg, GZ-psycholoog;
- het reclasseringsadvies van 19 oktober 2022, opgemaakt door J. Busscher, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker met justitie in
aanraking is gekomen en eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Artikel 63 Sr is van toepassing, gelet op de strafbeschikkingen van 24 en 31 mei 2022.
In het pro Justitia rapport van 27 mei 2022 staat onder meer beschreven dat bij verdachte sprake is van een dagelijks functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau, van ADHD en van een stoornis in gebruik van cocaïne en cannabis (in vroege remissie). Hiervan was ten tijde van het ten laste gelegde eveneens sprake. De stoornis beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in enige mate. De problematiek en het ten laste gelegde lijken met elkaar samen te hangen.
Verdachte verbleef vanwege zijn problematiek al langere tijd in deze mogelijk ‘risicovolle’ omgeving en heeft geen adequate oplossing voor de problemen kunnen vinden.
Vanuit zijn cognitieve beperkingen en ADHD verliest verdachte al snel het overzicht in situaties, heeft hij weinig probleembesef of inzicht in risicovolle situaties, en kan hij impulsief reageren. Zijn coping strategieën zijn beperkt en zijn handelen is veelal zeer korte termijn gericht. Ten aanzien van het drugsgebruik lijkt gesteld te kunnen worden dat dit geen invloed heeft gehad in het ten laste gelegde zelf, maar dat dit wel een rol gespeeld lijkt te hebben in de algemene leefsituatie en conditie van verdachte in deze periode. Geadviseerd wordt beide ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. De kans op antisociaal of gewelddadig gedrag bij abstinentie wordt als laag ingeschat. Bij terugval in cocaïne gebruik wordt deze kans echter als matig ingeschat. Geadviseerd wordt langdurige begeleiding en behandeling. In eerste instantie is een (korte) klinische behandeling geïndiceerd. Hierna zal intensieve begeleiding en ambulante behandeling noodzakelijk zijn en blijven. Behandeling en begeleiding zou opgelegd kunnen worden als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijk strafdeel.
Met ingang van 8 juni 2022 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst onder voorwaarden, waaronder en drugs- en alcoholverbod en opname in een forensische kliniek dan wel zorginstelling. Op 14 juli 2022 is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat verdachte de schorsingsvoorwaarden meermalen heeft
overtreden.
In het reclasseringsadvies van 19 oktober 2022 staat onder meer beschreven dat het risico op herhaling van strafbaar gedrag zeer hoog is. Bij verdachte is sprake van onbehandelde verslavings- en psychiatrische problematiek. Daarnaast is er sprake van LVB-problematiek. Verdachte staat open voor negatieve invloedssferen en weet niet hoe op een correcte manier zijn problemen op te lossen. Verdachte schuwt agressie niet indien hij niet krijgt wat hij hebben wil. Het risico op letselschade wordt ook als hoog ingeschat. Het afgelopen jaar heeft uitgewezen dat met verdachte geen afspraken te maken zijn en dat hij zich zal onttrekken aan bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft meerdere pogingen gedaan een traject gericht op het voorkomen van recidive in te richten. In eerste instantie gebeurde dit ambulant en laagdrempelig, later onder schorsingsvoorwaarden in een klinische traject. Binnen zeer korte tijd ontspoort verdachte echter en is er sprake van agressie en middelengebruik. Bijzondere voorwaarden bieden onvoldoende kader om een traject gericht op vermindering van de risico's vorm te geven. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een gedrags-beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z Sr) behoort tot de mogelijkheden.
Strafoplegging
Gezien de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de psycholoog en de reclassering. De rechtbank weegt in het bijzonder mee dat er sprake is van een kwetsbare persoonlijkheid, dat de psycholoog adviseert om beide ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen en dat verdachte niet eerder voor een geweldsdelict gedetineerd heeft gezeten.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden gehouden, wat heeft geleid tot de opheffing daarvan en het hiervoor omschreven reclasseringsadvies dat er in de kern op neerkomt dat bijzondere voorwaarden onvoldoende kader bieden om een traject gericht op vermindering van de risico's vorm te geven. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel 38z Sr
De aard en ernst van de strafbare gedragingen in combinatie met de (onbehandelde) problematiek en risicofactoren van verdachte baart niet alleen de reclassering, maar ook de rechtbank ernstige zorgen. De rechtbank zal daarom, conform het advies van de reclassering, de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan.
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf plaatsvinden. In het kader van die beoordeling dient een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar en de noodzaak van (eventuele) behandeling en begeleiding, plaats te vinden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 08.083711.21 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 16 uren, wordt afgewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens om afwijzing van de vordering verzocht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat tenuitvoerlegging naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de strafoplegging in de onderhavige zaken, niet opportuun is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummers 08.049430.22 primair, 08.035115.22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.049430.22 primair
het misdrijf: zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
parketnummer 08.035115.22
het misdrijf: mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.049430.22 primair en 08.035115.22 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.083711.21
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2021429634 (08.049430.22) en NAOS22/ONR2R022014 (08.035115.22). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08.049430.22
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 13 september 2021 heb ik [slachtoffer] één of twee klappen gegeven.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , van 13 september 2021, met een fotoblad als bijlage, pagina’s 3 t/m 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op maandag 13 september 2021, omstreeks 12.00 uur bevond ik mij aan [adres 2] in Enschede. Ik woon hier samen met meerdere personen, de man die mij vandaag heeft mishandeld woont sinds drie weken in de woning waar ik een kamer huur. Er werd bij mij aan de deur geklopt en hierop opende ik de deur. Ik zei tegen hem: "kom maar binnen en dat hij kon gaan zitten", ikzelf ging op mijn bed zitten. De man gaf aan niet te willen zitten en hij begon mij meteen te slaan en te schoppen. Hij sloeg mij ongeveer acht keer in het gezicht, met zoveel kracht als hij in zich had. Hierop viel ik van het bed af op de grond. Ik probeerde mij te verweren maar hij bleef mij slaan en schoppen, ik lag op de grond en had niet de kans om op te staan. Hij sloeg mij met beide handen in gebalde vuist met zoveel kracht als hij kon zeker tien keer in het gelaat en op mijn lichaam. Hij bleef mij slaan tot hij buiten adem was. Toen ik op de grond lag ben ik zeker tien keer geschopt in mijn gezicht en op mijn lichaam. Hij schopte mij met zijn hak, afgewisseld met een voetbaltrap. Hij schopte met alle kracht die hij in zich had. Het schoppen en slaan veroorzaakte hevige pijn. Ik heb vooral hevige pijn aan mijn ribben en aan mijn neus, direct na de mishandeling bloedde mijn neus hevig. Ik heb hevige pijn en hoofdpijn in/aan mijn hoofd.
3.
Het proces-verbaal aanhouding verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 13 september 2021, pagina’s 13 t/m 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Wij kregen melding via collega [verbalisant 3] dat aan de service & intake balie
[verdachte] zich had gemeld. [verdachte] verklaarde dat hij iemand in zijn woning gelegen aan [adres 2] in Enschede zou hebben mishandeld.
[verdachte] verklaarde dat hij het slachtoffer meerdere schoppen en vuistslagen zou
hebben gegeven, om hierna meteen naar het politiebureau te gaan en zichzelf te
melden. Na aanhoren van de verklaring van [verdachte] samen met [verdachte] ter plaatsen gegaan aan [adres 2] om het slachtoffer te zien en te spreken.
Ter plaatsen troffen wij [slachtoffer] te noemen het slachtoffer. Bij het zien van het slachtoffer zagen wij meteen aangezichtsletsel en een bebloed hemd. [slachtoffer] verklaarde meerdere malen door [verdachte] te zijn geslagen en geschopt.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van 13 september 2021, pagina’s 21 t/m 25, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Toen heb ik hem ook wel een a twee tikjes gegeven, ik zeg niet dat ik hem geen tik
heb gegeven Wat er daarna is gebeurd met hem weet ik niet. Ik heb wel gezien dat hij op de grond lag. Toen ik wilde weggaan hield hij mij vast. Toen heb ik hem naar de grond gehaald. Hij had mij bij mijn jasje vast. Hij is dun dus hij gaat eerder naar
de grond dan ik. Ik heb hem op zijn neus geslagen, daar heb ik hem ook geraakt want hij heeft een bloedneus gekregen.
5.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , van 20 september 2021, voor zover inhoudende als bevindingen van de arts M.J.T. van Welij:
[afbeelding]
Parketnummer 08.035115.22
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb gezien dat [slachtoffer] een mes vasthield. [slachtoffer] beschuldigende mij en ik ben op hem afgelopen. Ik riep “hier steek maar”. Ik ben vervolgens de kamer van [slachtoffer] ingegaan. Ik was niet bang, omdat ik dacht dat [slachtoffer] toch niet zou gaan steken.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , van 25 februari 2022, pagina’s 29 t/m 36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Omstreeks 18.15 uur kregen wij verbalisanten. [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , de opdracht
van het operationeel centrum te Hengelo de opdracht om te gaan naar [adres 2]
in Enschede. De melder zou iemand bewusteloos in de woning hebben zien liggen en
heeft toen de verbinding verbroken. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat bij binnenkomst van de woning er zich een kleine hal bevond van ongeveer drie meter bij anderhalve meter. Ik zag dat geschakeld aan dit halletje zich een trap bevond naar de eerste etage. Ik zag dat bij binnenkomst in het halletje, rechts een deur zat, welke toegang gaf naar een hal waar meerdere kamers aan geschakeld waren. Ik zag dat de deur van de voorste kamer van de woning openstond. Ik zag dat het in de kamer een rommel was en dat er een persoon voor de openstaande deur lag. Ik ben de kamer binnengelopen en sprak het slachtoffer aan. Ik zag dat de persoon niet reageerde op aanspreken. Hierop heb ik de persoon naar zijn rug gerold. Ik zag dat het een man betrof van buitenlandse afkomst. Ik zag dat de man een blauw oog had. Ik zag dat man een gele huiskleur had in het gezicht. Ik zag dat de man bloed op zijn
handen had. Ik zag dat op de linkerhand van de man vers bloed zat. Ik kon niet goed zien waar dit bloed nu vandaan kwam. Ik zag dat boven het hoofd van het slachtoffer een omgevallen stoel lag. Ik zag dat deze stoel onder de bloed vegen zat. Ik zag dat op de grond, naast deze stoel een koksmes lag. Ik zag dat dit koksmes ook besmeurd was met bloedvegen.
Ik heb meerdere malen geprobeerd contact te krijgen met het slachtoffer, echter deze
kreunde enkel en sprak geen woorden uit. Ik, verbalisant, heb samen met de ambulancedienst het slachtoffer onderzocht naar mogelijke steekwonden. Ik zag dat de ambulancedienst de kleding van het bovenlichaam van het slachtoffer los knipte. Op het bovenlichaam van het slachtoffer waren geen steek of snijwonden te zien.
3.
het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , van 26 februari 2022, pagina’s 328 t/m 334, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op de 23e word ik wakker en liep ik naar beneden. Daar kwam ik die oude man van perceel [nummer 2] weer tegen en vroeg of ik met hem wilde praten in zijn kamer. Ik ging voor de man staan en riep: 'hier, steek maar!' Hij ging weer zwaaien met dat mes. Ik heb hem toen uit zelfverdediging weggeduwd. Ik weet niet of hij op het bed viel of dat hij er naast viel. Hierna stond de man weer op en ging hij weer verbaal door. Hij riep dat als ik in de buurt kwam dat hij mij ging steken. Ik heb op dat moment, volgens mij met links, geslagen. Ik weet niet of dit met de platte hand of met een gebalde vuist was. Toen hij op de grond lag bleef hij zwaaien met dat mes. Ik wil op dat moment zijn mes afpakken. Ik heb op zijn arm gestaan en heb mijn knie op zijn borst gezeten. Hierna was ik mijn telefoon kwijt. Ik toen teruggegaan naar de kamer van de oude man. Die oude man lag toen nog op de grond. De oude man was mij toen nog steeds aan het uitschelden. Dit ging over en weer. Ik was toen zo boos en heb hem toen een klap verkocht. Ik weet niet of dit met een platte hand of een gebalde vuist was. Mijn intentie was nog steeds om te zorgen dat die man het mes weglegde. Deze had hij namelijk nog steeds vast en maakte hier zwaaiende bewegingen mee. A: Ik heb niet geslagen met een stoel. Ik heb wel een stoel in mijn handen gehad om mij af te weren. Met die stoel heb ik wel geprobeerd om dat mes uit zijn handen te slaan. V: Hoe is dit gegaan precies? A: Ik heb die stoel in de handen waarbij ik de poten van de stoel gericht heb naar de oude man. Hiermee maakte ik bewegingen naar voren om af te weren. Daarvoor heb ik een rollator gepakt om mij af te weren. Toen hij probeerde mij te steken heb ik de rollator omhoog gehouden en heb ik een beweging naar voren gemaakt om hem weg te duwen. Hierbij is die oude man wel geraakt. Volgens mij is hij bij zijn hoofd geraakt, hier zag ik bloed wegkomen.
4.
het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , van 27 februari 2022, pagina’s 335 t/m 17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb een stoel of een rollator gepakt. Ik zei dat hij het mes weg moest leggen. Die man zei dat hij mijn buik open wilde snijden. Die man kwam naar voren om mij te steken. Hij zat nog wel op de grond. Toen maakte ik een zwaaibeweging met die stoel of rollator. Ik weet niet of ik hem geraakt heb met de stoel of rollator. Ik weerde hem af, ik sloeg niet. Het kan zijn dat hij geraakt is. O: Verdachte maakt met zijn armbeweging een zwaaibeweging van links naar rechts. V: Je hebt met de stoel en rollator je afgeweerd? A: Ja. V: En toen? Nadat je die zwaaibeweging had gemaakt? A: Ik had de stoel of rollator weggegooid. Hij lag weer op de grond. Hij wilde toen weer opstaan. En hij bleef zwaaien met het mes. Ik pakte opnieuw zijn rollator of stoel om het mes af te weren. Ik heb een keer met de rollator, van de voorkant, tegen de man aan gezwaaid. Ik zag toen een hoofdwondje bij de man. V: Nadat de man voor de tweede keer op de grond lag, wat gebeurde er toen? A: Ik ging met een voet op zijn linkerarm staan zodat ik het mes kon pakken. Die man had het mes in de linkerhand. Ik ben met mijn andere been op zijn rechterarm gaan staan, of ik weet niet precies waar. Maar nog, terwijl ik op zijn arm stond, maakte hij steekbewegingen. Het lukte mij niet om het mes te pakken. OR: Heb je hem geslagen nadat je je telefoon had gevonden? A: Hoe moet ik dat zeggen? Ik heb toen gezegd dat ik hem een vieze hond vond. En ik heb hem toen 1 a 2 klappen verkocht. Dat zeg ik eerlijk. Ik denk dat die man mij toen gestoken heeft. Toen
ben ik weggegaan. V: Met je vuist of je vlakke hand? A: Dat weet ik niet meer. V: Met je linkerhand? A: Ja. Ik ben links. Met rechts kan ik niks. Mijn meeste kracht zit in links.
V: Hoe was de toestand van die man toen je hem geslagen hebt? A: Hij lag op de grond.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 25 februari 2022, pagina’s 71 t/m 72, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik zat in mijn kamer op nummer [nummer 3] , plotseling hoorde ik een geschreeuw. Ik kwam beneden en zag dat mijn buurman van nummer [nummer 1] iemand uit nummer [nummer 2] aan het slaan was. Het slachtoffer is een Irakees, ik weet niet hoe hij heet. De buurman van nummer [nummer 1] sloeg met diverse stoelen die in de kamer stonden. De vechtpartij vond plaats in de kamer van nummer [nummer 2] , de Irakees. De buurman van nummer [nummer 1] zei toen dat het slachtoffer hem had uitgescholden en zijn mobieltje had verstopt.
6.
Een schriftelijk bescheid zijnde, het herzien rapport “forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet-natuurlijke aard van overlijden”, van 20 januari 2023 van drs. B.G.H. Latten, forensisch arts en forensisch patholoog en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
B. Postmortale radiologie
Voorafgaand aan de sectie werd het lichaam postmortaal radiologisch onderzocht
door radiologen van het Groene Hart Ziekenhuis, Gouda (bijlage 2). Bij de
definitieve beoordeling werd door de radioloog onder andere het volgende gezien:
Op 2 maart 2022 werd in het Groene Hart Ziekenhuis door de radioloog F.J.P. Bernink radiologisch onderzoek verricht. Bij de definitieve beoordeling werd door de radioloog onder andere het volgende gezien:
• Opheldering links zij- bovenwaarts van het schedeldak, met mogelijk een onderbreking van de buitenzijde van de schedel (lucentie in het calvarium temporaal links, daarbij lijkt ook een onderbreking zichtbaar van de tabula externa). Geen breuken van het schedeldak.
• Bloed onder het harde hersenvlies links (subduraal hematoom).
• Breuk van de voorste schedelbasis rechts doorlopend in de zijwand van de rechteroogkas. Breuk van de buitenzijde van de linkeroogkas (laterale orbitawand).
• Ziekelijke longafwijkingen.
• Meerdere ribbreuken: rechts (voor)zijwaarts 3 t/m 11; links (voor)zijwaarts 4, 5, 7 t/m 11, waarvan enkele oud en enkele vers.
• Breuk halverwege het borstbeen.
• Breuk van het staartbeen en dwarse uitsteeksel van de 4e lendenwervel.
C. Herbeoordeling premortale radiologie
Na de sectie werd een röntgenfoto van de borstkas d.d. 28 februari 2022, 12.35 uur
en CT-beelden (beelden in PNG format) herbeoordeeld door de radiologen van het
Groene Hart Ziekenhuis, Gouda (bijlage 3). Onderstaande vragen werden hierbij
beantwoord:
1. Is er op de röntgenfoto een longontsteking zichtbaar?
De röntgenfoto van de borstkas van 28 februari 2022 toont een beeld verdacht voor een longontsteking (meer uitgesproken in de rechterlong), waarbij vochtstapeling of inademing van lichaamsvreemd materiaal (aspiratie) niet kan worden uitgesloten.
2. Kan er een uitspraak gedaan kan worden over de richting van de krachtsinwerking die het letsel aan het hoofd heeft veroorzaakt.
De beschreven breuken in het CT-verslag (en de beschreven breuken bij gerechtelijke sectie, zie onderstaand) passen bij een krachtinwerking ter hoogte van het rechterjuk- en slaapbeen en ter hoogte van de linkeroogkas en het linkerslaapbeen.
D. Uit- en inwendige schouwing
Letsels
4. Op de borstkas waren verspreid onderhuidse bloeduitstortingen (K), met onderliggend beiderzijds ribbreuken en bloeduitstorting tot in de borstvliezen: 3e t/m 5e rib links zijwaarts, 2e t/m 8e rib rechts voorwaarts, 9e t/m 11e rib rechts zijwaarts en 8e en 9e rib rechts achterwaarts, genezende breuken van de 7e en 8e rib links (callusvorming).
5. Op het midden van de borst was een blauwgeel verkleurde bloeduitstorting (J), met onderliggend een breuk van het borstbeen ter hoogte van de derde tussenribruimte.
6. Er was links zijwaarts in het schedeldak een dwars georiënteerde dunne breuk verlopend van het linkerslaapbeen door de voorzijde van de middelste schedelgroeve links, voor het Turkse zadel langs, naar de achterzijde van de voorste schedelgroeve rechts tot in het rechterslaapbeen, of vice versa. Ter hoogte van de voorste schedelgroeve rechts was er een uitloper naar het dak van de rechteroogkas. Ter hoogte van het linkerslaapbeen was een naar boven en achterwaarts gerichte uitloper. Er was bloeduitstorting rondom.
8. Onder het harde hersenvlies was een discrete film van bloed.
10. Er was een breuk van het rechterjukbeen met omgevende bloeduitstorting.

6.Interpretatie van resultaten

Doodsoorzaak
Volgens de aangeleverde informatie zou hij op zijn kamer zijn aangetroffen met een verminderd bewustzijn, zijn vervoerd naar het ziekenhuis en in de loop van meerdere dagen klinisch achteruit zijn gegaan. Hij zou zuurstofdalingen hebben gehad, waarna uiteindelijk besloten zou zijn de behandeling te staken. Hierbij zou ter comfort een morfinepomp zijn aangesloten. Uiteindelijk zou hij zijn overleden (sub A).
De bevindingen van het forensisch pathologisch onderzoek kunnen passen bij het hierboven geschetste beloop. De longen waren zwaar met in beide longen een uitgebreide longontsteking (sub D16), welke bij opname in het ziekenhuis niet zichtbaar was (sub A). Een longontsteking is een bekende complicatie van bedlegerigheid tijdens een ziekenhuisopname en kan de long- en ademhalingsfunctiestoornissen (respiratoire insufficiëntie, sub A) en het uiteindelijke overlijden verklaren.
Bewustzijnsdaling
Echter, in onderhavig geval is met name de reden voor het verminderde bewustzijn van belang. Dit heeft namelijk geleid tot de noodzaak tot ziekenhuisopname en het uiteindelijke overlijden. De bij aantreffen vastgestelde verlaagde temperatuur wordt geïnterpreteerd als een verwikkeling/gevolg van een verlaagd bewustzijn, en niet als de oorzaak hiervan.
Beiderzijds waren meerdere gebroken ribben (sub B en D4) en een breuk van het borstbeen sub B en D5). Volgens de aangeleverde informatie en blijkens de medische gegevens (sub A) zou hij niet zijn gereanimeerd. In het ziekenhuis zou bij binnenkomst middels radiologisch onderzoek een recente breuk van de rechter 8e en 9e rib, linker 5e en 1e rib en dwarsuitsteeksel van de 4e lendenwervel en meerdere oude ribbreuken beiderzijds waargenomen zijn (sub A).
Derhalve kunnen deze botbreuken zijn ontstaan door een (samen)drukkende krachtinwerking op de borst (zoals door druk uitoefenen op de borstkas en/of op de borstkas zitten), hetgeen kan lijden tot verminderde ademhalingsbewegingen, zuurstoftekort en een bewustzijnsdaling (= traumatische asfyxie). De verklaring van met de knie druk uitoefenen op de borstkas (zie verkregen informatie) kan hierbij passen. Ook kunnen de botbreuken worden verklaard door meerdere stomp botsende krachtinwerkingen op de borstkas (zoals slaan of vallen), of een
combinatie van beide krachtsinwerkingstypes. Al dan niet in combinatie met de bekende longafwijkingen (COPD) en zijn algehele slechte conditie, kunnen deze breuken leiden tot verminderde ademhalingsbewegingen, het ontstaan en versnellen van een longontsteking en verminderd bewustzijn. Voorts was er een breuk door de schedelbasis (sub B en D6) reikend tot aan het rechterjukbeen (sub B en D10), een breuk van de linker oogkas (sub B) en een zeer geringe bloeduitstorting onder het harde hersenvlies links (sub B, D8 en E). Er was
(nog) geringe bloeduitstorting in de schedelhuid en slaapspieren (sub D11). Neuropathologisch onderzoek (sub E) toonde verder recent opgelopen traumatische hersenschade (axonale schade); tekenen van een geringe, enkele dagen tot een week oude doorgemaakte bloeding onder het harde hersenvlies en plaatselijk hersenweefsel met tekenen van oude bloeding en opruimreactie (sub B21). Deze letsels kunnen allen worden verklaard door een of meerdere stomp botsende (en mogelijk samendrukkende) krachtinwerkingen (zoals door vallen of geslagen worden, al dan niet met een voorwerp, al dan niet met een gefixeerd hoofd). Gezien de breuk van de schedelbasis, is deze krachtinwerking deels hevig geweest. De verklaring van slaan met een rollator kan hier bijvoorbeeld goed bij passen. Deze bevindingen kunnen leiden tot een bewustzijnsdaling. De locatie van de primaire
krachtinwerking(en) kan echter niet worden bepaald. Het type stomp botsende krachtinwerking (slaan versus meermaals vallen/stoten) kan eveneens niet worden bepaald.
Bij het neuropathologisch onderzoek wordt het volgende beschreven: 'het onderzoek van de dura toont een zeer kort voor het overlijden opgetreden, geringe subdurale bloeding en waarschijnlijk een pre-existente, zeer dunne neomembraan van enkele dagen tot circa een week oud. (...) Daarnaast werd een beeld gezien van mogelijke oudere axonale beschadiging, die opgetreden zou kunnen zijn samen met een kleine subdurale bloeding die in de dunne neomembraan resulteerde'. Deze bevinding betreft een recente bloeding onder het harde hersenvlies, ter plekke van waarschijnlijk een eerdere bloeding van enkele dagen tot circa een week oud. Daarnaast wordt er mogelijk beschadiging van zenuwuitlopers gezien. Over de mate van geweld die nodig is voor het ontstaan van een bloeding onder het harde
hersenvlies kan in algemeenheid worden gesteld dat bijvoorbeeld een val op het hoofd uit staande positie op een harde ondergrond reeds een dergelijke bloeding kan veroorzaken. Bij de klassieke acute bloeding onder het harde hersenvlies treden symptomen (zoals progressieve bewustzijnsvermindering, misselijkheid, braken, hoofdpijn) snel op, van onmiddellijk tot na enkele uren, en meestal binnen de eerste 72 uren. Het is ook mogelijk dat de symptomen later optreden. Concluderend is het mogelijk dat het incident op
22 februari 2022 heeft geleid tot een bewustzijnsvermindering en nood tot ziekenhuisopname op 25 februari 2022. Een waarschijnlijkheid hiervan kan niet worden gegeven.

7.Conclusie

Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] , 66 jaren oud geworden, wordt het uiteindelijke overlijden verklaard door een longontsteking, zijnde een verwikkeling na eerdere nood tot ziekenhuisopname. De nood tot ziekenhuisopname kan worden verklaard door een of meerdere stomp botsende krachtinwerking(en) op het hoofd, al dan niet in combinatie met (samen)drukkende en/of stomp botsende krachtinwerking op de borstkas.
7.
Een schriftelijk bescheid zijnde, Aanvullend bericht inzake NFI-zaaknummer 2022.03.01.136, sectienummer 2022-045, betreffende [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1955, van 30 maart 2023 van drs. B.G.H. Latten, forensisch arts en forensisch patholoog en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie
Samenvattend heeft er op basis van de verkregen informatie mogelijk een incident plaatsgevonden 6 tot 3 dagen voor het overlijden. Ouderdomsbepaling op de letsels in de hersenen en hersenvliezen betreft aan schatting en is van verschillende factoren afhankelijk. Dit meenemende kunnen voornoemde letsels zijn ontstaan binnen de range van mogelijke incidenten (vanaf 22 februari 2022 tot en met 25 februari). Een nader onderscheid is niet mogelijk op basis van het neuropathologisch onderzoek.
Bovenstaande komt overeen met de beschrijving over het optreden van symptomen van een bloeding onder het harde hersenvlies uit mijn eerdere rapportage. Hierbij wordt opgemerkt dat er geen medische informatie beschikbaar was over (de uitgebreidheid van) het lichamelijk onderzoek dat werd uitgevoerd door de huisarts op 22 februari 2022. Mogelijk dat deze medische informatie nog meer inzicht kan bieden in de uitgebreidheid van de toen aanwezige letsels, en dan met name aan het hoofd. Dit zou kunnen helpen in de weging van de waarschijnlijkheid dat het incident op 22 of 23 februari 2022 heeft geleid tot het aangetroffen letsel/de doodsoorzaak. Vooralsnog geeft de verklaring van het incident op 23 februari 2022 hier wél een verklaring voor.