ECLI:NL:RBOVE:2023:1434

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10139398 \ CV EXPL 22-3693
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van openstaande facturen en bijkomende kosten in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, staat de vraag centraal of de gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van openstaande facturen en bijkomende kosten. De eiser, handelend onder de naam [A], heeft in de periode van maart tot en met april 2022 diverse goederen geleverd aan de gedaagde, handelend onder de naam [B]. De gedaagde heeft erkend dat hij een bedrag van € 2.842,37 aan openstaande facturen nog moet betalen, maar betwist de bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de openstaande facturen en bijkomende kosten moet betalen, ondanks zijn argumenten over de onnodigheid van de dagvaarding en zijn persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 835,43. Het vonnis is uitgesproken op 28 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10139398 \ CV EXPL 22-3693
Vonnis van 28 maart 2023
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [A] ,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.J. van 't Hoff,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [B] ,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] ,
- de vermindering van eis (het e-mailbericht van [eiser] van 10 oktober 2022),
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ,
- de conclusie van repliek van [eiser] ,
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.842,37 aan openstaande facturen en de bijkomende kosten.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de openstaande facturen en de bijkomende kosten moet betalen. [gedaagde] heeft erkend dat hij het openstaande bedrag aan facturen nog moet betalen. De stelling van [gedaagde] dat de dagvaarding onnodig was, wordt niet gevolgd. Ook de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] maken niet dat hij de bijkomende kosten niet hoeft te betalen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft aan [gedaagde] verkocht en geleverd diverse goederen zoals vermeld op de aan [gedaagde] verzonden facturen in de periode maart 2022 tot en met april 2022.
3.2.
Tussen partijen is discussie ontstaan over de door [eiser] gehanteerde prijzen. [gedaagde] heeft hierover geklaagd bij [eiser] . [eiser] heeft, na controle van alle gefactureerde prijzen, geconstateerd dat er een verschil van € 5,07 bestond in het voordeel van [gedaagde] .
3.3.
[eiser] heeft [gedaagde] een creditnota d.d. 22 juni 2022 gestuurd voor voormeld bedrag. Na creditering resteerde een openstaand bedrag aan facturen van € 2.942,37.
3.4.
Op 21 juli 2022 heeft [eiser] [gedaagde] als volgt bericht:
“(…) In week 25 werd ons beloofd dat er een betaling zou worden gedaan maar zelfs na diverse mailtjes van onze [medewerker] over de openstaande posten is er (een maand later) nog steeds niets binnengekomen.
Wij hebben diverse keren geprobeerd om telefonisch contact met jullie te maken maar wij worden steeds weggedrukt.
Wij hebben geprobeerd om het probleem (waar wij absoluut geen schuld aan hebben gehad, dat ligt bij [C] ) netjes op te lossen door het maken van een creditnota vgls. door jullie opgegeven prijsverschillen.
Ook daarna nog steeds niets vernomen, behalve dat er een computer probleem bij jullie zou zijn waardoor geen betalingen kunnen worden gedaan. Een belletje met de bank zou ons inziens echter geen probleem moeten zijn waardoor het bedrag reeds aan ons betaald had kunnen worden.
Ons geduld is bijna op.
Voor de laatste keer verzoeken wij jullie vriendelijk doch dringend het openstaande bedrag ad € 2942.37 vgls bijgevoegd overzicht per omgaande aan ons over te maken.
Mochten wij a.s. maandag geen betaling van jullie hebben ontvangen dan moeten wij de vordering helaas uit handen geven aan onze advocaat waarbij alle extra kosten voor jullie rekening zullen komen. (…)”
3.5.
[eiser] heeft de vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde. Mr. Van ’t Hoff heeft [gedaagde] op 27 juli 2022 per e-mail gesommeerd tot betaling van het openstaande bedrag aan facturen, waarbij tevens aanspraak is gemaakt op de wettelijke handelsrente daarover en de buitengerechtelijke kosten.
3.6.
Partijen hebben in de periode juli 2022 tot en met september 2022 gecorrespondeerd over een betalingsregeling. [gedaagde] heeft een voorstel gedaan om de eerste vier maanden € 100,00 af te lossen op de betalingsachterstand. [eiser] is niet akkoord gegaan met dit voorstel van [gedaagde] voor een betalingsregeling.
3.7.
[gedaagde] heeft op 23 september 2022 een bedrag van € 100,00 betaald aan [eiser] .

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - na vermindering van eis - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen:
een bedrag van € 2.842,37 aan hoofdsom;
de verschuldigde wettelijke handelsrente over de hoofdsom tot datum dagvaarding van € 108,99;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 441,35;
de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en - voor geval voldoening binnen voormelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met nakosten.
4.2.
[eiser] baseert zijn vordering op de hiervoor opgenomen feiten waarbij hij het volgende heeft aangevoerd. Omdat van [gedaagde] geen betaling viel te verkrijgen van het openstaande bedrag, zag hij zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvoor bedragen € 441,35 en komen voor rekening van [gedaagde] . Verder vordert [eiser] de wettelijke handelsrente over de hoofdsom tot aan de dag van volledige betaling.
4.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van [eiser] . [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom erkend, maar is het niet eens met alle bijkomende kosten. Deze kosten zijn volgens [gedaagde] onnodig gemaakt. Partijen zijn lange tijd in discussie geweest over de door [eiser] gehanteerde prijzen. Het heeft lang geduurd voordat er van [eiser] een creditnota is ontvangen. Toen eenmaal duidelijk was wat [gedaagde] nog moest betalen, was hij met een heupontsteking opgenomen in een ziekenhuis in Duitsland. [gedaagde] heeft het gereserveerde geld voor [eiser] daarvoor moeten gebruiken.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aan de orde is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen en bijkomende kosten (wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten). [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom erkend. Daarmee ligt een bedrag van € 2.842,37 voor toewijzing gereed.
5.2.
Waar het in deze procedure dan nog om gaat is de vraag of [gedaagde] de bijkomende kosten (wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) moet betalen. [gedaagde] heeft in dat verband, kort gezegd, aangevoerd dat het uitbrengen van de dagvaarding onnodig was, omdat partijen lange tijd in overleg waren over de creditering. Verder heeft [gedaagde] het gereserveerde geld moeten gebruiken voor een behandeling in een ziekenhuis in Duitsland.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] gehouden is de bijkomende kosten te betalen. Daarvoor is het volgende van belang. Vast staat dat er tussen partijen discussie heeft bestaan over de hoogte van de facturen. Op 22 juni 2022 heeft [eiser] [gedaagde] daarom een creditnota gestuurd voor een bedrag van € 5,07, waarna een openstaand bedrag van € 2.842,37 resteerde. Door [gedaagde] is niet weersproken dat hij is geïnformeerd over de totstandkoming van het gecrediteerde bedrag en dat het door [eiser] gecrediteerde bedrag juist is. De kantonrechter zal daar daarom vanuit gaan. Dit betekent dat [gedaagde] gehouden was het openstaande bedrag aan facturen te voldoen. Bovendien stond het door [gedaagde] onbetaald gelaten bedrag niet in verhouding tot het gecrediteerde bedrag.
5.4.
[gedaagde] heeft het openstaande bedrag aan facturen niet (tijdig) voldaan en moet de bijkomende kosten dan ook betalen. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] , namelijk dat hij het gereserveerde geld voor een behandeling c.q. opname in een ziekenhuis in Duitsland heeft moeten gebruiken, maken het voorgaande niet anders. Dit doet immers niets af aan zijn betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] de wettelijke handelsrente moet betalen. [eiser] heeft berekend hoeveel de wettelijke handelsrente vanaf 11 mei 2022 tot aan de datum dagvaarding, 29 september 2022, bedraagt. Bij deze berekening is door [eiser] echter geen rekening gehouden met de betaling van [gedaagde] van € 100,00 op 23 september 2022. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente daarom toewijzen vanaf 11 mei 2022 tot 23 september 2022 over een bedrag van € 2.942,37 en over een bedrag van € 2.842,37 vanaf 23 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
5.6.
[eiser] maakt verder aanspraak op een bedrag van € 441,35 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten dat toewijsbaar is op grond van het in het Besluit gehanteerde tarief, bedraagt € 419,24. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 419,24 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijzen.
5.7.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- kosten dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde
€ 464,00(2 punten × tarief € 232,00)
totaal € 835,43

6.De beslissing

6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.842,37 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.942,37 vanaf 11 mei 2022 tot 23 september 2022 en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.842,37 vanaf 23 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 419,24 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 835,43, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de nakosten van € 116,00;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023. (TD)