In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, staat de vraag centraal of de gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van openstaande facturen en bijkomende kosten. De eiser, handelend onder de naam [A], heeft in de periode van maart tot en met april 2022 diverse goederen geleverd aan de gedaagde, handelend onder de naam [B]. De gedaagde heeft erkend dat hij een bedrag van € 2.842,37 aan openstaande facturen nog moet betalen, maar betwist de bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de openstaande facturen en bijkomende kosten moet betalen, ondanks zijn argumenten over de onnodigheid van de dagvaarding en zijn persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 835,43. Het vonnis is uitgesproken op 28 maart 2023.