In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [de vereniging]. [Eiser] vorderde toelating als lid van de vereniging, maar zijn verzoek werd afgewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 19 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 februari 2023, waarbij partijen instemden met mediation. Na het mislukken van de mediation heeft [eiser] verzocht om een vonnis.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de vereniging] biedt onderdak aan mensen in maatschappelijk of psychische nood. [Eiser] woont sinds 1 augustus 2017 in het opvangcentrum van [de vereniging] en heeft zich op 25 augustus 2022 aangemeld als lid. De vereniging heeft echter een ledenstop ingesteld en kon zijn verzoek niet honoreren. [Eiser] vorderde dat de vereniging hem als lid zou inschrijven, met een dwangsom bij niet-nakoming.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, maar dat de vereniging niet verplicht kon worden om hem als lid toe te laten. De rechter benadrukte het grondwettelijke recht van vrijheid van vereniging, wat betekent dat een vereniging zelf kan beslissen over lidmaatschap. De voorzieningenrechter concludeerde dat de weigering van de vereniging om [eiser] als lid toe te laten niet onrechtmatig was, en veroordeelde [eiser] in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.373,-.