ECLI:NL:RBOVE:2023:1369

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
08.246154.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor drugshandel en witwassen

De rechtbank Overijssel heeft op 17 april 2023 een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was beschuldigd van het handelen in harddrugs en het witwassen van de opbrengsten daarvan. Het onderzoek naar de verdachte begon in 2018, en op 27 september 2022 werd hij aangehouden met cocaïne in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door cocaïne en XTC te verkopen en te verwerken, en dat hij aanzienlijke bedragen aan contant geld en cryptovaluta heeft witgewassen, afkomstig uit zijn drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend en spijt betuigd over zijn daden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en heeft besloten tot een gevangenisstraf die de verdachte de kans biedt om zijn leven te beteren, met begeleiding van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.246154.22 (P)
Datum vonnis: 17 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 januari 2023 en van 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. de Vroome en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. Tunç, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na aanpassing van de omschrijving in de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 6 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: 2,95 gram cocaïne heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2: in een periode cocaïne en/of XTC heeft bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd en/of verstrekt;
feit 3: een geldbedrag van ongeveer € 45.795,00 heeft witgewassen;
feit 4: een geldbedrag van ongeveer € 24.000,00 heeft witgewassen;
feit 5: cryptovaluta (virtuele valuta), ter waarde van ongeveer € 13.270,34 heeft witgewassen;
feit 6: cryptovaluta (virtuele valuta), ter waarde van ongeveer € 112.862,56 euro, heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk, heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2,95 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 27 september 2022 te Hengelo (O), in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/ of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een (grote) hoeveelheid XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA),
zijnde cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Hengelo (O), in elk geval in Nederland, in een woning gelegen aan [adres] , (van) :
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 45.795 euro), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld
en/of
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij in of omstreeks de periode van 11 oktober 2021 tot en met 24 januari 2022 te Hengelo (O), in elk geval in Nederland, (van):
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 24.000 euro) althans een of meer voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet (ten behoeve van een voertuig van het merk BMW ter waarde van 24.000 euro)
en/of
daarvan gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
5
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2022 tot en met 12 oktober 2022 te Hengelo (O), in elk geval in Nederland,(van):
- cryptovaluta (virtuele valuta), ter waarde van ongeveer 13.270,34 euro, althans een of meer voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
6
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2021 tot en met 16 maart 2022 te Hengelo (O), in elk geval in Nederland, (van):
- cryptovaluta (virtuele valuta), ter waarde van ongeveer 112.862,56 euro, althans een of meer voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Verdachte is sinds 2018 in beeld bij de politie in verband met de handel in verdovende middelen. Op 24 januari 2022 werd een BMW M140I Xdrive onder verdachte als eigenaar in beslag genomen op verdenking van witwassen. Naar aanleiding hiervan werd een onderzoek opgestart naar drugshandel en witwassen door verdachte. Op 27 september 2022 werd verdachte aangehouden door de politie, waarbij onder meer cocaïne bij hem werd aangetroffen. Verdachte bevindt zich vanaf dat moment in voorlopige hechtenis en heeft ter terechtzitting – kort samengevat – bekend dat hij geld heeft verdiend met drugshandel en het met die handel verdiende geld heeft gebruikt om een auto te kopen en cryptovaluta aan te schaffen. Daarnaast heeft hij een deel van het verdiende geld op een veilige plek, namelijk in een afgesloten kast in de woning van zijn moeder gelegd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 3 geldt daarbij dat de sub b variant (van artikel 420bis lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) kan worden bewezen verklaard, waarbij verdachte wist dat het geldbedrag
onmiddellijkafkomstig was uit eigen misdrijf.
Ten aanzien van feit 4 geldt dat verdachte een bedrag van € 24.000,00 heeft witgewassen door het bedrag te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad en vervolgens te hebben omgezet in een BMW, terwijl hij wist dat het bedrag
middellijkafkomstig was uit enig eigen misdrijf. Ten aanzien van feit 5 stelt de officier van justitie dat sprake was van het verwerven en voorhanden hebben gehad van de cryptovaluta, terwijl verdachte wist dat het
middellijkafkomstig was uit enig eigen misdrijf. Ten aanzien van feit 6 geldt dat sprake was van het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en gebruik maken van cryptovaluta, terwijl verdachte wist dat het
middellijkafkomstig was uit enig eigen misdrijf.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring daarvan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 3
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat hij geld, afkomstig uit enig eigen misdrijf, namelijk de handel in drugs, heeft witgewassen.
In een afgesloten kast op zolder in de woning van de moeder van verdachte, waar verdachte op dat moment niet woonachtig en ingeschreven was, is door de politie een geldbedrag van € 45.795,00 aangetroffen. Het geld was in plastic folie gewikkeld. Een deel ervan zat in een afgesloten kluisje in de kast en een deel ervan lag buiten de kluis in de afgesloten kast. De sleutels van de kast en het kluisje had verdachte aan de sleutelbos hangen, die bij hem tijdens de insluitingsfouillering is aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat het geld door hem verdiend is met de handel in drugs en dat hij het in een afgesloten kast in de woning van zijn moeder heeft gelegd, een voor hem veilige plek. Het geldbedrag is dus onmiddellijk afkomstig uit enig eigen misdrijf, verdachte heeft het geldbedrag in de woning van zijn moeder voorhanden gehad en opgeborgen in een afgesloten kast en kluis. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee handelingen verricht die gericht waren op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. De kwalificatie-uitsluitingsgrond (HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090) is daarom niet van toepassing.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 3 sub b ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Voor een bewezenverklaring van het onder 3 sub a ten laste gelegde bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten in het dossier, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 4, 5 en 6
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De kwalificatie-uitsluitingsgrond is ook in deze gevallen niet van toepassing. Wat betreft feit 4 komt de rechtbank, naast het verwerven en voor handen hebben van het geldbedrag van € 24.000,00, namelijk ook tot bewezenverklaring van het overdragen en omzetten daarvan ten behoeve van een voertuig van het merk BMW en het gebruik maken daarvan. Voor feit 5 en 6 geldt dat de cryptovaluta niet onmiddellijk, maar middellijk afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de opbrengsten uit de drugshandel op een bankrekening stonden en dat hij daarvan cryptovaluta heeft aangeschaft.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 27 september 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk, heeft vervoerd, ongeveer 2,95 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 27 september 2022 in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt,
- een hoeveelheid cocaïne, en
- een hoeveelheid XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4methyleendioxymethamfethamine (MDMA), zijnde cocaïne en 3,4methyleendioxymethamfethamine (MDMA), telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 27 september 2022 te Hengelo (O), in een woning gelegen aan [adres] , een geldbedrag (van in totaal ongeveer 45.795 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
4
hij in de periode van 11 oktober 2021 tot en met 24 januari 2022 in Nederland een geldbedrag (van in totaal ongeveer 24.000 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet (ten behoeve van een voertuig van het merk BMW ter waarde van 24.000 euro) en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, dat dat geld - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
5
hij in de periode van 27 september 2022 tot en met 12 oktober 2022 in Nederland, cryptovaluta (virtuele valuta), ter waarde van ongeveer 13.270,34 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die cryptovaluta - middellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
6
hij in de periode van 26 juli 2021 tot en met 16 maart 2022 in Nederland, cryptovaluta (virtuele valuta), ter waarde van ongeveer 112.862,56 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die cryptovaluta - middellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420bis Sr en artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2
telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, 4, 5 en 6
telkens het misdrijf:
witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier jaren gevorderd, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat recidiveren moet worden voorkomen bij verdachte. Een lange gevangenisstraf zou verdachte daarbij niet helpen. Een gevangenisstraf voor de duur van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis met daarbij een flinke voorwaardelijke straf zou dan ook in het belang van de maatschappij zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van ruim drie jaren gehandeld in diverse harddrugs. De opbrengsten daarvan heeft hij witgewassen.
Met zijn handelen heeft verdachte een grote rol gespeeld in de handel en verspreiding van harddrugs. Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat verdachte grote hoeveelheden harddrugs heeft verkocht. Voor verschillende afnemers, waaronder minderjarigen, heeft dat ingrijpende gevolgen gehad. Van de afnemers die als getuige zijn gehoord door de politie, kampt een aantal met een hardnekkige verslaving, soms met opname in een afkickkliniek tot gevolg. Dat heeft niet alleen enorme impact op de afnemers zelf, maar ook op hun naasten.
De handel in drugs moet streng worden bestreden vanwege de schadelijkheid daarvan voor de volksgezondheid. Het is bovendien algemeen bekend dat de handel in harddrugs gepaard gaat met verschillende andere vormen van (zware) criminaliteit en overlast, wat ontwrichtend is voor de samenleving. Verdachte heeft hier kennelijk geen boodschap aan gehad en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan witwassen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook worden op deze manier inkomens en vermogens onttrokken aan het zicht van de Belastingdienst.
Persoon van de verdachte
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek heeft verdachte voornamelijk gezwegen. Ter zitting heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van alle feiten op de tenlastelegging. Verdachte heeft ook verklaard over zijn eigen (hard)drugsverslaving en spijt betuigd. De verklaringen die door verschillende van zijn afnemers zijn afgelegd, hebben volgens verdachte diepe indruk op hem gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij het vreselijk vindt dat hij met zijn handelen heeft bijdragen aan de gevolgen die het gebruik van harddrugs voor hen heeft gehad.
Uit het strafblad van verdachte van 21 februari 2023 blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al een aantal keer is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. Er is sprake van een lopende proeftijd vanwege een onherroepelijke veroordeling op 29 maart 2021 door de politierechter voor het overtreden van de Opiumwet. Verdachte was dus een gewaarschuwd man. Verdachte is niet eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 20 maart 2023, waarin de reclassering spreekt van een delictpatroon betreffende het overtreden van de Opiumwet. De reclassering schat de kans op recidive in als hoog. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen en bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • drugsverbod;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • locatiegebod (met elektronische monitoring);
  • meewerken aan schuldhulpverlening
  • andere voorwaarde het gedrag betreffende.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte geen beroepsopleiding heeft, geen legaal inkomen heeft waarvan hij kan rondkomen en dat sprake is van schuldenproblematiek. Vanuit het veiligheidshuis heeft de reclassering begrepen dat verdachte voldoet aan de criteria voor de status van zeer actieve veelpleger. Er zijn zorgen over de veiligheid, die kunnen worden ingeperkt door middel van het beschreven plan van aanpak. De bijzondere voorwaarden die worden geadviseerd zullen verdachte ondersteunen en zijn gericht op het geven van stabiliteit en structuur in zijn dagelijks leven. Het doorbreken van het delictpatroon zal vooral van de houding en inzet van verdachte afhangen, aldus de reclassering.
Strafoplegging
Bij vergelijkbare feiten worden doorgaans gevangenisstraffen van aanzienlijke duur opgelegd, zoals in deze zaak ook door de officier van justitie geëist. Verdachte heeft op zitting echter volledige openheid van zaken gegeven en het boetekleed aangetrokken, waarbij hij niet alleen heeft verklaard over de strafbare feiten die hij heeft gepleegd, maar ook spijt heeft betuigd en inzicht heeft getoond in zijn handelen. De rechtbank weegt dat in het voordeel van verdachte mee bij de strafoplegging. Vanwege de houding en persoonlijke omstandigheden van verdachte komt de rechtbank tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Een straf zoals door de verdediging voorgesteld zou geen recht doen aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht het in dit geval passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op te leggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte na het uitzitten van zijn gevangenisstraf terug kan vallen op begeleiding en toezicht vanuit de reclassering, omdat hij zijn leven op een hele andere manier vorm zal moeten geven dan hij gewend was en vanwege de zorgen die er zijn over de veiligheid. De rechtbank zal geen elektronische monitoring als bijzondere voorwaarde opleggen, omdat het advies dat hierover is uitgebracht uitgaat van een verblijfplaats bij Stichting Trai per april 2023. Of verdachte daar na het uitzitten van zijn gevangenisstraf terecht kan, is op dit moment onzeker.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen goederen moeten worden verbeurdverklaard. Voor het geldbedrag van € 45.795,00, de BMW en de cryptovaluta ter waarde van € 13.087,67 geldt dat deze geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van strafbare feiten zijn verkregen. Voor het geldbedrag van € 1.990,00 (aangetroffen in de onderbroek van verdachte tijdens de insluitingsfouillering) geldt dat het zeer aannemelijk is dat het handelsgeld is, wat in relatie staat tot een strafbare gedraging. Ook dit moet worden verbeurdverklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om ook de cryptovaluta ter waarde van € 112.862,56 verbeurd te verklaren, ondanks dat deze niet op de beslaglijst staan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard afstand te doen van alle goederen vermeld op de beslaglijst.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen, te weten het geldbedrag van € 45.795,00 (nummer 2 op de beslaglijst), de BMW (nummer 3 op de beslaglijst), de cryptovaluta ter waarde van € 13.087,67 (nummer 4 en 5 op de beslaglijst) en het geldbedrag van € 1.990,00 (nummer 1 op de beslaglijst), moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.
De cryptovaluta ter waarde van € 112.862,56 staan niet op de beslaglijst zoals bedoeld in artikel 309 Sv. Ter zitting is door de officier van justitie verklaart dat deze cryptovaluta niet in beslag konden worden genomen, omdat ze verdwenen zouden zijn. De rechtbank neemt daarom geen beslissing ten aanzien van de cryptovaluta ter waarde van € 112.862,56.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 2 telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, 4, 5 en 6 telkens het misdrijf:
witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat diagnosticeren en wanneer er een behandelaanbod is, ambulant behandelen door een door de reclassering nader te bepalen zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controles op dit verbod door middel van urineonderzoek, zo vaak de reclassering nodig acht;
- verblijft bij Trai of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- zich inspant om dagbesteding te vinden en te behouden in de trant van een opleiding en/of werk.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 5.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer: PL0600-2022436592, gesloten op 29 november 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de insluitingsfouillering van verdachte van 27 september 2022, pagina 144-145;
3.
Het geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 28 september 2022, genummerd 2022.09.28.037 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. F. Wallace, pagina 185;
4.
Het geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 28 september 2022, genummerd 2022.09.28.037 (aanvraag 002), opgemaakt door ing. F. Wallace, pagina 186;
Feit 2
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] van 6 juni 2022, pagina’s 306 tot en met 312;
7. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] van 6 juni 2022, pagina’s 317 tot en met 319;
Feit 3
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
9. Het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte, [naam] , van 28 september 2022, pagina’s 159 tot en met 163;
Feit 4
10.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
11.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] van 16 februari 2022, pagina 298299;
12.
Het proces-verbaal onderzoek witwassen van 8 september 2022, pagina’s 70 tot en met 80;
Feit 5
13.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
14.
Het proces-verbaal netwerkzoeking na inbeslagname van verbalisant [verbalisant 1] van 2 november 2022, pagina 201;
15.
Het aanvullende proces-verbaal van bevindingen genummerd PL0600-2022030167-84 van verbalisant [verbalisant 2] van 14 februari 2023;
Feit 6
16.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
17.
Het proces-verbaal van bevindingen genummerd PL0600-2022030167-69 van verbalisant [verbalisant 2] van 2 november 2022, pagina 202;
18.
Het proces-verbaal van bevindingen genummerd PL0600-2022030167-80 van verbalisant [verbalisant 3] van 5 december 2022, pagina 297.