ECLI:NL:RBOVE:2023:1332

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
84.189339.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitoefening van het dierenartsenvak door geschorste dierenarts en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige man, die als dierenarts werkzaam was. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte het recht van dierenarts had uitgeoefend, ondanks dat hij bij (tucht)rechtelijke uitspraak was ontzet. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat was gestart na signalen dat de verdachte mogelijk nog werkzaamheden als dierenarts verrichtte, terwijl hij geschorst was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. D. van Ieperen, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. K.J. Breedijk, in overweging genomen. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het uitoefenen van het recht van dierenarts, het beroepsmatig uitvoeren van diergeneeskundige handelingen zonder toelating, en het afleveren van diergeneesmiddelen zonder vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigen en het bestuderen van het dossier, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de eerste twee feiten en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het derde feit, het afleveren van een diergeneesmiddel zonder vergunning, oordeelde de rechtbank dat dit feit niet strafbaar was, omdat de dierenarts die het middel voorschreef, een vergunning had. De rechtbank heeft de verdachte op dat onderdeel ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.189339.21 (P)
Datum vonnis: 13 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 oktober 2022 en 6 maart 2023 en 30 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K.J. Breedijk, advocaat in Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 13 oktober 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 27 februari 2021 tot en met 1 maart 2021:
feit 1:het recht van dierenarts heeft uitgeoefend wetende dat hij daarvan bij (tucht)rechtelijke uitspraak was ontzet;
feit 2:al dan niet opzettelijk beroepsmatig diergeneeskundige handelingen heeft uitgevoerd/voorgeschreven, terwijl hij niet was toegelaten om die handelingen beroepsmatig te verrichten, immers was hij niet toegelaten als dierenarts en niet inschreven in het register;
feit 3: al dan niet opzettelijk diergeneesmiddelen heeft afgeleverd, terwijl hij niet in het bezit was van een kleinhandelsvergunning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2021 tot en met 1 maart 2021, te Veendam en/of te Drouwenermond gemeente Borger-Odoorn en/of te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal,
het recht van dierenarts heeft uitgeoefend, wetende dat hij daarvan bij (tucht)rechterlijke uitspraak, te weten d.d. 6 november 2020 was ontzet, immers heeft hij, verdachte beroepsmatig diergeneeskundige handelingen verricht te weten,
-op of omstreeks 27 februari 2021 een geitje geëuthaniseerd, en/of
-op of omstreeks 27 februari 2021 een pony met het diergeneesmiddel penstrep-ject 10 0ml ingespoten en/of
-op of omstreeks 27 februari 2021 het diergeneesmiddel clavaseptin 500 mg tabletten voorgeschreven, en/of
-op of omstreeks 1 maart 2021 het diergeneesmiddel rimadyl 100 mg tabletten voorgeschreven,
terwijl hij verdachte bij voornoemde onherroepelijk geworden uitspraak geheel was geschorst in het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen;
feit 2:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2021 tot en met 1 maart 2021, te Veendam en/of te Drouwenermond, gemeente Borger-Odoorn en/of te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk
beroepsmatig een of meer diergeneeskundige handeling(en) met het oog op het voorkomen, genezen, verzachten, onderkennen of opheffen van een aandoening, dierziekte, zoönose, ziekteverschijnsel, gebrek, of van in- of uitwendig letsel of pijn, heeft uitgevoerd en/of voorgeschreven, te weten,
-het op of omstreeks 27 februari 2021 euthaniseren van een geitje en/of
-het op of omstreeks 27 februari 2021 inspuiten van een pony met het diergeneesmiddel penstrep-ject 100ml, en/of
-het op of omstreeks 27 februari 2021 een behandeling voorschrijven inhoudende het gebruik van het diergeneesmiddel clavaseptin 500 mg tabletten, en/of
-het op of omstreeks 1 maart 2021 een behandeling voorschrijven inhoudende het gebruik van het diergeneesmiddel rimadyl 100 mg tabletten,
terwijl hij verdachte niet bij of krachtens artikel 4.1 van de Wet Dieren was toegelaten om voornoemde diergeneeskundige handelingen beroepsmatig te verrichten, immers was hij verdachte niet toegelaten als dierenarts en niet ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 4.3 eerste lid van de Wet Dieren;
feit 3:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Veendam en/of te Drouwenermond, gemeente Borger-Odoorn en/of te Winschoten, gemeente Oldambt althans in Nederland, al dan niet opzettelijk een handeling heeft verricht die ertoe strekte één of meer diergeneesmiddel(en), af te leveren terwijl die handeling niet was toegestaan krachtens een vergunning die was verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft hij, verdachte,
-op of omstreeks 27 februari 2021 het diergeneesmiddel penstrep-ject 100 ml, en/of
-op of omstreeks 27 februari 2021 het diergeneesmiddel clavaseptin 500 mg tabletten, en/of
-op of omstreeks 1 maart 2021 het diergeneesmiddel rimadyl 100 mg tabletten,
afgeleverd terwijl hij verdachte niet in het bezit was van een kleinhandelsvergunning.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een opsporingsonderzoek is ingezet terwijl geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld. Hierdoor is artikel 8 EVRM geschonden, wat tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie moet leiden.
3.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat artikel 8 EVRM niet is geschonden, omdat wel degelijk sprake was van een redelijk vermoeden van schuld bij aanvang van het opsporingsonderzoek.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de aanleiding van het onderzoek leidt de rechtbank uit het dossier af dat de NVWA-IOD op 5 januari 2021 informatie ontving over verdachte. Hij zou mogelijk nog werkzaamheden verrichten als dierenarts, terwijl hij geschorst was door het Veterinaire Tucht- en Beroepscollege. Deze informatie was afkomstig van een oud NVWA-dierenarts. Deze dierenarts zou van andere dierenartsen hebben gehoord dat verdachte aan collega’s om specifieke diergeneesmiddelen had gevraagd. Hierop is op 21 januari 2021 dierenarts drs. [getuige 1] als getuige gehoord. Zij verklaarde dat verdachte haar op 31 december 2020 (ten tijde van zijn schorsing) heeft gevraagd of zij aan hem zou kunnen leveren een diergeneesmiddel met een zogeheten kanalisatiestatus UDA (dat wil zeggen uitsluitend op recept verkrijgbaar en door een dierenarts af te leveren). Verder is op 19 februari 2021 dierenarts drs. [getuige 2] gehoord als getuige. Ook hij verklaarde dat hij op 31 december 2020 door verdachte is benaderd met de vraag of hij een diergeneesmiddel met de kanalisatiestatus UDA aan hem zou kunnen leveren. Daarna zijn verschillende diergeneesmiddelendatabanken geraadpleegd (database IKB Nederland (varken) en database InfoVarken). Daaruit viel af te leiden dat verdachte nog als actief stond geregistreerd en sinds zijn schorsing van 13 november 2020 nog meerdere leveringen van antibiotica zou hebben gedaan aan varkenshouders.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank beschouwt het strafrechtelijk onderzoek om die reden als rechtmatig. Schending van artikel 8 EVRM is niet aan de orde. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman en acht de officier van justitie ontvankelijk.
3.4
De schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Verdachte is dierenarts en mede-eigenaar van een dierenartspraktijk. Naast verdachte zijn er nog twee dierenartsen bij de praktijk werkzaam, te weten drs. [getuige 4] (hierna te noemen: drs. [getuige 4] ) en drs. [getuige 5] (hierna te noemen: drs. [getuige 5] ).
Verdachte is bij uitspraak van het Veterinaire Beroepscollege van 6 november 2020geschorst voor een periode van één jaar met ingang van 13 november 2020. [2]
Zoals hiervoor onder 3.3.3 is benoemd, kwam er op 5 januari 2021 bij de NVWA-IOD een signaal binnen dat verdachte mogelijk toch nog zijn beroep van dierenarts uitoefende. Naar aanleiding van dit signaal zijn twee dierenartsen als getuigen gehoord. Nadat deze twee dierenartsen een voor verdachte belastende verklaring hadden afgelegd, zijn verschillende diergeneesmiddelendatabanken geraadpleegd. Daaruit was af te leiden dat verdachte nog als actief stond geregistreerd en sinds zijn schorsing van 13 november 2020 meerdere leveringen van antibiotica zou hebben gedaan aan varkenshouders. Gelet hierop is een nader strafrechtelijk onderzoek gestart. Zo is onder andere de mobiele telefoon van verdachte getapt en in beslag genomen, is administratie van de dierenartspraktijk onderzocht en zijn diverse collega’s van verdachte alsmede cliënten van de dierenartspraktijk als getuige gehoord.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft diergeneeskundige handelingen verricht, terwijl hij geschorst was als dierenarts. De door de verdediging ingebrachte ontlastende verklaringen van collega’s van verdachte, welke zijn herhaald bij de rechter-commissaris, zijn onbetrouwbaar, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan (overtuigend) bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat voor alle feiten sprake is van meervoudig en elkaar ondersteunend ontlastend en betrouwbaar bewijs. Het mogelijk aanwezige belastende bewijs dient als bewijs te worden uitgesloten, omdat er geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld zoals bedoeld in artikel 27 Sv, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 3 is de raadsman subsidiair van mening dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, omdat artikel 2.19 Wet Dieren niet langer van kracht is en de ten laste gelegde gedraging dus niet te kwalificeren is.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Ten aanzien van de rechtmatigheid van het bewijs
De rechtbank heeft hiervoor onder rechtsoverweging 3.3.3 al uiteengezet dat sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld, zoals bedoeld in artikel 27 Sv. Van schending van artikel 8 EVRM is derhalve geen sprake. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep van de verdediging op bewijsuitsluiting.
4.4.2
Ten aanzien van feiten 1 en 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De feiten 1 en 2 zien - kort samengevat - op het strafbare verwijt dat verdachte in de periode van 27 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 het recht van dierenarts heeft uitgeoefend en/of
beroepsmatig diergeneeskundige handelingen heeft uitgevoerd/voorgeschreven, terwijl verdachte dit niet mocht doen omdat hij als dierenarts was geschorst. Er is in de onderhavige zaak sprake van eendaadse samenloop, waarbij de tenlastelegging zich toespitst op de volgende vier gebeurtenissen:
- het euthanaseren van een geitje;
- het inspuiten van een pony met het diergeneesmiddel penstrep-ject 100 ml;
- het voorschrijven van een behandeling, inhoudende het gebruik van het diergeneesmiddel clavaseptin 500 mg tabletten;
- het voorschrijven van een behandeling, inhoudende het gebruik van het diergeneesmiddel rimadyl 100 mg tabletten.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte direct na de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege met zijn collega’s van de dierenartspraktijk de consequenties van zijn schorsing heeft besproken. Het dienstrooster is vervolgens zodanig aangepast dat verdachte enkel nog ondersteunende taken verrichtte, waaronder baliewerkzaamheden, het klaarleggen en overhandigen van diergeneesmiddelen en het onderhouden van telefonisch contact met klanten. Verdachte ontkent met klem op dezelfde voet als dierenarts te hebben doorgewerkt.
De rechtbank begrijpt enerzijds wel hoe in het begin van het onderzoek bij het Openbaar Ministerie het beeld heeft kunnen ontstaan dat verdachte, ondanks zijn schorsing, op dezelfde voet is doorgegaan. Verdachte is in zijn handelen naar de buitenwereld toe immers niet op de achtergrond getreden. Zo blijkt uit de vele tapgesprekken dat verdachte veelvuldig telefonisch contact met klanten heeft gehad. De telefoon van de dierenartspraktijk werd daarbij ‘s avonds en ‘s nachts en in de weekenden altijd doorgeschakeld naar de mobiele telefoon van verdachte. Ook de wijze waarop de telefoongesprekken plaatsvonden (spreken door verdachte in de ik-vorm) konden de indruk wekken dat verdachte nog altijd als dierenarts werkzaam was en op eigen houtje handelde.
Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat het beeld dat van verdachte is ontstaan mede te wijten is aan het gebrekkige onderzoek door de opsporingsdienst NVWA-IOD. Zo is nagelaten de dierenartsen drs. [getuige 4] en drs. [getuige 5] te horen, terwijl deze personen een belangrijke rol vervullen in de dierenartspraktijk waar verdachte werkzaam is. Daarnaast is nagelaten getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) te horen, terwijl zij volgens de verklaring van getuige [getuige 7] (hierna: [getuige 7] ) de pony meerdere keren met penstrep-ject 100 ml. heeft ingespoten en verdachte heeft verklaard dat [getuige 6] alle keren dit middel heeft toegediend. Het is de verdediging die nadien verklaringen heeft ingebracht van onder meer voornoemde personen. Op verzoek van de officier van justitie zijn enkele getuigen door de rechter-commissaris gehoord, onder wie drs. [getuige 4] , drs. [getuige 5] en paraveterinair [getuige 8] (hierna te noemen: [getuige 8] ). Zij hebben tegenover de rechter-commissaris voor verdachte ontlastende verklaringen afgelegd. Het beeld van de activiteiten van verdachte, zoals dat uit het dossier van de NVWA-IOD naar voren komt, is hierdoor fors genuanceerd.
Betrouwbaarheid van de ontlastende getuigen
De officier van justitie heeft de ontlastende verklaringen als onbetrouwbaar aangemerkt. Volgens de officier van justitie blijkt de onbetrouwbaarheid van die verklaringen uit twee casussen die niet op de dagvaarding zijn vermeld (het enten van de paarden van [naam 1] en de casus [naam 2] ). In die casussen hebben de getuigen niet consistent verklaard, aldus de officier van justitie.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank het met de verdediging eens dat het niet aannemelijk is dat alle ontlastende getuigen gedurende een langere periode (eerst door middel van schriftelijke getuigenverklaringen en later bij de rechter-commissaris) consequent hebben gelogen.. Deze getuigen hebben bovendien geen aantoonbaar belang om te liegen. Het dossier bevat verder onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de getuigen eerst schriftelijk en later bij de rechter-commissaris niet de waarheid hebben verklaard. Met andere woorden: dat de ontlastende getuigen hebben gelogen is ongeloofwaardig en niet aannemelijk De rechtbank acht de ontlastende verklaringen betrouwbaar.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte een oprechte indruk maakt. Zijn verklaring wordt meervoudig en op essentiële delen ondersteund door zowel collega’s als cliënten van de dierenartspraktijk. Zo verklaart drs. [getuige 5] dat hij
de geitheeft geëuthanaseerd, wat wordt onderbouwd door [getuige 8] die heeft verklaard de spuit aan [getuige 5] te hebben gegeven.
Ten aanzien van
de ponyheeft drs. [getuige 5] verklaard de medicatie te hebben voorgeschreven en dat de medicatie in overleg met verdachte door verdachte is afgeleverd. Getuige [getuige 6] heeft schriftelijk verklaard de medicatie van verdachte te hebben ontvangen en de pony daarmee zelf te hebben ingespoten. De eigenaresse van de pony, getuige [getuige 7] , was er zelf niet bij, maar heeft schriftelijk wel verklaard dat [getuige 6] aan haar heeft verteld dat [getuige 6] de injectie heeft toegediend.
Ten aanzien van de
clavaseptinheeft drs. [getuige 5] verklaard deze antibiotica te hebben voorgeschreven en de desbetreffende hond al geruime tijd onder behandeling te hebben. De medicatie is klaargelegd door paraveterinair [getuige 9] (hierna te noemen: [getuige 9] ), wat door [getuige 9] schriftelijk is bevestigd.
Ten aanzien van de
rimadylheeft drs. [getuige 4] verklaard deze medicatie te hebben voorgeschreven nadat collega [getuige 8] haar de casus had voorgelegd. [getuige 8] heeft deze gang van zaken bevestigd.
De rechtbank heeft op grond van het vorenstaande ten aanzien van alle vier ten laste gelegde diergeneeskundige handelingen derhalve niet de overtuiging dat verdachte die heeft verricht en/of voorgeschreven.
4.4.3
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt. Feit 3 ziet - kort samengevat - op het strafbare verwijt dat verdachte opzettelijk diergeneesmiddelen heeft afgeleverd, terwijl hij niet in het bezit was van een kleinhandelsvergunning. Het gaat specifiek om de volgende drie diergeneesmiddelen: clavaseptin, rimadyl en penstrep-ject.
Ten aanzien van de diergeneesmiddelen
clavaseptin500 mg tabletten en
rimadyl100 mg is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte deze diergeneesmiddelen heeft afgeleverd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het diergeneesmiddel
clavaseptin500 mg is door [naam 3] (eigenaar van de betrokken hond) opgehaald nadat [getuige 9] de medicatie had klaargelegd en aan [naam 3] heeft afgegeven. Zowel drs. [getuige 4] (die zelf de medicatie heeft voorschreven) als [getuige 9] bevestigen deze gang van zaken.
Het diergeneesmiddel
rimadyl100 mg is ook voorgeschreven door drs. [getuige 4] . Hierover is overleg geweest tussen drs. [getuige 4] , [getuige 8] en verdachte. Verdachte heeft telefonisch contact hierover gehad met [naam 4] (de eigenaar van de betrokken hond), maar niet is komen vast te staan dat verdachte de medicatie heeft afgegeven aan [naam 4] .
De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van deze onderdelen dan ook vrij.
Ten aanzien van het diergeneesmiddel
penstrep-ject100 ml overweegt de rechtbank als volgt. Uit de verklaring van drs. [getuige 5] volgt dat hij dit diergeneesmiddel heeft voorgeschreven en dat de medicatie door verdachte is meegenomen om af te leveren bij [getuige 7] (de eigenaresse van de pony). [3] Getuige [getuige 6] (een vriendin van [getuige 7] ) heeft beaamd dat verdachte ter plaatse kwam en de medicatie aan haar heeft afgeleverd. [4] Getuige [getuige 10] heeft bevestigd dat [getuige 6] de medicatie in ontvangst nam. [5] Verdachte heeft ook bekend dat hij dit diergeneesmiddel heeft afgeleverd. [6] Gelet op deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte het diergeneesmiddel penstrep-ject 100 ml heeft afgeleverd. Verdachte had hiervoor geen kleinhandelsvergunning, want hij was geschorst in de uitoefening van zijn beroep als dierenarts conform de uitspraak het Veterinaire Beroepscollege van 6 november 2020. [7]
De rechtbank acht op grond van voornoemde verklaringen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het diergeneesmiddel penstrep-ject 100 ml heeft afgeleverd, terwijl verdachte niet in het bezit was van een kleinhandelsvergunning.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 februari 2021 te Drouwenermond opzettelijk een handeling heeft verricht die ertoe strekte één diergeneesmiddel af te leveren terwijl die handeling niet was toegestaan krachtens een vergunning die was verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft hij, verdachte,
op 27 februari 2021 het diergeneesmiddel penstrep-ject 100 ml afgeleverd terwijl hij verdachte niet in het bezit was van een kleinhandelsvergunning.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank stelt vast dat de tekst van de tenlastelegging die betrekking heeft op feit 3 zoals bewezen is verklaard, is toegesneden op de delictsomschrijving van artikel 2.19 Wet Dieren. Deze regeling is per 28 januari 2022 vervallen. De kleinhandel in diergeneesmiddelen is nu geregeld in artikel 2:20 lid 2 onder b Wet Dieren en verder uitgewerkt in het Besluit Diergeneesmiddelen 2022, dat in werking is getreden op 11 maart 2022.
Ingevolge artikel 5.1 lid 1 Besluit Diergeneesmiddelen 2022, wordt een voorschriftplichtig diergeneesmiddel uitsluitend geleverd door een dierenarts of een apotheker. In afwijking hiervan kan volgens artikel 5.1. lid 3 een dierenarts het afleveren van een diergeneesmiddel door een andere persoon uit laten voeren voor zover dit in overeenstemming is met de zorgplichten, bedoeld in artikel 4.2 van de wet en regels die bij ministeriële regeling met betrekking tot het afleveren door een andere persoon kunnen worden gesteld.
Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit Diergeneesmiddelen 2022 is hierover nog opgemerkt dat de mogelijkheid van een dierenarts om de aflevering te laten uitvoeren door een andere persoon een voortzetting is van bestaand beleid (artikel 5.4, derde lid, van het Besluit diergeneesmiddelen). Met een andere persoon wordt bijvoorbeeld een medewerker van de dierenartspraktijk bedoeld. Die andere persoon heeft geen kleinhandelsvergunning nodig.
In dit geval gaat het om het afleveren van het diergeneesmiddel penstrep-ject 100 ml door verdachte op 27 februari 2021. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.4.3 al is vastgesteld, is dit diergeneesmiddel voorgeschreven door dierenarts drs. [getuige 5] . Naar het oordeel van de rechtbank was drs. [getuige 5] in lijn met artikel 5.1 lid 3 gerechtigd om het diergeneesmiddel door verdachte, zijnde een medewerker van de dierenartspraktijk, te laten afleveren. Verdachte had hiervoor geen kleinhandelsvergunning nodig, zo volgt uit voornoemde nota van toelichting. Dat verdachte op het moment van afleveren als dierenarts was geschorst, doet daar niet aan af. Van belang is dat de dierenarts die het middel voorschreef, in dit geval drs. [getuige 5] , een kleinhandelsvergunning heeft.
Wat de rechtbank van dit tenlastegelegde feit onder rechtsoverweging 4.5 bewezen heeft verklaard, levert derhalve geen strafbaar feit op. Dit brengt mee dat het bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd. Verdachte moet ter zake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart dat het onder 3 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. D. ten Boer en mr. C.H. de Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken 13 april 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de NVWA-IOD met dossiernummer 2021-163657 (onderzoeksnaam Adelaide). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, zijnde een uitspraak het Veterinaire Beroepscollege van 6 november 2020, dossier Adelaide 2021-163657, genummerd als DOC-00033.
3.Een geschrift, zijnde een verklaring van dierenarts drs. [getuige 5] , gevoegd als bijlage 2 onder i, ingebracht bij brief van 11 oktober 2022 van advocaat mr. K.J. Breedijk.
4.Een geschrift, zijnde een verklaring van [getuige 6] , gevoegd als bijlage 2 onder ii, ingebracht bij brief van 11 oktober 2022 van advocaat mr. K.J. Breedijk.
5.Een geschrift, zijnde een verklaring van [getuige 10] , gevoegd als bijlage 2 onder iv, ingebracht bij brief van 11 oktober 2022 van advocaat mr. K.J. Breedijk.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 mei 2021, dossier Adelaide 2021-163657, pagina 42, genummerd als V-001-00001).
7.Een geschrift, zijnde een uitspraak het Veterinaire Beroepscollege van 6 november 2020, dossier Adelaide 2021-163657, genummerd als DOC-00033.