ECLI:NL:RBOVE:2023:1320

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
08/140361-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en openlijk geweld in een huiselijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn echtgenote en openlijk geweld tegen zijn schoonbroer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 juni 2022 in Enschede zijn echtgenote, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan. Dit gebeurde tijdens een ruzie in hun woning. De rechtbank heeft de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door medische verklaringen die letsel bevestigen.

Daarnaast heeft de verdachte, samen met zijn broer, openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2], de broer van [slachtoffer 1]. Na de mishandeling van [slachtoffer 1] kwam [slachtoffer 2] ter plaatse, waar een vechtpartij ontstond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 2] hebben geslagen en geschopt, wat resulteerde in letsel bij [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 240 uren.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beoordeeld. De vordering van [slachtoffer 1] tot schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van €250, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van €1.135 werd toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, aangezien de verdachte eerder al een BORG-training had gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/140361-22 (P)
Datum vonnis: 14 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. Lepoutre en van wat door de (gemachtigde) raadsvrouw mr. L. de Widt, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zijn echtgenote [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft mishandeld;
feit 2:openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 juni 2022 te Enschede zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal, in het gezicht te slaan en/of duwen;
2
hij op of omstreeks 6 juni 2022 te Enschede openlijk, te weten: op de [woonplaats 3], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- die [slachtoffer 2] ten val te brengen, en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of schoppen.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard voor wat betreft het duwen in het gezicht. De raadsvrouw heeft zich voor het onder 2 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen, maar dat verdachte niet is begonnen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat verdachte niet is begonnen met de vechtpartij wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 juni 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling door haar echtgenoot, zijnde verdachte, in hun woning aan de [woonplaats 3] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan. [slachtoffer 1] heeft haar moeder ( [betrokkene] ) gebeld en haar verteld dat zij is geslagen. Haar moeder en haar broer [slachtoffer 2] zijn vervolgens naar de woning van [slachtoffer 1] gereden. Verdachte bevond zich, nadat hij de woning was uitgelopen, in zijn auto voor zijn woning aan de [woonplaats 3] . [slachtoffer 2] is naar die auto gelopen. Alvorens [slachtoffer 2] het portier open kon doen kwam verdachte op hem af en sloeg [slachtoffer 2] . Verdachte en [slachtoffer 2] hebben vervolgens elkaar over en weer geslagen. [slachtoffer 2] hoorde verdachte door de telefoon schreeuwen: “Kom, kom, kom”. Kort daarna kwam er een auto aanrijden en stapten er een aantal jongens uit, onder wie de broer van verdachte en tevens medeverdachte [medeverdachte] . [slachtoffer 2] werd door verdachte en zijn medeverdachte geslagen en geschopt op zijn lichaam en hoofd, hierdoor is [slachtoffer 2] ten val gekomen. Terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag bleven verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 2] schoppen en slaan tegen zijn lichaam en hoofd. [slachtoffer 2] probeerde met zijn handen zijn hoofd te beschermen. Getuige [getuige] heeft verdachte en zijn medeverdachte bij [slachtoffer 2] weggetrokken. Toen medeverdachte hoorde dat de politie was gebeld, is hij samen met een ander in een donkerkleurige Golf weggereden.
Uit de medische verklaringen blijkt dat [slachtoffer 1] ten gevolge van de mishandeling een doof gevoel heeft in haar wang. [slachtoffer 2] heeft als gevolg van de vechtpartij een gebroken duim opgelopen en zit onder de blauwe plekken.
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Zij verklaart dat zij in haar gezicht is geslagen door verdachte. Deze verklaring wordt ondersteund door de medische verklaring. Dat het letsel, zoals verdachte verklaart, enkel is ontstaan door een duw die hij in haar gezicht gaf in reactie op twee klappen die hij van haar kreeg, acht de rechtbank daarom niet geloofwaardig.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank verder nog als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] als eerste is begonnen met slaan. Verder heeft verdachte verklaard dat hij alleen was met [slachtoffer 2] en dat er geen andere personen betrokken waren bij de vechtpartij.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Een onafhankelijke getuige heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] op de grond zat en er twee à drie mannen aan het slaan en schoppen waren op [slachtoffer 2] , onder wie verdachte. De medeverdachten zijn in hun auto weggereden toen zij hoorden dat de politie was gebeld. De verklaring van deze getuige wordt ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] en hun moeder [betrokkene] .
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte door te handelen zoals hiervoor is vermeld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd, zodat de rechtbank aldus wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 juni 2022 te Enschede zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan;
2
hij op 6 juni 2022 te Enschede openlijk, te weten: op de [woonplaats 3], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en
- die [slachtoffer 2] ten val te brengen, en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en
- die [slachtoffer 2] (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
feit 2
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, gedragsinterventie agressiebeheersing (BORG-Training) en reclasseringstoezicht voor de duur van een jaar te worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft tijdens een echtelijke ruzie zijn vrouw mishandeld door haar in het gezicht te slaan. Zij heeft daarvan pijn en letsel ondervonden. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat het slachtoffer de mishandeling is aangedaan in haar eigen woning door haar eigen echtgenoot, terwijl juist die plek en deze persoon garant zouden moeten staan voor haar veiligheid.
Vervolgens is verdachte naar buiten gegaan en heeft zich daarna samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. [slachtoffer 2] , de broer van [slachtoffer 1] , is naar aanleiding van de mishandeling ter plaatse gekomen. Ook de broer van verdachte is ter plaatse gekomen. Verdachte heeft zich samen met zijn broer, tevens medeverdachte, schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Zij hebben [slachtoffer 2] geslagen en geschopt. Ook nadat [slachtoffer 2] ten val is gekomen en op de grond lag hebben verdachte en zijn medeverdachte hem geschopt en geslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarbij geldt dat een slachtoffer van dit soort strafbare feiten nog lange tijd nadelige fysieke en psychische gevolgen kan ondervinden van wat hem is overkomen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van huiselijk geweld. Uit dit uittreksel blijkt tevens dat verdachte op 17 december 2018 is veroordeeld ter zake van huiselijk geweld tot een taakstraf - die door verdachte is verricht - welke veroordeling derhalve is uitgesproken binnen vijf jaren voorafgaand aan de hier aan de orde zijnde openlijke geweldpleging. Gelet hierop is artikel 22b, tweede lid, Sr van toepassing.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van
28 oktober 2022. Daaruit blijkt het volgende. Verdachte is eerder voor relationeel geweld in beeld geweest bij Justitie. Het niet accepteren van zijn relatie door zijn schoonfamilie zorgt voor spanningen binnen de relatie. Hoewel verdachte op zich niet gemotiveerd is voor een reclasseringstoezicht, is hij wel reeds gestart met een BORG-training. In geval van een veroordeling adviseert de reclassering de BORG-training op te leggen als bijzondere voorwaarde. Verdachte krijgt dan een herhaling van wat hij heeft geleerd toen hij deze training in 2019 volgde. Het wederom inzoomen op zijn rol in de relatie, het rolmodel dat hij voor zijn dochter is, het herkennen van risicosignalen en het vergroten van zijn vaardigheden zal naar de inschatting van de reclassering, in combinatie met het ingezette intensieve traject van de Gemeente en Veilig Thuis, de kans op recidive verkleinen. De reclassering adviseert, bij een veroordeling een reclasseringstoezicht voor de duur van een jaar op te leggen om zowel het genoemde traject als de training te monitoren.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) nemen voor een openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een taakstraf van 150 uren als uitgangspunt. In de oriëntatiepunten staat als uitgangspunt voor een mishandeling met lichamelijk letsel ten gevolge een geldboete van € 750,--. Ook staat er in de oriëntatiepunten dat voor huiselijk geweld in beginsel geen geldboete wordt opgelegd. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat er sprake is van recidive. De rechtbank acht gelet op de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten in aanmerking genomen, een taakstraf gerechtvaardigd. Gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr zal de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van één dag.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis een passende bestraffing is. Daarnaast zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden opleggen, nu zij daartoe geen noodzaak meer ziet, temeer nu verdachte in het verleden reeds een BORG-training heeft gevolgd.
8. De schade van benadeelden
8.1
Ten aanzien van feit 1
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 250,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.13
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering te matigen.
8.14
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 250,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 6 juni 2022. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
8.1.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal aan de benadeelde partij geen schadevergoedingsmaatregel opleggen omdat zij dit niet passend acht nu verdachte en aangeefster nog steeds gehuwd zijn en een gezamenlijk huishouden voeren. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij zelf in staat is om de vordering bij verdachte te innen.
8.2.
Ten aanzien van feit 2
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.470,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico € 385,--;
- huishoudelijke hulp € 585,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel dient te worden toegewezen hoofdelijk tot een bedrag van € 2.470,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de post ten aanzien van de huishoudelijke hulp niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. Ook heeft de raadsvrouw verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen naar € 500,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost eigen risico is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal worden toegewezen voor een bedrag van € 385,--. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,--, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.135,-- hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 6 juni 2022. Voor de overige immateriële schade zal de vordering worden afgewezen.
De onder de post huishoudelijke hulp opgevoerde schade van € 585,-- is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
feit 2, het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
Schadevergoeding
t.a.v. feit 1
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 250,-- (tweehonderdvijftig euro)(bestaande uit immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
t.a.v. feit 2
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 1.135,--,
(elfhonderdvijfendertig euro) (bestaande uit materiële en immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2022, hoofdelijk met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.135,--,
(elfhonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 585,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor een deel van € 750,-- af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022251983. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 65 en 66:
Op 6 juni 2022 was ik in onze woning in Enschede. Ik kreeg van mijn man een klap met de platte hand op de linkerzijde van mijn gezicht, gevolgd door nog twee klappen. Ik heb ontzettend last van mijn linker wang.
Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring door drs. B.P. Bertelink, traumachirurg, met fotoblad, van 10 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 76 t/m 80:
[slachtoffer 1] bezocht op 9 juni 2022 de afdeling Spoedeisende hulp voor het specialisme Chirurgie. [slachtoffer 1] heeft een forse hypesthesie linker wangregio.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 28 t/m 33:
Op 6 juni 2022 was ik onze woning te Enschede. Ik heb mijn echtgenote een tik gegeven. Het was een duw in het gezicht.
Feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] met fotoblad van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 86 t/m 98:
Op 6 juni 2022 was ik aan de [woonplaats 3]. Ik liep naar [verdachte] . Ik zag direct dat hij op mij af kwam gevlogen. Ik zag en voelde dat hij mij direct sloeg. Ik hoorde dat [verdachte] : “Kom, Kom, Kom” schreeuwde door de telefoon. Ik zag dat er een auto stopte en er drie mensen uitstapten. Ik herken één van deze drie jongens als zijnde een broertje van [verdachte] . Op het moment dat die drie jongens uitstapten zag ik dat ze direct op mij af stormden. Ik zag en voelde dat ze mij overal klappen gaven. Ik voelde dat ze mij ook op mijn achterhoofd sloegen. Voordat ik het wist lag ik op de grond. Op het moment dat ik op de grond lag zag en voelde ik nog steeds dat ze mij aan het slaan en schoppen waren. Ze hebben mijn doodstrappen gegeven op mijn hoofd. Als gevolg van deze vechtpartij heb ik letsel opgelopen. Ik heb een gebroken duim opgelopen en ik heb over heel mijn hoofd bulten.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring door drs. R. de Groot,
traumachirurg, met fotoblad, van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 100 t/m 102:
[slachtoffer 2] bezocht op 7 juni 2022 de afdeling Spoedeisende hulp voor het specialisme Chirurgie. [slachtoffer 2] heeft licht traumatisch hersenletsel (LTSH), fractuur basis proximale falanx 1e straal rechterhand en Multiple excoraties en hematomen over het gehele bovenlichaam inclusief hoofd.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene] met fotoblad van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 108 t/m 109:
Op 6 juni 2022 ben ik met mijn zoon [slachtoffer 2] naar de woning van mijn dochter gereden. Ik zag dat mijn zoon het portier van de auto open trok. Ik zag dat [verdachte] hierop direct mijn zoon een klap gaf. Ik zag namelijk dat hij uit zijn auto stapte en gelijk mijn zoon aanvloog. Ik zag dat zij met elkaar in gevecht raakten. Ik zag dat er over en weer geslagen werd. Ik zag dat [medeverdachte] , dat is het broertje van [verdachte] , erbij kwam. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] samen mijn zoon begonnen te slaan en schoppen. Ik zag dat mijn zoon hierdoor op de grond viel. Ik zag dat ze hem door bleven slaan en trappen. Ik zag dat mijn zoon met zijn handen zijn hoofd afschermde tegen de trappen van [medeverdachte] en [verdachte] . Ik zag dat ze beiden hem meerdere keren tegen het lichaam schopten. Ik zag dat mijn zoon erg veel klappen kreeg van hen beiden.
4.
Het proces-verbaal van getuige [getuige] van 7 juni 2022, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 105:
Op 6 juni 2022 was ik in mijn woning aan de [woonplaats 3] . Ik zag dat de broer van mijn buurvrouw, wonende op de [woonplaats 2] , in elkaar zat op de grond. Ik zag dat twee a drie mannen om hem heen stonden. Ik zag dat deze mannen aan het slaan en schoppen waren op de man. Ik zag dat de man van dezelfde buurvrouw naar de man die op de grond zat liep en hem tot twee keer sloeg. Ik kan u verder verklaren dat de twee personen die aan het slaan en schoppen waren tegen de broer van mijn buurvrouw snel weggingen toen ze hoorden dat de politie gebeld was. Ik zag dat ze in een donkerkleurige Golf stapten en wegreden.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 juni 2022, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 65 en 66:
Op 6 juni 2022 zag ik dat mijn moeder en broer [slachtoffer 2] ter plaatse kwamen. Vervolgens zag ik dat mijn man uit het voertuig stapte en [slachtoffer 2] direct vuistslagen gaf met beide vuisten. Even later zag ik dat [medeverdachte] aan kwam rijden en uitstapte met ongeveer vier jongens. Ik zag dat [medeverdachte] direct naar mijn broer liep en hem ook sloeg.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 7 juni 2022, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 30 t/m 33:
Op 6 juni 2022 heb ik in Enschede [slachtoffer 2] geslagen.