ECLI:NL:RBOVE:2023:1316

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
08/177362-22, 08/118181-21, 08/346628-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor openlijk geweld en verkeersovertredingen met schadevergoeding aan slachtoffers

Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere vechtpartijen en een verkeersongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Tevens is de verdachte voor 6 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen en moet hij schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De zaak betreft drie parketnummers: 08/177362-22, 08/118181-21 en 08/346628-21. De verdachte is schuldig bevonden aan openlijk geweld tegen twee slachtoffers, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd. Daarnaast is hij schuldig bevonden aan het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn daden en dat zijn gedrag heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor een verkeersdelict. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/177362-22, 08/118181-21 en 08/346628-21 (ttz. gev) (P)
Datum vonnis: 14 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. Lepoutre en van wat door de (gemachtigde) raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08/177362-22, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08/118181-21, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ).
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08/346628-21, na wijziging van de tenlastelegging van 31 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:als bestuurder niet heeft meegewerkt aan een bloedonderzoek dan wel als bestuurder onder invloed van alcohol verkeerde wat de rijvaardigheid vermindert dan wel als bestuurder niet heeft meegewerkt aan een ademanalyse.
feit 2:een verkeersongeval heeft veroorzaakt en de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Parketnummer 08/177362-22
hij op of omstreeks 6 juni 2022 te Enschede openlijk, te weten: op de Wicher Nijkampstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer 1] , door:
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- die [slachtoffer 1] ten val te brengen, en/of
- die [slachtoffer 1] (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- die [slachtoffer 1] (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of schoppen;
Parketnummer 08/118181-21
hij op of omstreeks 21 juni 2020 te Enschede openlijk, te weten, aan de Stadsgravenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door een of meerdere malen:
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te duwen,
- tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen,
- tegen de handen, het hoofd en/of het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] te trappen,
- die [slachtoffer 2] bij de nek te pakken en/of (vervolgens) naar de grond te gooien en/of te duwen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt) een (zogenoemd) knietje tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te geven;
Parketnummer 08/346628-21
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Enschede, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een
bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Enschede, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Enschede als bestuurder van een motorrijtuig, te weten personenauto, niet op eerste vordering, gedaan door een of meer van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen, medewerking heeft verleend aan:
- een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8, tweede of derde lid en/of
- een onderzoek van speeksel, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8, vijfde lid;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Enschede op/aan de Wesseler-Nering, op of omstreeks 15 augustus 2020de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander letsel en/of schade was toegebracht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Parketnummer 08/177362-22
4.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 juni 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van openlijke geweldpleging aan de Wicher Nijkampstraat te Enschede . Aangever heeft verklaard dat zijn zus ( [betrokkene 1] ) ruzie had met haar man [medeverdachte 1] , broer van verdachte tevens medeverdachte. [slachtoffer 1] en zijn moeder zijn daarop naar de Wicher Nijkampstraat gereden. De medeverdachte bevond zich op dat moment in zijn auto. [slachtoffer 1] is naar de auto van de medeverdachte gelopen. Alvorens [slachtoffer 1] het portier open kon doen kwam de medeverdachte op hem af en sloeg [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] hoorde verdachte door de telefoon roepen: “Kom, kom, kom.”. Kort daarna kwam er een auto aanrijden en stapten er een aantal jongens uit, onder wie verdachte [verdachte] . [slachtoffer 1] is door verdachte en zijn medeverdachte geslagen en geschopt op zijn lichaam en hoofd, hierdoor is [slachtoffer 1] ten val gekomen. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag bleven verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 1] schoppen en slaan tegen zijn lichaam en hoofd. De moeder en zus van aangever zijn getuige geweest van deze vechtpartij. Ook [betrokkene 2] is getuige van de vechtpartij en heeft verdachte en zijn medeverdachte bij [slachtoffer 1] weggetrokken. Toen verdachte hoorde dat de politie was gebeld is hij in een donkerkleurige Golf weggereden. Uit de medische verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] als gevolg van de vechtpartij een gebroken duim heeft opgelopen en onder de blauwe plekken zit.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft mishandeld op 6 juni 2022 in Enschede. Die verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Laatstgenoemde heeft bij de politie verklaard dat hij alleen was met [slachtoffer 1] en dat hij zijn broer [verdachte] (verdachte) niet ter plaatse heeft gezien.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. [betrokkene 1] en haar moeder hebben verklaard dat verdachte betrokken was bij de vechtpartij met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door medeverdachte [medeverdachte 1] en door [medeverdachte 2] of [verdachte] is geslagen. Hij weet niet wie van de twee broers hem heeft geslagen. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat op het moment dat de politie arriveert [medeverdachte 2] nog aanwezig is aan de Wicher Nijkampstraat in Enschede. Getuige [betrokkene 2] heeft verklaard dat de personen die aangever [slachtoffer 1] hebben geslagen er vandoor zijn gegaan in een auto. Getuige [betrokkene 2] zag dat twee personen wegreden. [medeverdachte 2] kan echter, gelet op het voorgaande, niet in die auto hebben gezeten. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die samen met zijn broer, de medeverdachte, tegen [slachtoffer 1] openlijk geweld heeft gepleegd.
4.2
Parketnummer 08/118181-21
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd, zodat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 juni 2020 heeft aangever [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling. [slachtoffer 2] bevond zich op 21 juni 2020 in het centrum van Enschede. Omstreeks 2.15 uur werd [slachtoffer 2] door een man uitgescholden voor ‘vieze kankerhomo’. Later die nacht kwam [slachtoffer 2] de man opnieuw tegen. [slachtoffer 2] sprak de man aan en zei dat hij degene was die hem had uitgescholden voor kankerhomo. Op dat moment werd [slachtoffer 2] direct door de man geslagen op zijn hoofd. Diverse personen beginnen zich met de vechtpartij te bemoeien onder wie verdachte. [slachtoffer 2] is geslagen op zijn hoofd en op de grond gevallen. Terwijl hij op de grond lag kreeg hij knietjes tegen zijn hoofd, werd hij door verdachte geslagen op zijn lichaam en door anderen geschopt. Op enig moment kon [slachtoffer 2] opstaan. Hij werd vervolgens bij de nek gegrepen en met kracht op de grond gegooid. [slachtoffer 2] werd opnieuw geslagen door verdachte en door anderen geschopt.
Aangever heeft door de mishandeling zichtbaar letsel op zijn hoofd, diverse blauwe plekken en wondjes op zijn handen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 21 juni 2020 in Enschede is en dat hij [slachtoffer 2] op de grond heeft gelegd. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer 2] te hebben geslagen. Ondanks deze ontkenning acht de rechtbank op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft door te handelen zoals hiervoor is vermeld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd, zodat de rechtbank aldus wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.3
Parketnummer 08/346628-21
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.4
Het oordeel van de rechtbank
4.3.4.1 Feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 augustus 2020 heeft een bestuurder in een personenauto, een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] , met hoge snelheid op de Wesseler-Nering te Enschede een verkeerslicht omver gereden. Getuigen hebben gezien dat deze personenauto werd bestuurd door een man en dat een vrouw op de bijrijdersstoel zat. De getuigen geven het volgende signalement: man met een Turks, Marokkaans uiterlijk en zwart haar. De vrouw had zwart lang haar en droeg een witte top. De man en de vrouw zijn gevlucht in de richting van het Wesselerbrinkpark. Aldaar treffen verbalisanten een man en een vrouw aan die voldoen aan voornoemde signalementen. De man, verdachte, is in het bezit van een autosleutel van een Alfa Romeo. Hij is vervolgens aangehouden ter zake verlaten plaats ongeval. Verbalisanten roken dat verdachte naar het inwendig gebruik van alcohol rook, dat hij bloeddoorlopen ogen had en onvast ter been was. Ook hoorden zij dat hij onsamenhangend en met dubbele tong sprak. In de broekzak van verdachte troffen verbalisanten een Grinder aan, deze rook naar wiet. Ook zagen zij dat er een hennepresidu in de Grinder zat. In een tas die verdachte bij zich droeg troffen verbalisanten een grote gripzak gemalen hennep, twee gripzakjes wit poeder een gripzakje met een henneptop aan. Verdachte wilde tot twee keer toe geen medewerking verlenen aan een ademanalyse.
Onder 1 primair is tenlastegelegd dat verdachte geen gevolg heeft gegeven aan het meewerken van een bloedonderzoek. De rechtbank kan uit het dossier niet opmaken dat er een bevel is gegeven aan verdachte voor het meewerken aan een bloedonderzoek, de rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde stelt de rechtbank vast dat verdachte naar het inwendig gebruik van alcohol rook, hij bloeddoorlopen ogen had en onvast ter been was. Ook sprak verdachte onsamenhangend en met dubbele tong. Verdachte heeft verklaard dat hij alcohol heeft gedronken, maar ontkent dat hij de personenauto heeft bestuurd. Dat laatste wordt weersproken door alle andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan, al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof zoals wiet - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Verdachte heeft daarnaast als bestuurder door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van dit ongeval verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, schade was toegebracht (een omver gereden verkeerslicht).
De rechtbank is op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/177362-22
hij op 6 juni 2022 te Enschede openlijk, te weten: op de Wicher Nijkampstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer 1] , door:
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en het lichaam te slaan en/of stompen, en
- die [slachtoffer 1] ten val te brengen, en
- die [slachtoffer 1] terwijl hij op de grond lag tegen het hoofd en het lichaam te slaan en/of stompen, en
- die [slachtoffer 1] terwijl hij op de grond lag tegen het hoofd en het lichaam te trappen en/of schoppen;
Parketnummer 08/118181-21
hij op 21 juni 2020 te Enschede openlijk, te weten, aan de Stadsgravenstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door:
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te duwen,
- tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen,
- tegen het hoofd en/of het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] te trappen,
- die [slachtoffer 2] bij de nek te pakken en/of (vervolgens) naar de grond te gooien en/of te duwen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt) een (zogenoemd) knietje tegen het hoofd te geven;
Parketnummer 08/346628-21
1. subsidiair
hij op 15 augustus 2020 te Enschede, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Enschede op de Wesseler-Nering, op 15 augustus 2020 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, schade was toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/177362-22 en parketnummer 08/118181-21
telkens het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
parketnummer 08/346628-21
feit 1 subsidiair
het misdrijf: overtreding van artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 08/177362-22 en 08/118181-21 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 08/346628-21 onder 1 meer subsidiair wordt veroordeeld tot een geldboete van € 240,-- subsidiair 4 dagen hechtenis. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 08/346628-21 onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Tot slot heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat in de zaak met parketnummer 08/346628-21 het in beslag genomen geldbedrag van € 752,74 moet worden teruggegeven aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij de strafeis voor het openlijk geweld behoorlijk fors vindt. Hij neemt daarbij in aanmerking dat hij voor het onder parketnummer 08/177362-22 vrijspraak heeft bepleit en dat verdachte voor het onder parketnummer 08/118181-21 een strafbeschikking van het Openbaar Ministerie heeft ontvangen met een voorstel voor een taakstraf voor de duur van 20 uren. Ook heeft de raadsman naar voren gebracht dat het gaat om een oud feit. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat hij zich kan vinden in de strafeis voor het onder parketnummer 08/346628-21 onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld op de openbare weg tegen in totaal twee personen. Dit is in de bewezenverklaring opgedeeld in twee veroordelingen voor openlijk geweld. De wetgever heeft de strafbaarstelling van een openlijke geweldpleging in het leven geroepen ter bescherming van de openbare orde en de lichamelijke integriteit van een persoon. Deze norm heeft verdachte met zijn gedrag geschonden.
De door verdachte en zijn mededaders gepleegde strafbare feiten hebben gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen bij de aangevers. Van het openlijk geweld onder parketnummer 08/118181-21 zijn camerabeelden beschikbaar en deze zijn ter zitting ook getoond. Hierop is het genadeloos agressieve karakter van het gepleegde openlijk geweld goed zichtbaar. Aangever wordt geschopt en geslagen. Ook wanneer aangever op de grond ligt, gaat men door met slaan en schoppen. Op enig moment kan aangever opstaan maar wordt hij door verdachte opnieuw naar de grond gewerkt. Waarna aangever opnieuw wordt geschopt en geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort geweld lichamelijke en/of psychische gevolgen van dit geweld kunnen ondervinden. Bovendien veroorzaakt dit geweld onveiligheid in de samenleving, in dit geval voor bezoekers van het centrum van Enschede.
In de zaak met parketnummer 08/177362-22 heeft verdachte aan de openbare weg, namelijk de Wicher Nijkampstraat aangever geschopt en geslagen op het hoofd en lichaam terwijl hij op de grond lag. De broer van verdachte, [medeverdachte 1] , had kort daarvoor zijn echtgenote, de zus van aangever, geslagen. Aangever is ter plaatse gegaan nadat hij hiervan op de hoogte was gekomen door een telefoontje van zijn zus aan hun moeder. Aangever werd belaagd door – in ieder geval - verdachte en zijn broer. Hiervan zijn meerdere mensen getuige geweest, onder wie een buurtbewoner die in het geheel niet bij het conflict betrokken was. Verdachte heeft bewust de confrontatie opgezocht en heeft fors geweld gebruikt tegen aangever.
Verdachte heeft er aan bijgedragen dat er een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide aangevers en hen pijn, angst en overlast bezorgd.
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Verdachte heeft op geen enkel moment ingegrepen en geprobeerd zijn medeverdachten tegen te houden of af te remmen. Hij heeft doelbewust deelgenomen aan het heftige geweld en heeft daarin een fors aandeel gehad.
Voorts heeft verdachte in een onverzekerde auto gereden met teveel alcohol op, waardoor hij een verkeerslicht omver heeft gereden. Vervolgens heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn persoonlijke gegevens achter te laten. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid op een onacceptabele wijze in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer ernstig veronachtzaamd.
Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 januari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte na de onderhavige feiten, onherroepelijk is veroordeeld voor een verkeersdelict, waarvoor hem een geldboete is opgelegd, hetgeen betekent dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Op grond van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen met lichamelijk letsel ten gevolge hebbend een taakstraf voor de duur van 150 uren gehanteerd per feit.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten is dusdanig ernstig dat een forse straf ter vergelding passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van meerdere maanden in beginsel op zijn plaats is. De rechtbank ziet echter in het eerdere gedane voorstel strafafdoening door de officier van justitie, het tijdsverloop en artikel 63 Sr aanleiding af te zien van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren op zijn plaats. De voorwaardelijke gevangenisstraf is erop gericht verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw geweld te gebruiken. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren passend en geboden. Tot slot acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op zijn plaats voor de duur van zes maanden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal in de zaak met parketnummer 08/346628-21 de teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag ter waarde van € 752,74, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
Parketnummer 08/177362-22
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.470,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico € 385,--;
- huishoudelijke hulp € 585,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,-- gevorderd.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel hoofdelijk dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.470,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu hij vrijspraak heeft bepleit.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost eigen risico is voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal worden toegewezen voor een bedrag van € 385,--. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.135,-- hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 6 juni 2022. Voor de overige immateriële schade zal de vordering worden afgewezen.
De onder de post huishoudelijke hulp opgevoerde schade van € 585,-- is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.1.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8.2
Parketnummer 08/118181-21
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 8.137,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten 2020 - eigen risico 2020 € 773,76;
- medische kosten 2021 - eigen risico 2021 € 796,26;
- psychosociale therapie € 510,--;
- studiekosten (studievertraging) € 2.167,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.890,-- gevorderd.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen, met uitzondering van de studiekosten, tot een bedrag van € 5.970,02, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische kosten toewijsbaar zijn. De raadsman heeft verzocht de post studiekosten niet-ontvankelijk te verklaren nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Ook heeft de raadsman verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen naar € 1.500,--.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten medische kosten 2020 en 2021 en psychosociale therapie zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen voor een bedrag van € 2.080,02. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,--, zodat de totale vordering tot een bedrag van
€ 3.580,02, hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 21 juni 2020. Voor de overige immateriële schade zal de vordering worden afgewezen.
De onder de post studiekosten opgevoerde schade van € 2.167,-- is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade en het causale verband tussen die gestelde schade en het bewezenverklaarde onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 Sr en artikel 7, 8 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08/346628-21 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08/177362-22, 08/118181-21 en 08/346628-21 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/177362-22 en parketnummer 08/118181-21, telkens het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
parketnummer 08/346628-21
feit 1 subsidiair, het misdrijf: overtreding van artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994;
feit 2, het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08/177362-22, 08/118181-21 en 08/346628-21 onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
t.a.v. 08/346628-21 onder 1 subsidiair
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur
van
6 (zes) maanden;
Schadevergoeding
t.a.v. 08/177362-22
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 1.135,--,
(duizendhonderdvijfendertig euro) (bestaande uit materiële en immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2022, hoofdelijk met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.135,--,
(duizendhonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 585,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor een deel van € 750,-- af.
t.a.v. 08/118181-21
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 3.580,02,
(drieduizendvijfhonderdtachtig euro en twee eurocent)(bestaande uit materiële en immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2020 hoofdelijk met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.580,02,
(drieduizendvijfhonderdtachtig euro en twee eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 45 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 2.167,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor een deel van € 2.390,-- af.
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het onder parketnummer 08/346628-21 in beslag genomen geldbedrag van € 752,74 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 08/177362-22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022251983. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] met fotoblad van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 86 t/m 98:
Op 6 juni 2022 was ik aan de Wicher Nijkampstraat te Enschede . Ik liep naar [medeverdachte 1] . Ik zag direct dat hij op mij af kwam gevlogen. Ik zag en voelde dat hij mij direct sloeg. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] : “Kom, Kom, Kom” schreeuwde door de telefoon. Ik zag dat er een auto stopte en er drie mensen uitstapten. Ik herken één van deze drie jongens als zijnde een broertje van [medeverdachte 1] . Op het moment dat die drie jongens uitstapten zag ik dat ze direct op mij af stormden. Ik zag en voelde dat ze mij overal klappen gaven. Ik voelde dat ze mij ook op mijn achterhoofd sloegen. Voordat ik het wist lag ik op de grond. Op het moment dat ik op de grond lag zag en voelde ik nog steeds dat ze mij aan het slaan en schoppen waren. Ze hebben mij doodstrappen gegeven op mijn hoofd. Als gevolg van deze vechtpartij heb ik letsel opgelopen. Ik heb een gebroken duim en verder heb ik over heel mijn hoofd bulten.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring door drs. R. de Groot,
traumachirurg, met fotoblad, van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 100 t/m 102:
[slachtoffer 1] bezocht op 7 juni 2022 de afdeling Spoedeisende hulp voor het specialisme Chirurgie. [slachtoffer 1] heeft licht traumatisch hersenletsel (LTSH), fractuur basis proximale falanx 1e straal rechterhand en Multiple excoraties en hematomen over het gehele bovenlichaam inclusief hoofd.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 3] met fotoblad van 7 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 108 t/m 109:
Op 6 juni 2022 ben ik met mijn zoon [slachtoffer 1] naar de woning van mijn dochter gereden. Ik zag dat mijn zoon het portier van de auto open trok. Ik zag dat [medeverdachte 1] hierop direct mijn zoon een klap gaf. Ik zag dat hij uit zijn auto stapte en gelijk mijn zoon aanvloog. Ik zag dat zij met elkaar in gevecht raakten. Ik zag dat [verdachte] , dat is het broertje van [medeverdachte 1] , erbij kwam. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen mijn zoon begonnen te slaan en schoppen. Ik zag dat mijn zoon hierdoor op de grond viel. Ik zag dat ze hem door bleven slaan en trappen. Ik zag dat mijn zoon met zijn handen zijn hoofd afschermde tegen de trappen van [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik zag dat ze beiden hem meerdere keren tegen het lichaam schopten. Ik zag dat mijn zoon erg veel klappen kreeg van hen beiden.
4.
Het proces-verbaal van getuige [betrokkene 2] van 7 juni 2022, voor Over, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 105:
Op 6 juni 2022 was ik in mijn woning aan de [woonplaats 4] . Ik zag dat de broer van mijn buurvrouw, wonende op de [woonplaats 3] , in elkaar zat op de grond. Ik zag dat twee a drie mannen om hem heen stonden. Ik zag dat deze mannen aan het slaan en schoppen waren op de man. Ik zag dat de man van dezelfde buurvrouw naar de man die op de grond zat liep en hem tot twee keer sloeg. Ik kan u verder verklaren dat de twee personen die aan het slaan en schoppen waren tegen de broer van mijn buurvrouw snel weggingen toen ze hoorden dat de politie gebeld was. Ik zag dat ze in een donkerkleurige Golf stapten en wegreden.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] van 6 juni 2022, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 65 en 66:
Op 6 juni 2022 zag ik dat mijn moeder en broer [slachtoffer 1] ter plaatse kwamen. Vervolgens zag ik dat mijn man uit het voertuig stapte en [slachtoffer 1] direct vuistslagen gaf met beide vuisten.
Even later zag ik dat [verdachte] aan kwam rijden en uitstapte met ongeveer vier jongens. Ik zag dat [verdachte] direct naar mijn broer liep en hem ook sloeg.
6.
Een aanvullend mutatierapport met registratienummer PL0600-2022251649-1 van 7 juni 2022, zakelijk weergegeven, voor zover, inhoudende:
Melding dat er een vechtpartij gaande was op de Wicher Nijkampstraat ter hoogte van
[woonplaats 5] . Bij verdachte was een persoon die die opgaf te zijn de broer van verdachte. Zijn naam [medeverdachte 2] .
Ten aanzien van parketnummer 08/118181-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer Z2020349415. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] met fotoblad van 21 juni 2020, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 22 t/m 29:
Op 21 juni 2020 werd ik in Enschede aangesproken door een man. Ik hoorde dat hij riep vieze kankerhomo of iets dergelijks. Omstreeks 4.00 uur herkende ik de man en zei tegen hem dat hij degene was die mij had uitgescholden voor kankerhomo. Ik werd op dat moment
direct in elkaar geslagen. Ik voelde de eerste klap op mijn voorhoofd. Ik zag dat er
ongeveer zes personen zich er ook mee bemoeiden en dat zij ook op mij in begonnen te
slaan. Ik voelde door de klappen heel veel pijn. Ik viel op de grond en er werd toen nog
steeds op mij ingeslagen en geschopt. Op mijn hoofd heb ik zichtbaar letsel. Het is te zien dat ik bulten op mijn hoofd heb. Ik heb ook wat kleine wondjes op mijn handen.
2.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] van 24 juni 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 242 t/m 244:
Per e-mail werd een bericht verzonden, waarin de herkenning werd gevraagd van een
aantal personen, die betrokken zou zijn geweest bij een vechtpartij op zondag 21 juni
2020 op de Stadsgravenstraat te Enschede.
- foto 1 : Verdachte 8.JPG
De persoon op de foto herken ik als [verdachte] . Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik herken verdachte voor honderd procent. Ik heb verdachte meerdere keren gezien en gesproken in de wijk. Ik herken hem aan zijn gehele uiterlijk. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto zag.
[Afbeelding]
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] met fotoblad van 21 juni 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 60 t/m 63 en 69 t/m 82:
Op zondag 21 juni 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 2] , belast met het uitkijken van de
beschikbare camerabeelden. Ik herken op de beelden de Stadsgravenstraat te Enschede.
Ik zag een groep mensen staan op de genoemde locatie. Ik zag dat verdachte 1 vrijwel direct een slaande beweging maakt naar het slachtoffer. Ik zag dat de vlam in de pan sloeg en er diverse mensen beginnen te trekken aan het slachtoffer. Ik zag dat verdachte 2 het slachtoffer, die ondertussen op de grond is komen te liggen, tegen het hoofd stoot met zijn rechter knie. Ik zag dat verdachte 8 op het slachtoffer inslaat terwijl deze op de grond lag. Ik zag dat verdachte 5 diverse keren een trappende beweging maakte in de richting van het
slachtoffer. Ik zag dat verdachte 8 drie tot vier keer insloeg op het lichaam van het slachtoffer met gebalde vuist. Ik zag dat verdachte 6 met zijn rechter voet een trappende beweging maakte in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer opstond en probeert door de menigte weg te lopen. Ik zag dat verdachte 3 het slachtoffer bij de nek grijpt en een nekklem aanlegt. ik zag dat verdachte 3 het slachtoffer met kracht in de richting van de grond gooit. Ik zag dat verdachte 8 blijft inslaan op het slachtoffer met gebalde vuist.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 27 augustus 2020, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 247 t/m 249:
Op 21 juni 2020 was ik aan de Stadsgravenstraat in Enschede.
Ten aanzien van parketnummer 08/346628-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020404904. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
Het proces-verbaal van aanrijding overtreding van verbalisant [verbalisant 3] van 26 augustus 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 5 t/m 7:
Locatie ongeval
Datum: 15 augustus 2020
Adres: Wesseler-Nering
Plaats: Enschede
Vermoedelijke toedracht
Betrokkene 1: [kenteken]
Op de kruising, die voorzien is van verkeerslichten, met de Broekheurne-ring. Is het
bovengenoemde voertuig waarschijnlijk met hoge snelheid de kruising recht over gereden en heeft daar verkeerslicht 8.2 omver gereden.
Voertuig Personenauto [kenteken] Alfa Romeo Alfa romeo 147
WA verzekerd : Nee
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 augustus 2020 voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 12 en 13:
Op 15 augustus 2020 in Enschede zag ik een voertuig met hoge snelheid, komende vanuit de Wesselerbrinklaan, recht de kruising over rijden. Ik zag dat het verkeerslicht van de andere zijde van de weg op de grond liggen. Ik ben uit mijn voertuig gestapt en in de richting van het voertuig gelopen. Ik zag dat aan de bestuurderskant een man uit het voertuig stapte. Tegelijk stapte aan de bijrijderskant een vrouw uit het voertuig. Ik kan de man als volgt omschrijven: getinte man, zwart haar met een zwart tasje om. De vrouw had lang zwart haar en droeg een witte top met een korte broek. Ik zag dat de man en de vrouw die in het voertuig hadden gezeten wegrenden.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 15 augustus 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 14 en 15:
Ik reed op het fietspad aan de Wesselerbrinklaan te Enschede. Ik werd toen enorm hard ingehaald door een auto. Ik zag toen dat er een man achter het stuur zat. Ik zag dat de auto vol tegen een verkeerslicht aanreed van het kruispunt Broekheurne-ring met de Wesselerbrinklaan. Ik zag dat het een grijze Alfa Romeo was. Ik zag toen twee personen uitstappen. Aan de bestuurderskant stapte een man uit. Aan de passagierskant stapte een vrouw uit. De man had een Marokkaans, Turks uiterlijk, zwart kort haar en hij was ongeveer 1.75 cm lang. Toen ik de politie hoorde aankomen met geluidssignalen zag ik dat beide personen wegrenden richting het park.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , van 15 augustus 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 20 t/m 22:
Wij kregen het verzoek van de meldkamer om naar de Wesseler-nering te gaan in verband met een verkeersongeval. Wij kwamen ter plaatse en zagen dat er een Alfa Romeo over dwars op de weg Broekheurnering stond. Wij zagen dat er naast de auto een verkeerslicht op de grond lag. Wij zagen twee personen in het bosperceel rennen. Wij zagen dat er een vrouw met lang donker haar, gekleed in een witte top en een man gekleed in een zwart T-shirt, kort donker haar en een baard. Wij riepen beide personen aan dat wij van de politie waren en dat ze moesten blijven staan. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat de man een autosleutel in zijn hand had. Ik zag dat er op de sleutel het logo van het auto merk Alfa Romeo stond. Hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , de man, naar later bleek verdachte: [verdachte] , aangehouden ter zake verlaten plaats ongeval. Wij roken dat verdachte riekte naar het inwendig gebruik van alcohol. Wij zagen dat de man bloeddoorlopen ogen had en onvast ter been was. Wij hoorden dat de man onsamenhangend en met dubbele tong sprak. Hierop hebben wij verdachte ook aangehouden ter zake artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Wij hebben verdachte vervolgens twee keer gevorderd medewerking te verlenen aan de ademanalyse. Wij hoorden dat verdachte zei dat hij niet wilde meewerken. Toen wij verdachte zijn zakken leeg lieten maken zagen wij dat er uit de broekzak van verdachte een zogeheten Grinder kwam. Wij zagen dat er hennep residu in de grinder zat. Wij zagen dat er in de tas die verdachte bij zich droeg een grote gripzak gemalen hennep, twee gripzakjes wit poeder en een gripzakje met een henneptop zat.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 15 augustus 2020, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 26 t/m 30:
Op 15 augustus 2020 heb ik alcohol gedronken.