ECLI:NL:RBOVE:2023:1275

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
AK_22_817
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen horecabedrijf wegens geluidsoverlast en gebrek aan geluidmeting

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaats], beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland, dat een verzoek om handhavend op te treden tegen het horecabedrijf [horecabedrijf] heeft afgewezen. Eiseres stelde dat zij ernstige hinder ondervond van geluidsoverlast door versterkte muziek vanuit het horecabedrijf, met name tijdens een optreden van [belanghebbende] op 10 oktober 2021. De rechtbank Overijssel oordeelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld door geen geluidmeting uit te voeren naar aanleiding van de melding van eiseres. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijk onderzoek was gebaseerd en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/817

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland, verweerder,

gemachtigde: H. Freriksen.
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
1.
[horecabedrijf], en
2.
[belanghebbende],
beide te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen horecabedrijf [horecabedrijf] aan de [adres] in [plaats] , afgewezen.
Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023.
Eiseres is zelf verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , terwijl voor derde-partij 2 is verschenen [naam 2] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1.1
Op 22 september 2021 heeft eiseres aan verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen [horecabedrijf] . Het verzoek betrof onder meer geluidoverlast die eiseres stelt te ondervinden door versterkte muziek vanuit dan wel vanwege het horecabedrijf.
1.2
Eiseres heeft haar handhavingsverzoek op 8 oktober 2021 nader aangevuld, waarbij zij heeft gevraagd om een geluidmeting te laten uitvoeren met betrekking tot een muzikale activiteit op 10 oktober 2021. Het ging daarbij om een optreden (lunchconcert) van de [belanghebbende] op het terras van [horecabedrijf] .
1.3
Bij het primaire besluit van 5 november 2021 heeft verweerder het handhavings-verzoek van eiseres afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.4
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres met het bestreden besluit van 23 maart 2022 afgewezen. Tegen dat besluit richt zich het beroep dat eiseres heeft ingesteld bij de rechtbank.
Beroepsgronden
2.1
Eiseres heeft in beroep – kort samengevat – aangevoerd dat zij de afgelopen jaren in haar woning meermalen ernstige hinder heeft ondervonden van geluid als gevolg van mecha-nische muziek en versterkte livemuziek die in [horecabedrijf] ten gehore wordt gebracht. In het aanvullend beroepschrift van 3 mei 2022 noemt eiseres een aantal concrete momenten in 2019, 2020 en 2021 waarop zij geluidoverlast heeft ondervonden.
2.2
In het aanvullend beroepschrift van 3 mei 2022 heeft eiseres opgemerkt dat het lunch-concert door [belanghebbende] op het terras van [horecabedrijf] op 10 oktober 2021 inmiddels heeft plaatsgevonden en dat zij dit bij haar woning zeer herkenbaar heeft waargenomen.
2.3
Ook op 26 februari 2022 heeft er volgens eiseres een muziekactiviteit plaatsgevonden in [horecabedrijf] waarbij er veel muziek hoorbaar was in haar woning. Verder was er op Konings-dag 27 april 2022 livemuziek te horen en is er op 25 mei 2022 een muziekactiviteit (“Hemelse Nacht”) gepland, waarbij eerst [belanghebbende] speelt en om 21.00 uur een liveband optreedt.
2.4
Eiseres stelt dat verweerder tot nu toe heeft nagelaten geluidmetingen te verrichten om na te gaan of er sprake is van overschrijding van de wettelijke geluidsnormen die gelden voor de inrichting en dat het bestreden besluit daarom onzorgvuldig is voorbereid. Zij vindt dat verweerders besluit om die reden niet in stand kan blijven wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1262.
Standpunt verweerder
3.1
Verweerder bestrijdt de stelling van eiseres dat hij niet bereid is geluidsonderzoeken uit te (laten) voeren. De commissie bezwaarschriften heeft in haar advies de suggestie gedaan om bij toekomstige verzoeken tot handhaving een geluidmeting uit te voeren wanneer er sprake kan zijn van overlast gevende situaties. Verweerder zegt hier niet onwelwillend tegenover te staan, maar dan moet er wel aanleiding zijn voor een dergelijk onderzoek. De geluidonderzoeken worden voor 14 Twentse gemeenten, waaronder Dinkelland, uitgevoerd door de Omgevingsdienst Twente (ODT). In verband met de beschikbare capaciteit kunnen volgens verweerder geluidsonderzoeken niet onbeperkt worden aangevraagd en uitgevoerd. Alleen bij een te verwachten onevenredige overlast-situatie is voor verweerder aanleiding om een geluidsonderzoek te laten uitvoeren.
3.2
Verweerder heeft in het verweerschrift opgemerkt dat op 25 mei 2022 (jaarlijks evenement [belanghebbende] ) en op 30 mei 2022 (“Weizenmiddag”) geluid-metingen hebben plaatsgevonden.
3.3
Verweerder stelt geen klachtenregistratie te hebben van de verschillende momenten waarbij volgens eiseres sprake is geweest van geluidoverlast, daarom heeft er ook geen controle plaatsgevonden.
3.4
Verweerder bestrijdt verder dat [horecabedrijf] structureel geluidoverlast veroorzaakt, onder andere gelet op het tijdsverloop van de door eiseres genoemde momenten en het ontbreken van klachten van andere omwonenden.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak alleen gaat om het handhavingsverzoek voor zover dat ziet op geluidoverlast en het volgens eiseres ten onrechte niet laten uitvoeren van geluidmetingen bij muziekactiviteiten in of op het terrein van [horecabedrijf] , waaronder het optreden van [belanghebbende] op 10 oktober 2021.
4.2
De andere punten ten aanzien waarvan om handhaving was verzocht, zoals strijd met het bestemmingsplan, zijn in beroep niet langer onderwerp van geschil, zodat de rechtbank daar niet verder op in hoeft te gaan.
4.3
De rechtbank zal daarom zich beperken tot het aspect geluidoverlast en met name het niet laten uitvoeren van geluidmetingen door verweerder. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat zij in deze zaak alleen kan oordelen over de periode voorafgaande aan het besluit op bezwaar van 23 maart 2022. Situaties van latere datum waarbij volgens eiseres sprake is geweest van geluidoverlast, zoals de genoemde muziekactiviteiten op 27 april 2022 en
25 mei 2022, moeten bij de beoordeling buiten beschouwing blijven omdat deze geen rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het bestreden besluit.
4.4
In het geval van het optreden van [belanghebbende] op het terras van [horecabedrijf] op 10 oktober 2021 heeft verweerder geen geluidmeting laten uitvoeren omdat er naar zijn mening van dat optreden geen onevenredige geluidsoverlast was te verwachten voor eiseres. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat het ging om een relatief kortdurend optreden met niet-versterkte muziekinstrumenten gedurende de dagperiode op het terras aan de voorzijde van het horecapand en dus niet aan de kant van de woning van eiseres.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het achterwege laten van een geluidmeting naar aanleiding van de melding van eiseres over de muziekuitvoering van [belanghebbende] op
10 oktober 2021 niet zorgvuldig is geweest. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat verweerder zijn standpunt dat bij de woning van eiseres geen onevenredige geluidoverlast was te verwachten van het optreden van [belanghebbende] uitsluitend heeft gebaseerd op een aanname. Om dit met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen had verweerder naar het oordeel van de rechtbank een geluidmeting moeten (laten) uitvoeren. Dat het ging om een relatief kortdurend optreden met niet-versterkte muziekinstrumenten gedurende de dagperiode op het terras aan de voorzijde van het horecapand en dus niet aan de kant van de woning van eiseres, maakt dat niet anders.
Ook als een horecabedrijf in de normale bedrijfssituatie voldoet aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit en niet structureel geluidoverlast veroorzaakt, wil dat nog niet zeggen dat er in incidentele situaties geen sprake kan zijn van (onaanvaardbare) geluidhinder voor omwonenden. Om dat te kunnen vaststellen is een deugdelijk geluidonderzoek nodig.
4.6
Omdat de melding van eiseres op vrijdag 8 oktober 2021 is gedaan en de uitvoering van [belanghebbende] pas op zondag 10 oktober 2021 zou plaatsvinden, was het naar het oordeel van de rechtbank ook praktisch gezien uitvoerbaar geweest om een geluidmeting te laten uitvoeren, zo niet door de ODT dan eventueel door een ander deskundig geluidstechnisch bureau.
4.7
Op grond van de stukken staat alleen vast dat er door eiseres een melding van geluidoverlast is gedaan op 8 oktober 2021. Van de andere data waarop eiseres geluidover-last stelt te hebben ondervonden van activiteiten in [horecabedrijf] zijn geen meldingen geregistreerd bij de gemeente, zodat verweerder niet kan worden tegengeworpen dat er op die dagen geen controles of metingen in het horecabedrijf hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft van die gestelde meldingen ook geen nadere onderbouwingen in het geding gebracht.
Daarbij plaatst de rechtbank nog wel de kanttekening dat ter zitting is gebleken dat het voor burgers onduidelijk is waar meldingen van geluidoverlast op het moment dat die zich voordoet, kunnen worden gedaan. Dat heeft blijkbaar te maken met de bevoegdheids-verdeling tussen de Omgevingsdienst Twente en de gemeente, de bereikbaarheid van de Omgevingsdienst, maar ook met de omstandigheid dat verweerder over dat onderwerp geen duidelijke informatie geeft aan de burgers. Dat bij verweerder geen klachten zijn geregistreerd wekt om die reden dan ook geen verbazing.
4.8
Nu aan het bestreden besluit geen deugdelijk onderzoek naar de door eiseres gestelde geluidoverlast ten grondslag ligt, leidt dat tot het oordeel dat het besluit in zoverre in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.
4.9
Wat betreft de door eiseres genoemde muziekactiviteit op 26 februari 2022 overweegt de rechtbank dat het daarbij ging om Carnaval Open Air. In artikel 4:2 van de Algemene plaatselijke verordening van Dinkelland (APV) is carnaval aangewezen als collectieve festiviteit waarbij de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit tijdelijk niet gelden gedurende de door verweerder aangewezen dagen of dagdelen. Een geluidmeting kon daarom voor dat evenement achterwege blijven.
4.1
De resultaten van de geluidmetingen die op 25 mei 2022 en 30 mei 2022 hebben plaatsgevonden, zijn door verweerder niet overgelegd, zodat niet duidelijk is welke geluidniveaus er toen zijn gemeten. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om deze meetresultaten alsnog op te vragen bij verweerder omdat deze betrekking hebben op activiteiten die na het bestreden besluit hebben plaatsgevonden en bij de beoordeling van deze zaak dus geen rol kunnen spelen.
Conclusie
5.1
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5.2
Hierbij merkt de rechtbank op dat zij verweerder niet kan opdragen om voor toekomstige situaties geluidmetingen te laten verrichten, zoals eiseres in beroep heeft gevraagd. Of er aanleiding is een geluidmeting te verrichten bij evenementen die in [horecabedrijf] (of in andere horecabedrijven) plaatsvinden, zal door verweerder van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Daarbij dient uiteraard de nodige zorgvuldigheid in acht te worden genomen met het oog op de woon- en leefsituatie van omwonenden. Een geluidonderzoek kan deel uitmaken van die beoordeling.
Griffierecht
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Proceskosten
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 837,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.