ECLI:NL:RBOVE:2023:1256

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
08-130800-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in het Ledeboerpark te Enschede

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige vrouw, die samen met anderen betrokken was bij een poging tot diefstal met geweld. De vrouw werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 augustus 2019 in het Ledeboerpark in Enschede, waar de vrouw zich voordeed als een andere persoon om het slachtoffer, een aangever, te lokken. Het slachtoffer was via een website in contact gekomen met de vrouw, die zich als ' [naam 1] ' voordeed. Zodra het slachtoffer in het park arriveerde, werd hij door mededaders van de vrouw met geweld aangevallen in een poging om zijn portemonnee afhandig te maken. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een cruciale rol speelde in het plan en dat er sprake was van nauwe samenwerking met haar mededaders. De rechtbank achtte de poging tot diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor het ten laste gelegde geweld. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar verleden van middelengebruik en haar huidige situatie in een daklozencentrum. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke taakstraf, waarbij bijzondere voorwaarden werden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor haar verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-130800-21 (P)
Datum vonnis: 7 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Verenigde Staten),
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. J.W. Schouten en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. L. Noordanus, advocaat in Lelystad, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd [aangever] met geweld te beroven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een portemonnee, althans geld en/of goederen van zijn/hun gading in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever] (vanachter) om zijn hals/nek vast te pakken en/of
- die [aangever] achterover te trekken waardoor hij op zijn buik terecht kwam en/of
- ( vervolgens) die [aangever] (stevig) tegen de grond te duwen/houden en/of
- tegen het hoofd van die [aangever] te schoppen/trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde geweld. Verdachte heeft niet aan het geweld bijgedragen en over dat geweld waren van tevoren geen afspraken gemaakt. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts medeplegen van een poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 augustus 2019 heeft [aangever] (hierna: aangever) een afspraak gemaakt voor ‘buitenseks’ met ‘ [naam 1] ' in het Ledeboerpark in Enschede. Hij was via de site [website] met [naam 1] in contact gekomen. Verdachte is diezelfde dag samen met drie anderen in de auto naar het Ledeboerpark gereden met als doel om aangever gezamenlijk te beroven. Het plan van verdachten en haar medeverdachten was als volgt. Verdachte zou aangever in het Ledeboerpark ontmoeten en zich voordoen als [naam 1] . Zij zou het geld van aangever aannemen, een praatje met hem maken en vervolgens wegrennen als de anderen aangever zouden toetakelen. Volgens dit plan zijn verdachte en aangever samen het park ingelopen, nadat verdachte zich als [naam 1] kenbaar had gemaakt. Aangever gaf het geld aan verdachte en ze liepen nog een stukje verder het park in. Toen de medeverdachten dichterbij kwamen, is verdachte weggerend. Verdachte hoorde dat er ‘wat’ (de rechtbank begrijpt: aangever) tegen de grond werd gewerkt. Wat zij hoorde is, zo stelt de rechtbank vast, het volgende. Aangever is van achteren vastgepakt met een arm om zijn hals en nek en werd achterover getrokken. Hij kwam op zijn buik terecht en werd stevig tegen de grond geduwd. Daarbij voelde hij meerdere harde trappen tegen zijn hoofd. Aangever voelde dat een van de daders zijn portemonnee uit zijn broekzak probeerde te pakken. Toen aangever hard ging gillen kreeg hij nog een trap tegen zijn hoofd, waarna de daders wegrenden. Samen met verdachte vertrokken zij in de auto waarmee ze gekomen waren.
Poging diefstal met geweld
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat sprake is geweest van een poging tot diefstal met geweld van de portemonnee. Los daarvan heeft verdachte het slachtoffer nog een geldbedrag afhandig gemaakt, maar dat is niet ten laste gelegd.
Tezamen en in vereniging
Voor een bewezenverklaring van het ‘tezamen en in vereniging’ plegen van deze poging tot diefstal met geweld dient vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij dient rekening gehouden te worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank beantwoordt de vraag of van ‘tezamen en in vereniging’ sprake is geweest op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden als volgt. Verdachte en haar medeverdachten hebben samen een plan gemaakt. Volgens dat plan is verdachte samen met haar medeverdachten naar het Ledeboerpark in Enschede gereden en heeft zich daar voorgedaan als de [naam 1] met wie aangever had afgesproken. In het plan waren de rollen in samenspraak tussen verdachte en haar medeverdachten verdeeld. Verdachte diende als lokaas en leidde het slachtoffer af, zodat de anderen aangever konden benaderen om hem vervolgens met geweld te beroven. Verdachte speelde in deze opzet een cruciale rol. Zij heeft aangever het park in gelokt, waarna de anderen aangever te lijf zijn gegaan in een poging om zijn portemonnee te bemachtigen. Verdachte was bekend met het plan om aangever met geweld te beroven: zij moest wegrennen als het toetakelen begon. Verdachte is na gedane zaken ook weer gezamenlijk met haar medeverdachten vertrokken.
De bijdrage van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht geweest dat wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat de poging tot diefstal met geweld in vereniging is gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks19 augustus 2019 te Enschede,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofhaar mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om een portemonnee
, althans geld en/of goederen van zijn/hun gading in elk geval, enig goed, dat
/die geheel of ten deleaan
[aangever] ,
in elk geval aaneen ander dan
aanverdachte en/of haar mededader
(s
), toebehoorde
(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- die [aangever] (vanachter) om zijn hals/nek vast te pakken en
/of
- die [aangever] achterover te trekken waardoor hij op zijn buik terecht kwam en
/of
- ( vervolgens) die [aangever] (stevig) tegen de grond te duwen
/houdenen
/of
- tegen het hoofd van die [aangever] te schoppen/trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met het tijdsverloop vanaf de pleegdatum, gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een taakstraf van honderdtachtig uren, waarvan honderd uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door J. van Keulen van Verslavingsreclassering GGZ//Tactus Verslavingszorg in haar e-mail van 24 maart 2023.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, met een proeftijd van een jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop, het blanco strafblad en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal waarbij geweld is gebruikt tegen aangever. Zij hebben aangever naar het Ledeboerpark gelokt door onder een valse naam via [website] een afspraak met hem te maken. Verdachte heeft zich – eenmaal in het Ledeboerpark – voorgedaan als de [naam 1] met wie aangever zou hebben afgesproken. Nadat verdachte volgens het vooropgezette plan aangever het park in had gelokt, zijn de mededaders aangever te lijf gegaan met als doel hem zijn portemonnee afhandig te maken. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dergelijke (pogingen tot) diefstal, waarbij een seksafspraak als dekmantel wordt gebruikt, uit gêne vaak afzien van het doen van aangifte. Hoewel aangever zich terecht niet heeft laten leiden door die schaamte, is het vooral een indicatie dat verdachte en haar mededaders hun slachtoffer bewust hebben uitgekozen om de kans op aangifte te verkleinen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
21 februari 2023 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van J. van Keulen, werkzaam bij Verslavingsreclassering GGZ/Tactus Verslavingszorg, van 24 maart 2023. Daaruit komt naar voren dat verdachte momenteel verblijft in een daklozencentrum in Amersfoort. Verdachte heeft een verleden van overmatig en divers middelengebruik. Verdachte is nu twee jaar abstinent van harddrugs en gebruikt naar eigen zeggen alleen nog cannabis. Verdachte is op tienjarige leeftijd naar Nederland gekomen vanuit de Verenigde Staten en heeft vanaf dat moment altijd hulpverlening gehad. Zij heeft een dochter van acht jaar oud, die in een pleeggezin verblijft. Volgens verdachte zijn er in het verleden meerdere onderzoeken bij haar afgenomen, en zijn de volgende diagnoses gesteld: ADHD, ODD, stemmingswisselingen, bindingsangst, borderline, manische depressiviteit en PTSS. Momenteel heeft zij hier geen hulp bij, dan wel behandeling voor. Ondanks dat de reclassering geen volledig onderzoek heeft kunnen doen, is het volgens de reclassering wenselijk dat verdachte – gezien de huidige situatie – reclasseringsbemoeienis krijgt opgelegd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een straf met bijzondere voorwaarden.
De straf
De rechtbank heeft kennis genomen van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor een straatroof met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt van denken hanteren. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt, dat het bij een poging tot diefstal van de portemonnee is gebleven (hoewel verdachte onder valse voorwendselen het slachtoffer wel geld afhandig heeft gemaakt) en dat niet is gebleken van nieuwe strafbare feiten.
Vast is komen te staan dat sprake is van 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM. Na aanvang van de vervolging, door de rechtbank gesteld op 31 augustus 2020, de datum van het eerste verhoor, tot aan de uitspraak van de rechtbank zijn twee jaar en ruim negen maanden verstreken. Hoewel de rechtbank gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit werd gepleegd in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden acht, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden en het vastgestelde 'undue delay' aanleiding om hiervan af te zien.
Alles overwegende zal de rechtbank, een deels voorwaardelijke taakstraf opleggen met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Weliswaar heeft de verdediging een kortere proeftijd bepleit, maar de rechtbank acht de kans van slagen van de opgelegde hulpverlening groter als daarvoor een langere proeftijd wordt uitgetrokken.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, en beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
100 (honderd) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met Verslavingsreclassering GGZ/Tactus Verslavingszorg in Lelystad of een soortgelijke reclasseringsinstelling, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat behandelen door GGZ Centraal of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
Buiten staat
Mr. drs. K.A. Schönbeck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019369412 gesloten op
23 maart 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 maart 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 19 augustus 2019, te Enschede, ben ik samen met anderen naar het Ledeboerpark gereden. Ik deed mij daar voor als de persoon met de naam [naam 1] waar aangever een seksafspraak mee had gemaakt. Ik wist van het plan om aangever van zijn geld te beroven. Er was van tevoren met mij afgesproken dat ik aangever zou ontmoeten, een gesprek met hem zou voeren, het geld van hem zou aannemen en weg zou rennen als de jongens hem zouden toetakelen. Toen ik aangever ontmoette, heb ik het geld van hem aangenomen en zijn we het park ingelopen. Toen we bij een bruggetje stopten, ben ik weggerend. Ik wist dat de jongens achter mij liepen. Ik hoorde dat er iemand tegen de grond werd gewerkt. Ik ben te zien op de videobeelden waarop de anderen en ik aan het wegrennen zijn. We zijn weggegaan in dezelfde auto als waarmee we bij het Ledeboerpark aankwamen.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 28 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 11-12):
Op 19 augustus 2019 ben ik naar Enschede gereden. Ik ben samen met [naam 1] het Ledeboerpark ingelopen. Plotseling werd ik van achteren vastgepakt. Met een arm om mijn hals/nek ben ik vastgepakt en achterover getrokken. Door een bepaalde draai kwam ik op mijn buik terecht. Ik voelde dat ik op dat moment stevig door iemand tegen de grond werd geduwd. Ik voelde meerdere harde trappen tegen mijn voorhoofd en achterhoofd. Ik voelde dat een van de mannen probeerde om mijn portemonnee uit mijn broekzak te pakken. Ik hoorde en zag de daders wegrennen. Ik zag dat [naam 1] hier ook bij was. Toen ik dichtbij mijn auto was, zag ik de daders naar hun auto rennen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 2] van 24 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 98, 100):
Ik was bij de poging tot diefstal met geweld op 19 augustus 2019. Wij zijn naar het Ledeboerpark gereden. Ik en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zijn het park ingelopen. Wij waren met vier of vijf man. Het ging om seksafspraakjes en dan werd er een bedrag afgesproken en dan werd diegene in elkaar getikt.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 18 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 104):
[naam 2] heeft verteld dat zij per internet iemand hadden benaderd en een afspraak hadden gemaakt en dat zij hadden afgesproken bij het Ledeboerpark in Enschede. [naam 2] vertelde mij dat zij met de auto naar het park zijn gegaan. [naam 2] vertelde dat hij de man een schop had gegeven.