ECLI:NL:RBOVE:2023:1251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
08.192804.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid na seksuele handelingen zonder toestemming

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en moest een schadevergoeding van 1.500 euro betalen aan het slachtoffer. Het feit vond plaats in de nacht van 1 op 2 januari 2015, toen de verdachte, terwijl het slachtoffer in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde, haar borsten betastte. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop van meer dan acht jaar sinds het delict en de impact daarvan op de verdachte. De rechtbank kwam tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, wat resulteerde in een lagere straf dan geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het slachtoffer had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, maar dat hij wel onverhoeds de borsten van het slachtoffer had betast. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit, maar achtte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit en legde een taakstraf op, zonder bijzondere voorwaarden, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.192804.22 (P)
Datum vonnis: 7 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Leunk en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte:
zich op 2 januari 2015 schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] terwijl zij verkeerde in een toestand van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
(eerste cumulatief/alternatief)en/of dat hij [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen
(tweede cumulatief/alternatief).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 januari 2015 te Enschede,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening
en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het betasten van de borsten en/of schaamstreek en/of billen, althans het lichaam
van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
en/of
hij op of omstreeks 2 januari 2015 te Enschede,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
te weten
- het betasten van de borsten en/of schaamstreek en/of billen, althans het lichaam
van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan
dat
verdachte, terwijl hij en die [slachtoffer] naast elkaar lagen
- (terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde,
althans zich in slapende en/of ontwakende toestand, althans in niet alerte toestand
bevond,) haar broek en/of onderbroek, althans haar (onder)kleding naar beneden
en/of uit heeft getrokken/gedaan en/of
- (vervolgens) (onverhoeds) (en terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van
verminderd bewustzijn verkeerde, althans zich in slapende en/of ontwakende
toestand, althans in niet alerte toestand bevond en/of nadat die [slachtoffer] wakker was
geworden maar zich slapende hield)
- de borsten en/of schaamstreek en/of billen, althans het lichaam van die [slachtoffer]
heeft betast en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- (nadat die [slachtoffer] zich had weggedraaid van verdachte) die [slachtoffer] met haar lichaam
om heeft gedraaid en/of naar hem, verdachte, toe heeft gedraaid en/of
- (vervolgens) (nogmaals) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft
gebracht en/of
- hij, verdachte, (aldus) voornoemde handelingen (onverhoeds) heeft verricht
zonder dat [slachtoffer] dit kon verhinderen en/of hiertegen verzet en/of weerstand tegen
kon bieden en/of
- meermalen voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht op die [slachtoffer] .
en/of (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
3.1.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het de verdediging niet duidelijk is wat verdachte onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt verweten. Onder de tekst van de tenlastelegging wordt verwezen naar artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), terwijl het eerste deel van de tenlastelegging ontucht als bedoeld in artikel 246 Sr doet vermoeden en daarnaast in de gedachtestreepjes ter uitwerking van de feitelijkheden ontucht als bedoeld in artikel 247 Sr wordt omschreven. De raadsvrouw heeft bepleit om dit deel van de tenlastelegging nietig te verklaren.
3.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de geldigheid van de dagvaarding.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding gaat het om de vraag of het gemaakte verwijt voor de verdachte te begrijpen is, wat hier naar het oordeel van de rechtbank het geval is. Uit het kwalificatieve deel van de tenlastelegging blijkt voldoende duidelijk dat verdachte overtreding van artikel 246 Sr verweten wordt. Dat in het feitelijke gedeelte bestanddelen uit artikel 247 Sr genoemd worden maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor de verwijzing onder de tenlastelegging. De tekst van de tenlastelegging heeft, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk gemaakt waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen. De tenlastelegging bevat een uitgebreide omschrijving van de gedragingen die verdachte worden verweten. Verdachte heeft zich daar ook tegen kunnen verdedigen, zo blijkt uit de verweren die namens hem zijn gevoerd. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsvrouw en stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiervoor acht hij redengevend de verklaringen die aangeefster in 2015, 2019 en 2021 heeft afgelegd. De verklaringen zijn geloofwaardig, gedetailleerd en consistent en kunnen worden gebezigd voor het bewijs. Als steunbewijs bevinden zich in het dossier de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Deze getuigen hebben verklaard wat de gemoedstoestand was van aangeefster vlak na het incident. Daarnaast acht de officier van justitie de inhoud van de WhatsApp-gesprekken tussen aangeefster en verdachte redengevend voor een bewezenverklaring van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.
De officier van justitie vindt dat het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak van de tenlastelegging bepleit. Primair heeft zij aangevoerd dat, gelet op de wisselende verklaringen van aangeefster en de omstandigheid dat ook de getuigen twijfelen aan het waarheidsgehalte van die verklaringen, het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring.
Subsidiair heeft zij ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde aangevoerd dat uit het dossier naar voren komt dat aangeefster wakker was op het moment van penetratie door verdachte, zodat geen sprake kan zijn van “verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht” ten tijde van het seksueel binnendringen door verdachte. Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake was van dwang noch dat verdachte voorbij is gegaan aan non-verbale signalen van verzet van aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
Startpunt van deze zaak is een mutatierapport van 6 januari 2015, waarin door aangeefster melding bij de politie is gemaakt dat zij in de nacht van 1 op 2 januari 2015 door verdachte is verkracht. Vervolgens hebben er twee informatieve gesprekken bij de zedenpolitie plaatsgevonden, namelijk op 5 juni 2019 en op 26 oktober 2021. Op 22 november 2021 heeft aangeefster aangifte gedaan tegen verdachte.
De verklaringen van aangeefster
Uit de verschillende verklaringen van aangeefster, te weten de eerste melding in januari 2015, het informatief gesprek in 2019, het informatief gesprek in 2021 en haar aangifte, komt het volgende naar voren. Aangeefster kende verdachte sinds drie jaar. Hij was een goede vriend van haar. In de nacht van 1 op 2 januari 2015 kon aangeefster, vanwege problemen thuis, niet in haar ouderlijk huis zijn. Aangeefster belde verdachte en hij kwam met de auto naar haar toe. Zij reden eerst naar het ouderlijk huis van verdachte en haalden daar een slaapzak op. Zij zijn vervolgens naar de studentenkamer van aangeefster aan [adres 2] in Enschede gegaan. Verdachte bood daar aan om bij aangeefster te blijven om haar te steunen. Zij zijn beiden onder de opengeritste slaapzak gaan liggen met hun kleding aan. Aangeefster is in slaap gevallen. Daarna werd zij wakker en merkte zij dat zij geen kleding meer aanhad en dat verdachte aan haar zat. Aangeefster was verstijfd. Verdachte streelde haar bovenlichaam aan de voorkant en betastte haar borsten, buik en benen. Aangeefster lag op haar rug en het betasten heeft tien minuten geduurd. Verdachte kwam toen bovenop aangeefster liggen en deed zijn penis in haar vagina, waarna hij met zijn penis heen en weer ging in haar vagina. Het waren 20 of 30 stoten. Het lukte aangeefster niet om zich te bewegen. Uiteindelijk lukte het aangeefster toch om op haar rechterzij terecht te komen. Aangeefster was weer verstijfd. Aangeefster heeft vijf minuten op haar zij gelegen. Na een aantal minuten draaide verdachte aangeefster weer op haar rug en ging hij weer met zijn penis in haar vagina en stootte hij weer. Aangeefster heeft niets gezegd, omdat zij verstijfd was.
De verschillende verklaringen van aangeefster sluiten bijna naadloos op elkaar aan en zijn consistent op hoofdlijnen en op details, zoals het moment waarop zij wakker werd, het betasten door verdachte, dat verdachte daarna met zijn penis in haar vagina is gegaan, dat hij met zijn penis in haar vagina heeft bewogen en dat zij niets tegen verdachte heeft gezegd, omdat zij verstijfd was. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij met aangeefster onder de opengeritste slaapzak is gaan liggen en dat toen het voorspel begon. Zij lagen naast elkaar. Verdachte heeft haar borsten, vagina en billen betast, is met zijn hand in de slip van aangeefster geweest en heeft zijn vingers in haar vagina gestopt. Aangeefster heeft dit beantwoord door met haar hand zijn geslachtsdeel te masseren. Verdachte lag toen achter haar. Hij bewoog een paar keer heen en weer tegen haar kont en toen is zijn penis in de vagina van aangeefster gegaan. Toen hebben zij seks gehad. Dat heeft ongeveer 20 tot 30 minuten geduurd. Verdachte heeft verklaard dat hij zich geen enkel moment kan herinneren dat aangeefster in slaap is gevallen voor de seks.
WhatsApp-berichten
Aangeefster heeft verdachte op 2 januari 2015 via WhatsApp geconfronteerd met de gebeurtenissen van de nacht daarvoor. Zij stuurt een bericht naar verdachte met de tekst: “Je weet dat ik geen seks wilde he”. Verder appt aangeefster verdachte dat zij zo’n vaag idee in haar hoofd heeft van vannacht en dat zij zich heel veel dingen herinnert. Zij vraagt verdachte wat hij vannacht allemaal heeft gedaan. Als verdachte antwoordt dat hij haar heeft gestreeld en gevingerd, appt aangeefster: “En nu de waarheid”, “Ik weet dat je in me bent geweest”. Later appt aangeefster: “Ik weet dat je meerdere keren in me bent geweest. Geef het gewoon toe”. Verdachte reageert daar onder andere op door te appen dat hij niet weet wat hem bezielde en dat het hem spijt als hij haar vertrouwen beschaamd heeft. Ook appt hij dat hij hulp gaat zoeken.
4.3.2
Eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde
Als eerste alternatief/cumulatief feit is het seksueel binnendringen van een onmachtige ten laste gelegde als bedoeld in artikel 243 Sr. Dat sprake is geweest van seksueel binnendringen staat vast. Zowel aangeefster als verdachte hebben hierover verklaard. Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 Sr moet echter, naast de vraag of sprake is geweest van seksueel binnendringen, worden beoordeeld of aangeefster op het moment van het seksueel binnendringen verkeerde in een toestand van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht en dat verdachte op dat moment wetenschap had van die toestand van aangeefster. Het dossier bevat geen bewijs voor het oordeel dat sprake is geweest van een toestand van bewusteloosheid. Over de vraag of sprake was van een toestand van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht overweegt de rechtbank het volgende.
Verminderd bewustzijn?
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ heeft beoogd seksuele handelingen strafbaar te stellen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen bij iemand die verkeert in een situatie tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van diegene in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat, of daarop volgt, of een situatie waarin iemand zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs.
Aangeefster heeft verklaard dat zij in slaap is gevallen, dat zij daarna wakker is geworden en merkte dat zij geen kleren meer aanhad. Verdachte streelde en betastte haar toen. Dat heeft tien minuten geduurd en daarna is verdachte op haar gaan liggen en heeft hij zijn penis in haar vagina gebracht. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij wakker was op het moment dat verdachte zijn penis in haar vagina bracht. Dat er op dat moment sprake was van een toestand van sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat, of daarop volgt, blijkt onvoldoende uit de bewijsmiddelen. Die lijken juist te wijzen op het tegendeel. Aangeefster heeft immers gedetailleerd verklaard over de handelingen van verdachte vanaf het moment dat zij wakker werd. Zij heeft verklaard welke handelingen verdachte verrichtte, over de volgorde en de duur daarvan en over het effect dat deze op haar hadden. Bovendien getuigen de Whatsapp-berichten die aangeefster aan verdachte heeft gestuurd van een zekere stelligheid als het gaat om het seksueel binnendringen door verdachte. Aangeefster geeft aan dat zij
weetdat verdachte in haar is geweest, meerdere keren. Gelet hierop is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat bij aangeefster sprake was van een verminderd bewustzijn op het moment van het seksueel binnendringen door verdachte.
Lichamelijke onmacht?
Volgens vaste rechtspraak wordt onder lichamelijke onmacht verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen. Een voorbeeld van lichamelijke onmacht is de situatie van vaste slaap. Dat sprake was van een situatie van vaste is slaap ten tijde van het seksueel binnendringen is, zoals volgt uit bovenstaande overwegingen, niet komen vast te staan. Uit de verklaringen van aangeefster volgt ook dat zij verstijfd was. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een reactie op de handelingen van verdachte en niet een situatie van lichamelijke onmacht als bedoeld in artikel 243 Sr.
Het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit kan gelet op het bovenstaande niet wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.3.3.
Tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij aangeefster (terwijl zij zich in de tenlastelegging beschreven toestand bevond) gedwongen heeft ontuchtige handelingen te dulden door haar kleding uit te trekken en onverhoeds haar borsten, schaamstreek en/of billen te betasten en met zijn vingers en/of (meermalen) met zijn penis haar vagina binnen te dringen.
Voor een bewezenverklaring van dit ten laste gelegde is nodig dat sprake is van geweld of een andere feitelijkheid, of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte geweld heeft gebruikt of daarmee heeft gedreigd, zodat de vraag overblijft of sprake is geweest van dwang door (bedreiging met) een andere feitelijkheid.
Een feitelijkheid levert volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad onder meer dwang op als de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of een dergelijke dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Wat betreft de in de tenlastelegging omschreven feitelijkheden heeft de rechtbank hierboven reeds overwogen dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat aangeefster zich in de in de tenlastelegging beschreven toestand bevond. Ook vindt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die de kleding van aangeefster naar beneden heeft gedaan of heeft uitgetrokken. De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of het onverhoeds betasten van aangeefster door verdachte een feitelijkheid oplevert waardoor aangeefster gedwongen werd ontuchtige handelingen te dulden. Van deze situatie kan sprake zijn als het plotseling onverhoeds verrichten van seksuele handelingen aangeefster in een zodanige situatie zou hebben gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen zou kunnen onttrekken, waardoor zij tegen haar wil de seksuele handelingen van verdachte zou moeten dulden. ‘Onverhoeds’ dient te worden begrepen in de betekenis van ‘onverwachts’.
Wat betreft het betasten van de borsten van aangeefster vindt haar verklaring voldoende steun in de verklaring van verdachte die er op neerkomt dat hij, terwijl zij naast elkaar lagen, de borsten van aangeefster heeft betast. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte de borsten van aangeefster heeft betast. De rechtbank acht onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor het door verdachte betasten van de schaamstreek en de billen van aangeefster, nu het alleen verdachte is die daarover verklaart.
Wat betreft de omstandigheden waaronder verdachte de borsten van aangeefster heeft betast acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster ook betrouwbaar en neemt de rechtbank die verklaringen als uitgangspunt. Zij heeft verklaard dat zij op enig moment wakker werd en merkte dat verdachte aan haar borsten zat. Het handelen van verdachte was naar het oordeel van de rechtbank onverhoeds en aangeefster heeft zich er daardoor niet tegen kunnen verzetten. Immers, de aanraking door verdachte op dat moment was voor aangeefster plotseling en onvermijdelijk. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster die aanrakingen tegen haar wil heeft ondergaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gelet op het onverhoedse karakter van zijn handelingen tenminste welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zijn aanrakingen tegen haar wil heeft moeten dulden.
De rechtbank acht het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 januari 2015 te Enschede, door feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, waarbij die feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij en die [slachtoffer] naast elkaar lagen, onverhoeds, nadat die [slachtoffer] wakker was geworden, de borsten van die [slachtoffer] heeft betast.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
tweede cumulatief/alternatief
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om in geval van een bewezenverklaring aan verdachte een taakstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering heeft geadviseerd. Zij verzoekt de rechtbank om rekening te houden met de ouderdom van de zaak en de relatief jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het strafbare feit. Verdachte is first offender en na dit feit ook niet meer met justitie in aanraking gekomen, aldus de raadsvrouw.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in de nacht van 1 op 2 januari 2015 schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid door onverhoeds de borsten van het slachtoffer te betasten.
Dit vond plaats in de studentenkamer van het slachtoffer, waar zij die nacht samen verbleven, omdat het slachtoffer vanwege problemen thuis niet in haar ouderlijk huis kon verblijven. Verdachte en het slachtoffer hebben elkaar gekust en daarna heeft het slachtoffer tegen verdachte gezegd dat dit niet de bedoeling was en dat zij hun relatie als vriendschappelijk zag. Het slachtoffer is in slaap gevallen en werd vervolgens wakker. Zij merkte dat al haar kleding uit was en dat verdachte haar borsten betastte. Hierdoor verstijfde zij. Ondanks dat het slachtoffer kort daarvoor had aangegeven dat zij de relatie als vriendschappelijk zag, heeft verdachte seksuele toenadering tot het slachtoffer gezocht en daarmee haar lichamelijke integriteit geschonden en de grenzen van het betamelijke en van de wet overschreden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven daar nog lange tijd nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. In dit geval is daar ook sprake van. Uit de slachtofferverklaring die het slachtoffer op de zitting heeft voorgelezen en uit andere stukken in het dossier komt naar voren dat het slachtoffer, mede door de gebeurtenissen op 2 januari 2015, kampt met psychische klachten. Zij ondervindt ook nu nog problemen op verschillende gebieden in haar leven. Bovendien is zij door de gebeurtenissen op 2 januari 2015 verdachte, die een goede vriend van haar was, plotseling kwijtgeraakt.
Uit het strafblad van verdachte van 24 februari 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dus first offender is.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 9 maart 2023. Daarin wordt beschreven dat verdachte acht jaar na de gebeurtenissen op 2 januari 2015, nog steeds kampt met psychische klachten die hij daaraan heeft overgehouden. Zijn zelfvertrouwen is beschadigd en hij twijfelt veel aan zijn eigen beoordelingsvermogen in sociale situaties. Volgens de reclassering is de kans op recidive laag en is hulpverlening in een gedwongen kader en bemoeienis vanuit de reclassering niet geïndiceerd. De gesprekken bij een psycholoog, die verdachte in een vrijwillig kader heeft aangevraagd, zijn voldoende ondersteunend bij de psychische klachten die hij ervaart. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat het strafbare feit ruim acht jaar geleden begaan is. Dat tijdsverloop heeft volgens het reclasseringsrapport forse impact gehad op verdachte. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank uit op een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen, en wel van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, indien verdachte deze straf niet of niet naar behoren verricht. Omdat verdachte first offender is en het recidiverisico als laag wordt ingeschat ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft bij het opleggen van deze taakstraf artikel 22b Sr in aanmerking genomen en is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaarde handelingen en de bijzondere omstandigheden van deze zaak geen sprake is van een situatie zoals omschreven in het eerste lid, onder a van dit wetsartikel.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 196.349,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Ter vergoeding van materiële schade wordt een bedrag van € 176.349,92 gevorderd dat bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 3.633,28;
- daggeldvergoeding opnames € 15.540,00;
- studieschuld € 25.164,14;
- studievertraging € 132.012,50.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering ter vergoeding van materiële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Wat betreft de vordering ter vergoeding van immateriële schade dient een passend bedrag aan schadevergoeding te worden toegewezen. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt de rechtbank om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering vanwege de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de benadeelde partij wegens strijd met het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De omvangrijke vordering is één dag voor de zitting ingediend. De raadsvrouw heeft daardoor onvoldoende tijd gehad om zich adequaat te kunnen voorbereiden op de vordering. Aanhouding van de zaak om haar alsnog deze gelegenheid te bieden zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten houden kort gezegd verband met de psychische klachten van de benadeelde partij, de behandeling daarvan en de gevolgen daarvan. Uit de stukken die ter onderbouwing bij het voegingsformulier zijn gevoegd volgt dat er zich, naast de gebeurtenissen op 2 januari 2015, ook andere traumatische gebeurtenissen in het leven van de benadeelde partij hebben voorgedaan. Of, en zo ja, in hoeverre de opgevoerde schadeposten in verband staan met de gebeurtenissen op 2 januari 2015, kan zonder nader onderzoek niet worden vastgesteld. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal haar die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering ter vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.2.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan haar door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Zonder nader onderzoek valt echter niet vast te stellen of het volledige bedrag van € 20.000,00 het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde, omdat gebleken is dat er sprake is van meerdere traumatische gebeurtenissen in het leven van de benadeelde partij. Daar komt bij dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan waar de benadeelde partij blijkens de toelichting op de vordering vanuit is gegaan (seksueel binnendringen bij een onmachtige en verkrachting). De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag zich naar maatstaven van billijkheid leent voor toewijzing tot een bedrag van € 1.500,00 en voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering ter vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.3.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00, bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
tweede cumulatief/alternatief,
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2015);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,00, (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2015 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het meer of anders gevorderde
niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.A. Schönbeck, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
Buiten staat
Mr. drs. K.A. Schönbeck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021546578, gesloten op 25 juli 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 14 tot en met 19, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
V: De vragen van verbalisanten
O De opmerkingen van verbalisanten
A: De antwoorden van aangeefster
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: [verdachte]
V: Wanneer is dit feit gebeurd?
A: 2 januari 2015 in de nacht van 1 op 2 januari. Wij zijn naar [adres 2] in Enschede gereden. Nadat ik in slaap was gevallen werd ik wakker en merkte ik dat hij aan mij zat. Hij streelde mijn bovenlichaam aan de voorkant. Hij betastte mijn borsten.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 maart 2023, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 2 januari 2015 bij [slachtoffer] blijven slapen. Ik ben met haar onder de opengeritste slaapzak gaan liggen. Wij lagen naast elkaar. Ik heb haar borsten betast.