In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van verzoekster, een vennootschap, tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen beoordeeld. Verzoekster had een schadevergoeding van € 62.769,18 aangevraagd, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder niet gehouden is om ook de kosten te vergoeden die door de directeur en financieel adviseur zijn gemaakt in de voorbereiding van bekortingsverzoeken en bezwaarprocedures. De rechtbank stelt vast dat deze werkzaamheden onder de gebruikelijke bedrijfsvoering vallen en niet van zodanige omvang zijn dat ze de normale bedrijfsvoering overstijgen. Het beroep van verzoekster wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt.
De zaak betreft een werknemer van verzoekster die zich ziek meldde en later een WIA-uitkering aanvroeg. De verweerder concludeerde dat verzoekster onvoldoende re-integratie-inspanningen had geleverd, wat leidde tot een loonsanctie. Verzoekster heeft meerdere bekortingsverzoeken ingediend, die door verweerder zijn afgewezen. Uiteindelijk heeft verzoekster een verzoek tot schadevergoeding ingediend, dat leidde tot de onderhavige uitspraak. De rechtbank concludeert dat het besluit van 3 oktober 2018 onrechtmatig was, maar dat de kosten van de directeur en financieel adviseur niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van de directeur en financieel adviseur binnen de normale bedrijfsvoering vallen en dat verzoekster niet kan aanspraak maken op de niet vergoede schade.