ECLI:NL:RBOVE:2023:1189

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
08-245042-22 en 08-205818-19 (vtul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag na bijlincident in Enschede

De rechtbank Overijssel heeft op 3 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man die werd verdacht van poging doodslag. De verdachte zou op 31 mei 2022 in Enschede met een bijl op het hoofd van het slachtoffer hebben geslagen. Tijdens de rechtszittingen op 6 januari en 20 maart 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. L. van der Werff, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. K.H.T. van Gijssel, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het feit heeft gepleegd. De verklaring van het slachtoffer, die de verdachte als zijn aanvaller identificeerde, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, mede omdat de signalementen van de dader te algemeen waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de enige bron van bewijs de verklaring van het slachtoffer was, en dat er onvoldoende ander bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, en werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-245042-22 en 08-205818-19 (vtul) (P)
Datum vonnis: 3 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting verblijvende in P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 januari 2023 en 20 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat in Diemen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer primair dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven en subsidiair dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een bijl te slaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2022, te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een bijl (van ongeveer 30cm), althans met een groot, zwaar en/of puntig voorwerp, meerdere malen op het hoofd en/of op het lichaam heeft geslagen en/of geraakt, in elk geval getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2022, te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een bijl (van ongeveer 30cm), althans met een groot, zwaar en/of puntig voorwerp, meerdere malen op het hoofd en/of op het lichaam heeft geslagen en/of geraakt, in elk geval getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsvraag

4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting de volgende, niet ter discussie staande, feiten en omstandigheden vast. Op 31 mei 2022 werd [slachtoffer] , verder [slachtoffer] , aan het Bijvank in Enschede aangevallen door twee mannen. Hij is daarbij een aantal keer met een bijl geslagen, onder meer op zijn hoofd. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] een snijwond van ongeveer zes centimeter op zijn achterhoofd opgelopen. Er heeft ook een worsteling plaatsgevonden met de aanvaller waardoor [slachtoffer] op de grond is gevallen. Ander letsel betrof een bloeduitstorting op zijn linkerschouder, pijn aan zijn linkerdijbeen en pijn aan zijn linkeroogkas. [slachtoffer] heeft tijdens zijn aangifte in het ziekenhuis verklaard te zijn aangevallen door ene [verdachte] en [naam] , waarbij [verdachte] zou hebben geslagen met de bijl. Hiermee heeft [slachtoffer] respectievelijk verdachte en [naam] , verder [naam] , bedoeld. Verdachte past in het signalement dat [slachtoffer] van hem heeft gegeven. Ook past verdachte wat betreft huidskleur, lengte, kapsel en leeftijd in het signalement dat de zeven getuigen van hem hebben gegeven, namelijk, kort en zakelijk weergegeven: licht getint, 1.70-1.85 meter lang, zwarte haren en 16-20 jaar oud. Verder omschrijven de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] de andere persoon, kort en zakelijk weergegeven, als iemand met een donkerdere huidskleur en forser/dikker dan de persoon met de bijl. [naam] past in dit signalement.
Verdachte ontkent op 31 mei 2022 in Enschede aangever te hebben ontmoet en het feit te hebben gepleegd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld, samengevat en zakelijk weergegeven. De poging doodslag kan bewezen worden. De verklaring van [slachtoffer] dat verdachte hem heeft aangevallen en dat een ander, [naam] , daarbij aanwezig is geweest, is betrouwbaar. [slachtoffer] heeft dit ook bij de rechter-commissaris verklaard en daar benadrukt dit zeker te weten. De betrouwbaarheid volgt uit de volgende feiten: verdachte en aangever kennen elkaar, zij hadden een conflict, aangever volhardt in zijn beschuldiging en hij geeft een signalement van verdachte dat met het door de getuigen gegeven signalement overeenstemt. Weliswaar lopen er in Nederland meer mensen rond met deze uiterlijke kenmerken, maar juist de combinatie van de twee personen is bijzonder te noemen en wijst op de combinatie van verdachte en [naam] . Hoewel er geen DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen op de jas van [slachtoffer] , hoeft dat niet te betekenen dat verdachte het feit niet heeft gepleegd. Dat verdachte al eerder met een wapen op straat is aangetroffen en na het onderhavige feit op de vlucht is geweest dragen bij aan de overtuiging.
Door met de scherpe kant van een bijl te slaan op het hoofd van [slachtoffer] , een kwetsbaar deel van het lichaam, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor zou komen te overlijden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende bepleit, samengevat en zakelijk weergegeven. Verdachte dient vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde, omdat er geen objectief bewijs is dat hij op de plaats delict was. Er is sprake van (de mogelijkheid van) een valse aangifte, met als motief de conflicten tussen verdachte en [slachtoffer] . De door de getuigen gegeven signalementen zijn te nietszeggend en te vaag om gewicht in de schaal te kunnen leggen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De kern van de bewijsvraag is of het verdachte is geweest die aangever met een bijl op zijn hoofd heeft geslagen of niet. Voor een bevestigend antwoord zou de bij herhaling consistent afgelegde verklaring van aangever als uitgangspunt genomen kunnen worden. Steunbewijs zou kunnen worden ontleend aan de signalementen van de dader en diens metgezel [naam] , gegeven in de verklaringen van onafhankelijke getuigen en van getuige [getuige 1] , de bij de aanval aanwezige vriend van aangever.
Verdachte en [naam] passen, zowel samen als afzonderlijk, in die signalementen. Naar het oordeel van de rechtbank missen de onder 4.1 nader beschreven signalementen voldoende onderscheidend vermogen. Ze zijn te algemeen en te weinig specifiek om mede daarop het bewijs te baseren dat het inderdaad verdachte is geweest die de bijl heeft gehanteerd. Wellicht had nader onderzoek, de in raadkamer van 5 oktober 2022 aangekondigde maar niet gehouden confrontatie en/of verdiepend DNA-onderzoek, meer uitsluitsel kunnen bieden maar dergelijk onderzoek is achterwege gebleven.
De enige bron voor de betrokkenheid van verdachte is daarmee de verklaring van [slachtoffer] . Voldoende ander bewijs ontbreekt. In combinatie met de ontkennende verklaring van verdachte brengt dit de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde feit (primair en subsidiair) heeft gepleegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

5.De schade van benadeelde partij [slachtoffer]

De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van vermogensschade en ander nadeel heeft betrekking op het ten laste gelegde feit. Omdat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, wordt hem geen straf of maatregel opgelegd en zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 08-205818-19 heeft de officier van justitie voorafgaand aan de zitting de tenuitvoerlegging gevorderd van de twee weken jeugddetentie, waartoe verdachte voorwaardelijk was veroordeeld bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 7 juli 2020. Voorafgaand aan de zitting is gebleken dat die tenuitvoerlegging al is gelast bij onherroepelijke uitspraak van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 22 februari 2022. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie daarom de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over de vordering niet uitgelaten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu de gevorderde tenuitvoerlegging inmiddels al onherroepelijk is gelast, de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering en zal dat beslissen.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-205818-19
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. de Boef, voorzitter en mr. E. Venekatte en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.