Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 21 maart 2023, staat de vraag centraal of eiseres [A] op basis van een huur- en serviceovereenkomst een bedrag kan vorderen van gedaagde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn voor de vordering van [A]. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde heeft op 1 november 2017 een huur- en serviceovereenkomst gesloten met [C] voor het gebruik van een werkplek. Gedaagde was maandelijks een bedrag van € 39,95 verschuldigd aan [C]. Na een aantal onbetaalde facturen heeft [C] de overeenkomst per 31 mei 2018 beëindigd. Jaren later heeft [B], die zich als gemachtigde van [A] presenteert, gedaagde aangesproken voor een totaalbedrag van € 338,38, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft echter betwist dat zij een overeenkomst met [B] heeft gesloten en heeft de vordering betwist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [B] geen vorderingsrecht kan ontlenen aan de huur- en serviceovereenkomst tussen [C] en gedaagde. De rechter heeft geoordeeld dat de stelling van [B] dat gedaagde de vordering heeft erkend niet opgaat, aangezien gedaagde alleen erkent een bedrag verschuldigd te zijn aan [C]. De rechter heeft geconcludeerd dat [B] geen geldige vordering kan indienen en heeft de vorderingen van [B] afgewezen. Tevens is [A] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil zijn begroot.