ECLI:NL:RBOVE:2023:1149

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
292868 / KG RK 23-77
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoekers tot wraking van rechter in civiele zaken

Op 29 maart 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van twee verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], tegen mr. H.T. Pos. De wrakingskamer verklaarde verzoeker 1 niet-ontvankelijk in zijn verzoek en het verzoek van verzoeker 2 ongegrond. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter het recht zou hebben verduisterd of verzwegen en dat er sprake zou zijn van partijdigheid. De verzoekers waren gedagvaard door het Openbaar Ministerie in verband met overtredingen van de Leerplichtwet 1969. Tijdens een eerdere zitting op 13 februari 2023 had de gemachtigde van de verzoekers een mondeling verzoek tot wraking ingediend, maar de rechter had niet berust in deze wraking. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd en dat de rechter geen partijdigheid had getoond. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter op basis van beschikbare informatie had geoordeeld en dat de verzoekers geen concrete feiten hadden aangedragen die de indruk van partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en de voorzitter aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 292868 / KG RK 23-77
Beslissing van 29 maart 2023
in de zaak van
[verzoeker 1] ,
hierna: [verzoeker 1] ,
wonende te [plaats] ,
en
[verzoeker 2] ,
hierna: [verzoeker 2] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekers tot wraking,
hierna samen te noemen: verzoekers,
gemachtigde: [gemachtigde] (hierna: de gemachtigde).

1.De procedure

1.1.
In de zaken tegen verzoekers onder parketnummers 05.293568.22 (in de zaak van [verzoeker 2] ) en 05-293565.22 (in de zaak van [verzoeker 1] ) heeft op 13 februari 2023 een besloten terechtzitting plaatsgevonden, alwaar mr. H.T. Pos zitting had.
1.2.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft de gemachtigde namens [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een mondeling verzoek tot wraking van mr. H.T. Pos gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting.
1.3.
Mr. H.T. Pos (hierna: de rechter) heeft niet berust in de wraking.
1.4.
Het wrakingsverzoek is op 23 maart 2023 tijdens een besloten mondelinge behandeling behandeld. Verschenen zijn:
  • [verzoeker 2] ,
  • de gemachtigde,
  • [naam] , wettelijk vertegenwoordiger van [verzoeker 1] .
1.5.
De rechter is niet verschenen. Evenmin zijn de andere betrokkenen in de hoofdzaken verschenen.

2.De feiten

2.1.
In de hoofdzaken zijn [verzoeker 2] en [verzoeker 1] gedagvaard door het Openbaar Ministerie in verband met overtreding van artikel 2 lid 1 en lid 3 Leerplichtwet 1969.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
De gemachtigde heeft het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft het recht verduisterd of verzwegen. De rechter heeft zich schuldig gemaakt aan de artikelen 13, 13a en 11 van de Wet algemene bepalingen (hierna: Wet AB). Omdat de wet verduisterd wordt is er sprake van schending van de rechten van [verzoeker 2] als moeder en is geen sprake is van een eerlijk proces ingevolge artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en artikel 14 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: BuPo-verdrag).

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter kan verzoekers niet volgen in hun wrakingsgronden. Hij ziet niet in hoe hij het recht kan hebben verduisterd of verzwegen, zich schuldig zou hebben gemaakt aan (overtreding van) de artikelen 13, 13a en 11 van de Wet AB, dan wel (hiermee) geen recht zou hebben gedaan aan een eerlijk proces volgens artikel 6 EVRM en artikel 14 BuPo-verdrag. Daarnaast ziet de rechter niet in hoe hij daarmee partijdig kan zijn geweest of de schijn van partijdigheid kan hebben opgewekt.
4.2.
Voor zover verzoekers bedoelen dat de rechter het recht heeft verduisterd of verzwegen, omdat hij de Earth Experience School (hierna: de EES) niet heeft erkend als een in Nederland geldig alternatief in het kader van de Leerplichtwet, verschilt hij van mening met verzoekers. De rechter stelt dat hij afgaat op informatie die hij van de leerplichtambtenaar ontvangt en op openbare informatie van het internet. Daaruit blijkt dat de EES niet geaccrediteerd is in Nederland.
4.3.
Voor zover verzoekers bedoelen dat de rechter niet heeft erkend dat hij als Nederlandse rechter geen gezag zou hebben om te oordelen over de kwestie, omdat de EES kennelijk is gelegen in Wonderland in een gebied dat niet is aangeduid in het Nederlandse kadaster, volgt de rechter verzoekers evenmin. Nederlandse staatsburgers zijn onderworpen aan de Leerplichtwet. De Nederlandse rechter die tot een beslissing wordt geroepen, kan dit ingevolge artikel 13 Wet AB niet terzijde leggen. Dit laatste geeft aan dat het verwijt van verduistering en/of verzwijging ingevolge artikel 11 en/of 13 Wet AB geen doel treft.
4.4.
De rechter kan zich eveneens niet vinden in de stelling van verzoekers dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 13a Wet AB. In tegenstelling tot verzoekers, merken de Europese Unie en de rechter Wonderland niet aan als een staat. Er is dus ook geen sprake van handelen in strijd met artikel 13a Wet AB.
4.5.
De rechter stelt zich op het standpunt dat hij geen rechten heeft geschonden en evenmin het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in de artikelen 6 EVRM en 14 BuPo-verdrag, laat staan dat sprake is geweest van partijdigheid of de schijn daarvan.

5.De beoordeling

De schriftelijke reactie van de rechter

5.1.
De wrakingskamer zal eerst ingaan op het standpunt van verzoekers dat de schriftelijke reactie van de rechter met daarin het verweer op het wrakingsverzoek buiten beschouwing moet worden gelaten. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat dit schrijven geen rechtskracht heeft, omdat het niet is ondertekend door de rechter.
5.2.
De wrakingskamer oordeelt als volgt. De ondertekening van de schriftelijke reactie heeft als doel om vast te stellen van wie zij afkomstig is. De wrakingskamer twijfelt er niet aan dat het schrijven afkomstig is van de rechter. De reactie is bij (de griffie van) de wrakingskamer per e-mailbericht van de rechter binnengekomen. De schriftelijke reactie wordt daarom niet buiten beschouwing gelaten.
Het wrakingsverzoek in de zaak van [verzoeker 1]
5.2.
De gemachtigde stelt zich namens [verzoeker 1] op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet alleen is gedaan in de zaak van [verzoeker 2] , maar ook in de zaak van [verzoeker 1] . Het was niet duidelijk dat de rechter was begonnen met het doen van de einduitspraak, omdat hij dit niet had aangekondigd. Het wrakingsverzoek in de zaak van [verzoeker 1] moet daarom alsnog worden behandeld door de wrakingskamer.
5.3.
De wrakingskamer verklaart [verzoeker 1] niet-ontvankelijk in zijn verzoek en overweegt als volgt. Uit artikel 2 lid 5 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Overijssel volgt dat het wrakingsverzoek moet worden gedaan voordat in de hoofdzaak een aanvang is gemaakt met het doen van de einduitspraak. Op basis van het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2023 stelt de wrakingskamer vast dat het wrakingsverzoek is gedaan na het tijdstip waarop de rechter in de zaak van [verzoeker 1] een aanvang heeft gemaakt met het doen van de einduitspraak. Op het moment van de wraking was de rechter al begonnen met het uitspreken van de strafoplegging.
Het wrakingsverzoek in de zaak van [verzoeker 2]
5.4.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat hij die indruk bij [verzoeker 2] heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen over het persoonlijke gevoel van [verzoeker 2] , maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van [verzoeker 2] op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
5.5.
De wrakingskamer verklaart het verzoek van [verzoeker 2] ongegrond en overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de klacht van [verzoeker 2] is gericht tegen de beslissing van de rechter. Immers, dat de rechter Wonderland niet als een aparte staat erkent en daarmee de EES niet als een (buitenlandse) school erkent in de zin van de Leerplichtwet 1969, betreft een inhoudelijke beslissing van de rechter. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel tegen de beslissing aan te wenden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de rechter partijdig is of dat hij die indruk geobjectiveerd bij [verzoeker 2] heeft gewekt, heeft [verzoeker 2] verder niet aangevoerd.
5.6.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde namens [verzoeker 2] een pleitnotitie overgelegd. Voor zover hierin nieuwe gronden staan vermeld, die niet al bij het wrakingsverzoek op 23 maart 2023 zijn aangevoerd, overweegt de wrakingskamer als volgt. Volgens artikel 37 lid 3 Rv moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Uit die bepaling in samenhang met lid 4 volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden, die aan [verzoeker 2] pas nadat zij het wrakingsverzoek heeft gedaan bekend zijn geworden, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Niet gesteld of gebleken is dat de bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aangevoerde feiten en omstandigheden pas na het wrakingsverzoek aan [verzoeker 2] bekend zijn geworden. Met deze gronden kan daarom geen rekening worden gehouden.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
6.1.
verklaart [verzoeker 1] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
6.2.
verklaart het verzoek van [verzoeker 2] ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mr. A. van Holten, mr. F. Koster, mr. C.H. de Haan in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.