ECLI:NL:RBOVE:2023:1147

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
ak_23_671
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting pand op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De zaak betreft de sluiting van een pand op basis van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij de burgemeester van Hengelo op 9 februari 2023 heeft besloten het pand te sluiten voor de duur van drie maanden. De verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit, stelt dat hij geen hennep verkoopt en dat de sluiting onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 maart 2023 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat de hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort, maar dat er in dit geval sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang van de verzoeker aanwezig, aangezien hij tijdelijk bij zijn zus verblijft. De politie heeft in het pand een professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen, wat heeft geleid tot de sluiting. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van het pand, gezien de ernst van de situatie en de overtredingen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij het niet sluiten van het pand. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/671

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. V.P.J. Tuma),
en

de burgemeester van Hengelo

(gemachtigde: I. Heil)

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker naar aanleiding van het door verweerder op
9 februari 2023 genomen besluit, waarbij verzoeker met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gelast als eigenaar het gehele pand en bijbehorende erf [adres] te Hengelo, kadastraal bekend [nummer] (verder: het pand), te sluiten en gesloten te houden gedurende een periode van drie maanden, gerekend vanaf een week na de datum van verzending van dit besluit.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. Dat is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. Daarin is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op ver-zoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten en die de uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigen.
Als sprake is van onverwijlde spoed, dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in bezwaar naar verwachting wel of niet in stand zal blijven. De beoordeling die de voorzieningenrechter in dat kader maakt is voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningen-rechter gebonden.
Onverwijlde spoed?
2. Verzoeker heeft ter zitting meegedeeld dat hij sinds de sluiting van het pand bij zijn zus verblijft maar deze situatie niet te lang kan duren. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang bij de beoordeling of een voorlopige voorziening dient te worden getroffen hiermee gegeven.
De feiten en omstandigheden
3. Op 8 december 2022 heeft de politie een naar haar oordeel bedrijfsmatige professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen in het pand van verzoeker gelegen aan de [adres] te Hengelo. De kelder bestond uit 9 ruimtes die gebruikt werden ten behoeve van de kwekerij, waarvan zeven ruimtes waren ingericht voor het kweken van hennepplanten, één ruimte betrof de zogenoemde “flower kitchen” en één ruimte betrof een opslagruimte. Daarnaast is door de politie geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het pand heeft de bestemming “wonen met bedrijvigheid”. Verzoeker staat ingeschreven op het betreffende adres.
De besluitvorming van verweerder
4. Verweerder heeft gesteld dat in de kweekruimtes allerlei attributen en goederen stonden welke normaliter ook in professionele en bedrijfsmatige hennepkwekerijen worden aangetroffen, zoals assimilatielampen, ventilatoren, koolfilters, transformatoren, dompel-pompen en dergelijke. Daarnaast blijkt de mate van professionaliteit uit de omvang van de kwekerij. Op basis van de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten mag naar het oordeel van verweerder worden aangenomen dat deze bestemd zijn voor de handel en dat het pand daarmee een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Verder zijn er verschillende meldingen gedaan omtrent geuroverlast. Verweerder heeft verder gesteld dat verzoeker niet alleen de Opiumwet heeft overtreden, maar door op illegale wijze stroom af te nemen heeft verzoeker zich tevens schuldig gemaakt aan diefstal en daarmee het wetboek van Strafrecht overtreden. Verweerder heeft hierin aanleiding gezien om verzoeker op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet te gelasten het pand te sluiten voor de duur van drie maanden.
Standpunt verzoeker
5. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het besluit van 9 februari 2023 onrechtmatig althans onbegrijpelijk is, althans onzorgvuldig is voorbereid, althans niet zonder meer toereikend is gemotiveerd. Verzoeker stelt dat de onderhavige overtreding van de Opiumwet – het aantreffen van 80 hennepplanten en 47 hennepsteken – niet als een dusdanig ernstig geval kan worden aangemerkt dat afgeweken moet worden van de hoofdregel van het zogenaamde Damoclesbeleid, namelijk dat bij een eerste overtreding niet direct over wordt gegaan tot sluiting van de woning ex artikel 13b Opiumwet, doch dat wordt volstaan met een (eenmalige) waarschuwing. Verzoeker stelt verder dat de schending van zijn grond-rechten niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreden normen, in casu bestaande uit het enkel aanwezig hebben van 80 hennepplanten en 47 hennepstekken. Dit, in samenhang met de omstandigheid dat er sprake is van een eerste overtreding van de Opiumwet op basis waarvan verweerder eerst tot een waarschuwing had moeten overgaan, maakt dat verzoeker onevenredig in zijn belangen is geschaad. In de zaak van verzoeker is niet gebleken vanuit politieonderzoek naar voren gekomen concrete aanwijzingen waaruit volgt dat er in, vanuit en/of direct rondom de woning is gehandeld in verdovende middelen. De woning staat ook niet bekend als een drugspand.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
6. In het pand heeft de politie in totaal 75 hennep moederplanten en 47 hennepstekken, verdeeld over de kweekruimtes alsmede de daarbij behorende attributen aangetroffen. Verzoeker heeft deze constatering niet betwist. Gelet op de hoeveelheid hennepplanten heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het aannemelijk is dat de hennep bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt) dat deze aanname niet juist is. Ter zitting heeft verzoeker gepassioneerd naar voren gebracht dat planten een grote passie en hobby van hem is en dat hij geen hennep verkoopt. De voorzieningenrechter acht deze verklaring echter niet geloofwaardig, gelet op onder meer het grote aantal aangetroffen hennepplanten, het feit de stroom van de meter werd afgetapt en de aanwezigheid van professionele apparatuur. Verder past de stelling van verzoeker niet bij de constatering van de politie dat sprake is geweest van minimaal een eerdere oogst van hennepplanten.
7. Nu in het pand handelshoeveelheden softdrugs (meer dan 5 hennepplanten) zijn aangetroffen was verweerder daarom op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van de last tot sluiting. Het gaat hierbij om een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het aan verweerder is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken.
Is de sluiting in overeenstemming met verweerders beleid? Sprake van bijzondere omstandigheden?
8. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in het primaire besluit voldoende inzichtelijk gemaakt waarom het in dit geval niet onevenredig is het pand in overeenstemming met het Damoclesbeleid voor drie maanden te sluiten. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van zijn beleid had moeten afwijken is niet gebleken. Gezien de ernst van de aangetroffen situatie, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat tegen de gevolgen van drugshandel groter heeft geacht dan het belang dat verzoeker heeft bij het niet sluiten van het pand/de woning. Verder is inherent aan een sluiting van een woning dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat hij op dit moment bij zijn zus verblijft. Hij heeft niet aangegeven dat dat deze situatie op zeer korte termijn beëindigd moet worden dan wel dat hij op het punt staat dakloos te worden. Ook dient hierbij nog te worden aangetekend dat verweerder heeft aangegeven dat verzoeker tijdens de sluiting gebruik mag maken van zijn camper en dat hierover nadere afspraken gemaakt kunnen worden.
Had verweerder met een waarschuwing moeten volstaan?
9. De voorzieningenrechter overweegt, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling), dat in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet in algemene zin is vermeld dat de burgemeester bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient over te gaan, maar moet volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Van dit uitgangspunt mag hij in ernstige gevallen afwijken. [1]
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een ernstige situatie waarbij een sluiting gerechtvaardigd is. Hiervoor acht de voorzieningenrechter redengevend dat sprake is van een zeer ruime overschrijding van de hoeveelheid toegestane softdrugs. Anders dan bij een geringe overschrijding, hoeft van verweerder in dat geval niet zonder meer verwacht te worden dat hij bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid afweegt of volstaan kan worden met een minder verstrekkende maatregel (vergelijk uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738).
10. De rechtbank acht verder van belang dat verweerder heeft aangegeven dat er in de straat waar het pand zich bevindt al vaker hennepkwekerijen zijn aangetroffen en zich op het standpunt heeft mogen stellen te willen voorkomen dat de dat wijk/buurt zich verder ontwikkelt tot een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Dit in samenhang gezien met de aanmerkelijke overschrijding van de hoeveelheid toegestane softdrugs en de gevaarlijke situatie rond het illegaal aftappen van elektriciteit, maakt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een ernstige situatie die sluiting van het pand noodzakelijk maakt. Het door de gemachtigde van verzoeker gedane beroep op een tweetal uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland slaagt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet omdat de feitelijke situatie in die gevallen op relevante punten te veel verschilt van deze zaak.
11. Dit brengt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om het pand voor de duur van drie maanden te sluiten en dat het primaire besluit in stand zal kunnen blijven.
Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af
.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:130, onder 4.2