ECLI:NL:RBOVE:2023:1120

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
08/000892-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling na onvoldoende bewijs in Deventer

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige vrouw, die werd verdacht van zware mishandeling. De rechtbank heeft de vrouw vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatte om tot een bewezenverklaring te komen. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 23 augustus 2020 in Deventer, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een conflict met het slachtoffer. Tijdens de zitting op 28 februari en 28 maart 2023 heeft de officier van justitie, mr. A. Stoop, een taakstraf geëist, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Vlug, vrijspraak bepleitte. De rechtbank concludeerde dat de enige actie van de verdachte, het gooien van een petflesje naar het slachtoffer, niet voldoende was om te spreken van zware mishandeling of mishandeling. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk is in zijn vordering, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/000892-22 (P)
Datum vonnis : 28 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 februari 2023 en 28 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Stoop en van wat door verdachte en haar raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 augustus 2020:
primair:met anderen of alleen heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar
te mishandelen, door met een stoel en/of een desinfectiezuil en/of een pizzaschep op zijn hoofd en/of lichaam te slaan/gooien dan wel;
subsidiair:dat zij, met anderen of alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Deventer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meerdere malen met een stoel en/of desinfectiezuil en/of pizzaschep,
althans met een hard en/of scherp voorwerp, die voornoemde [slachtoffer] op/tegen het
gezicht/hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen/gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Deventer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld, door een of meerdere malen met een stoel en/of
desinfectiezuil en/of pizzaschep, althans met een hard en/of scherp voorwerp, die
voornoemde [slachtoffer] op/tegen het gezicht/hoofd, althans op/tegen het lichaam te
slaan of te gooien.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de feiten en omstandigheden zijn op te delen in twee incidenten. Tijdens het eerste incident, wat plaatsvond in de keuken, was sprake van een worsteling plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [slachtoffer] , waarbij ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) betrokken waren. Op dit gedeelte ziet de tenlastelegging van verdachte niet, aldus de officier van justitie.
Tijdens het tweede incident, in het restaurantgedeelte, werd [slachtoffer] door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangevallen. Zij gooiden allerlei voorwerpen naar [slachtoffer] en sloegen hem met een pizzaschep. Er kan echter niet worden vastgesteld met welke kracht is geslagen en hoe het letsel van [slachtoffer] precies is ontstaan. Om die reden moet verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Volgens de officier van justitie kan het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen worden verklaard. Een beroep op noodweer komt verdachte niet toe. In dit verband heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte zich na het eerste moment in de keuken had kunnen en moeten distantiëren. [slachtoffer] had in het restaurant geen mes bij zich. Het tegen hem gebruikte geweld was dan ook niet proportioneel, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen geweldshandelingen heeft gepleegd. Enkel kan worden vastgesteld dat verdachte één keer met een petflesje in de richting van [slachtoffer] heeft gegooid. Niet is vast te stellen dat dit letsel of pijn heeft opgeleverd.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat verdachte een beroep toekomt op noodweer, of
noodweerexces, wat moet leiden tot vrijspraak respectievelijk ontslag van alle
rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en van wat op ter terechtzitting van 28 februari 2023 is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 augustus 2020 ontving de politie omstreeks 17.00 uur een melding van een incident in [pizzeria] in Deventer. Ter plaatse, in de keuken van het restaurant, troffen de politieagenten een man aan (naar later bleek: [slachtoffer] ), die door twee andere mannen en één vrouw (naar later bleek: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte) in bedwang werd gehouden. [slachtoffer] had een mes vast in zijn rechterhand.
Voordat de politieagenten ter plaatse waren, was verdachte samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer] aan het werk in de keuken van de pizzeria. Rond 16.45 uur ontstond er een woordenwisseling tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . [slachtoffer] gaf [medeverdachte 1] vervolgens een duw, waarna er een worsteling ontstond tussen [medeverdachte 1] , [slachtoffer] , verdachte en [medeverdachte 2] . Op het moment dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] onder controle had, verplaatsten verdachte en [medeverdachte 1] zich naar het restaurantgedeelte. Kort daarna verplaatste ook [slachtoffer] zich naar het restaurantgedeelte, waarna er wederom een worsteling tussen [medeverdachte 1] , [slachtoffer] , verdachte en [medeverdachte 2] ontstond. Tijdens deze worsteling gooide verdachte een petflesje naar [slachtoffer] en gooide [medeverdachte 1] een desinfectiezuil en een stoel naar het lichaam van [slachtoffer] . [medeverdachte 2] probeerde [slachtoffer] op afstand te houden. Hij gebruikte hiervoor een aluminium pizzaschep en sloeg [slachtoffer] hiermee één keer op zijn hoofd.
[slachtoffer] heeft als gevolg van het incident één nacht in het ziekenhuis moeten verblijven. Uit de geneeskundige verklaring en het journaal van de huisarts blijkt dat bij [slachtoffer] onder andere een snijwond aan zijn rechterpols, snijwondjes aan de linkerzijde van het hoofd en diverse hematomen op zijn romp en armen zijn geconstateerd.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het primair en het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het dossier (waaronder ook begrepen de videobeelden) bevat geen bewijsmiddelen die de verklaring van [slachtoffer] , dat verdachte geweldshandelingen jegens hem zou hebben verricht, ondersteunen.
Op basis van het dossier kan (enkel) geconstateerd worden dat verdachte in het restaurant een petflesje naar [slachtoffer] heeft gegooid. Naast het feit dat dit niet is aan te merken als een hard en/of scherp voorwerp, zoals in de tenlastelegging is benoemd, is het enkele gooien van een petflesje onvoldoende voor het kunnen aannemen van (het medeplegen van) een poging zware mishandeling of mishandeling. In dat verband is ook van belang dat niet is gebleken dat [slachtoffer] als gevolg van het gooien met het petflesje pijn heeft ondervonden of letsel heeft opgelopen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.De schade van benadeelde

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Omdat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank [slachtoffer] op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. A. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.