ECLI:NL:RBOVE:2023:1101

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
AK_22_161
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verkeersbesluit voor laad- en losplaats aan de Kerkweg in Giethoorn

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 27 maart 2023, wordt het beroep van eisers tegen het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland beoordeeld. Het verkeersbesluit betreft de aanwijzing van de oostzijde van de Kerkweg, ter hoogte van de molen, als laad- en losplaats. Eisers, die zich verzetten tegen dit besluit, stellen dat het niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de gevolgen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied niet zijn meegewogen. De rechtbank constateert dat het verkeersbesluit niet voldoende is onderbouwd en dat er geen analyse is gemaakt van de huidige verkeerssituatie. De rechtbank oordeelt dat het besluit niet in stand kan blijven en vernietigt het. Verweerder wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers. De rechtbank benadrukt dat het aan verweerder is om de nodige verkeersbesluiten te nemen en dat er mogelijk nader onderzoek nodig is om het gebrek in de motivering te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/161

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers,

(gemachtigde: mr. R.S. Wertheim),
en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland (verweerder),

(gemachtigde: M.A. Kruisdijk).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verkeersbesluit van verweerder van 18 mei 2021, dat inhoudt dat de oostzijde van de Kerkweg, ter hoogte van de molen met adresnummer 50A, wordt aangewezen als laad- en losplaats (hierna: het verkeersbesluit).
Met het bestreden besluit van 10 december 2021 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en [eiseres] de gemachtigde van verweerder en als deskundige [naam 1] van verkeerskundig adviesbureau [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. De in geding zijnde laad- en losplaats (loswal) ligt ten zuidwesten van Giethoorn en bestaat uit een asfaltstrook tussen de Dorpsgracht en de Kerkweg. De loswal wordt van oudsher gebruikt door inwoners en bedrijven voor overslag van goederen. De goederen worden met (vracht)voertuigen aan- of afgevoerd op of van een boot of ponton. De loswal wordt onder andere gebruikt om (grote) goederen als materiaalcontainers en chalets over het water te vervoeren naar woningen, bedrijven en campings in Giethoorn die slechts beperkt over de weg bereikbaar zijn.
2. Aan de waterzijde van de rijbaan (de oostzijde) geldt het verbod voor voertuigen om stil te staan (verkeersbord E2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990)). Dit verbod strekt zich niet uit tot de loswal. Om de loswal aan de Kerkweg enkel beschikbaar te stellen voor bevoorradend verkeer heeft verweerder door het plaatsen van het bord E7, van bijlage I van het RVV 1990 de wal aangewezen als een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Hiermee is het verboden voertuigen op de loswal te parkeren.
3. Om ook het mechanisch verladen van goederen op de loswal planologisch mogelijk te maken heeft de gemeenteraad op voorstel van verweerder op 21 april 2020 het bestemmingsplan “Giethoorn Loswal Kerkweg” vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit hebben eisers beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
De Afdeling heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke ordening (de StAB) als deskundige benoemd om nader onderzoek te verrichten. De StAB heeft bij brief van 28 september 2021 verslag van het onderzoek uitgebracht (hierna: het StAB-verslag).
De Afdeling heeft het vaststellingsbesluit bij uitspraak van 20 juli 2022 vernietigd omdat niet uitgesloten is dat het plan significante gevolgen kan hebben voor het betrokken Natura 2000-gebied “De Wieden” en de gemeenteraad ten onrechte geen passende beoordeling heeft verricht, maar heeft volstaan met een voortoets.
Verkeersbesluit
4.1
Verweerder stelt dat geparkeerde voertuigen het gebruik van de loswal bemoeilijken of onmogelijk maken. Daardoor kunnen hinderlijke en verkeersonveilige situaties ontstaan, omdat bijvoorbeeld gedeeltelijk vanaf de rijbaan moet worden geladen en gelost.
4.2
Bij besluit van 18 mei 2021 heeft verweerder, na overleg met de korpschef en de verkeerspolitie, door middel van het plaatsen van verkeersbord E7 van bijlage 1 van het RVV 1990 en het aanbrengen van belijning de loswal aangewezen voor laden en lossen.
Volgens verweerder leidt dit tot een verbetering van de herkenbaarheid van de loswal en kan deze daardoor overeenkomstig zijn functie worden gebruikt en worden hinder en overlast en verkeersonveilige situaties zoveel als mogelijk beperkt.
4.3
Bij de beslissing op bezwaar heeft verweerder het verkeersbesluit gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij overwogen dat op basis van het bestemmingsplan “Giethoorn- Loswal Kerkweg” de loswal op deze locatie is toegestaan.
Ten aanzien van het door eisers gestelde dat het verkeersbesluit niet past binnen de status van het Natura 2000-gebied stelt verweerder dat de Wet natuurbescherming geen toetsingskader is bij het nemen van een verkeersbesluit.

Beroepsgronden

5. Eisers stellen dat met vernietiging van het bestemmingsplan “Giethoorn-Loswal Kerkweg” vrijwel alle overwegingen die aan het verkeersbesluit ten grondslag liggen, zijn komen te vervallen.
Verder heeft verweerder volgens eisers de gevolgen voor het aangrenzende Natura 2000-gebied niet meegewogen bij het nemen van het verkeersbesluit.
Eisers voeren verder, samengevat weergegeven, aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd.
Eisers stellen in dat verband dat verweerder niet onderbouwt dat de verkeersveiligheid door het plaatsen van de verkeersborden en het aanbrengen van de belijning verbetert.
Een losplaats op deze locatie is ook gelet op wat StAB heeft geschreven, niet in het belang van de verkeersveiligheid en doet daaraan zelfs afbreuk.

Beoordeling

6.1
Voor zover eisers beogen te betogen dat, zoals ter zitting toegelicht, met vernietiging van het vaststellingsbesluit van het bestemmingplan het verkeersbesluit zinledig is geworden omdat daarmee niet alleen het mechanisch laden en lossen niet meer is toegestaan maar ook het handmatig laden en lossen, indien bedrijfsmatig, planologisch verboden is volgt de rechtbank eisers niet.
6.2
Zoals verweerder in beroep heeft uiteengezet heeft het verkeersbesluit tot gevolg dat de loswal wordt vrijgehouden van stilstaande en geparkeerde voertuigen en het laden en lossen zoveel mogelijk kan plaatsvinden op de loswal zelf in plaats van op de rijbaan. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het handmatig laden en lossen op grond van de verkeersbestemming ingevolge het oude, herleefde bestemmingsplan “Giethoorn” is toegestaan waarbij geen onderscheid is tussen al dan niet bedrijfsmatig.
6.3
Het verkeersbesluit is in die zin niet achterhaald.
6.4
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Wettelijk kader en toetsingskader

7.1
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
7.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie onder meer ECLI:NL:RVS:2023:278, komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij het uitleggen van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde begrippen. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het bestuursorgaan gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte, in overeenstemming is met het recht. Daarbij beoordeelt de bestuursrechter of het bestuursorgaan de hem toekomende beoordelingsruimte redelijkerwijs op die manier heeft kunnen invullen.
7.3
Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen naar zijn oordeel bij het besluit moeten worden betrokken, moet het vervolgens die belangen tegen elkaar afwegen. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot dezelfde belangenafweging en daarmee tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
7.4
Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat het college niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke manier die belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
7.5
Verweerder heeft aan het verkeersbesluit de volgende belangen ten grondslag gelegd:
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer en het verzekeren van de veiligheid op de weg. Het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer acht verweerder van ondergeschikt belang.
7.6
Met eisers is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat met het verkeersbesluit de verkeersveiligheid wordt gediend. De rechtbank constateert dat aan het verkeersbesluit geen analyse van de huidige feitelijke situatie ten grondslag ligt.
Het door [naam 2] opgestelde verkeersjuridisch advies van 11 maart 2021 voldoet in dat opzicht niet omdat daarin ten aanzien van de huidige situatie uitsluitend in zijn algemeenheid wordt aangegeven dat dat door toename van de activiteiten het gebruik van de loswal is toegenomen met meldingen van hinder en overlast tot gevolg.
7.7
Ter zitting heeft verweerder erkend dat er geen onderzoek is gedaan naar de omvang van het ter plekke parkeren en het veroorzaken van hinder en verkeersonveiligheid, omdat bijvoorbeeld gedeeltelijk vanaf de rijbaan moet worden geladen en gelost.
7.8
Ook in het StAB-verslag wordt geconcludeerd dat bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor de verkeersveiligheid een analyse van de verkeersstromen op de Kerkweg betrokken had moeten worden om de noodzaak van aanvullende (verkeers) maatregelen te kunnen beoordelen.
7.9
Gelet op het voorgaande, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering niet op het standpunt kunnen stellen dat het verkeersbesluit bijdraagt aan voornoemde belangen. De beroepsgrond slaagt.
8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Dit betekent dat het besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De overige beroepsgronden hoeven niet meer te worden besproken. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen, omdat het primair aan verweerder is om verkeersbesluiten te nemen. Ook draagt de rechtbank verweerder niet op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (de zogenoemde bestuurlijke lus), omdat mogelijk nader onderzoek nodig is om het gebrek te herstellen.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674, - (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Landstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is buiten staat te tekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden;
c. de bestrijding van de epidemie van covid-19.
[…]
Artikel 15
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.